2019D45974 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 oktober 2019 inzake het op 1 juli 2019 te Bagdad tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Irak tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting (Kamernummer 35 324, nr. 1).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Irak tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting (hierna: het Verdrag). Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het Verdrag zich verhoudt met het internationale verdragenbeleid.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of bekend is met welke andere EU-lidstaten Irak een belastingverdrag heeft gesloten en of deze belastingverdragen reeds in werking zijn getreden.

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel van de circa 90 belastingverdragen ook van toepassing zijn op het Caribische gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten of het Verdrag overeenkomt met de gemaakte keuzes in het Multilateraal Instrument (MLI). Zijn er verschillen en zo ja welke?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie lezen in de Nota van Toelichting bij het Verdrag dat de import vanuit Irak hoofdzakelijk uit ruwe olie bestaat. Heeft de inbreng van het bedrijfsleven zoals dat plaatsvond bij de totstandkoming van dit Verdrag zich op deze import gericht? Zo ja, wat was de inbreng van deze bedrijven, wat is veranderd naar aanleiding van deze inbreng en waarom is hier zo nadrukkelijk gehoor aan gegeven? De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of het initiatief tot onderhandelen door Nederland of door Irak is genomen. Welke rol heeft de voormalige Nederlandse Minister van Defensie en huidig VN-gezant gespeeld bij de onderhandelingen, de afronding daarvan en de ondertekening van het Verdrag?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij nadrukkelijk mensenrechtenorganisaties heeft betrokken bij de totstandkoming van het Verdrag, gelet op de voortdurende onrust in Irak en de mogelijkheid dat handelsrelaties, zeker als deze oliewinning betreffen, een negatieve invloed kunnen hebben op mensenrechten. Zij wijzen hierbij bijvoorbeeld op de situatie in Bodo en vragen de Staatssecretaris wat is gedaan om een dergelijke situatie te voorkomen. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris welke export hij verwacht onder dit Verdrag en of hierbij sprake zal zijn van wapenhandel. Zij vragen daarnaast of met dit Verdrag meer hoogwaardige producten uit Irak zullen worden geïmporteerd, iets dat naar de mening van deze leden de Irakese bevolking meer ten goede zal komen dan enkel de import van grondstoffen.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris welke technische aanpassingen zijn gemaakt en welke gevolgen deze hebben voor de werking van het Verdrag. Tevens vragen deze leden of deze wijzigingen tot stand zijn gekomen op basis van de inbreng van derden. Daarnaast vragen zij de regering waarom opnieuw is gekozen voor het OESO-modelverdrag terwijl het VN-modelverdrag geschikter is voor de handelsrelaties met ontwikkelingslanden, een status die Irak mede dankzij de door Nederland ondersteunde oorlog opnieuw heeft bereikt.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre uitzonderingen bestaan op de statutaire tarieven die Irak hanteert en of deze basis voor belastingontwijking kunnen vormen zoals mogelijk blijkt bij de wet op een voorwaardelijke bronbelasting die nu ter stemming ligt in de Kamer. Bestaat het risico dat bedrijven alsnog een lager tarief dan 15% gaan betalen over inkomsten uit rente en royalty’s?

Naar boven