Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2019D40567 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2019D40567 |
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 6 september 2019 houdende de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek Internationalisering van het (hoger) onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 782).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, La Rocca
Nr |
Vraag |
---|---|
1 |
Kunt u aangeven waarom in het IBO1-rapport niet of nauwelijks aandacht is voor internationalisering in het middelbaar beroepsonderwijs? |
2 |
Is uw rol als Minister bij het oproepen van instellingen tot een duidelijke internationaliseringsstrategie vooral monitorend of ook sturend? |
3 |
Zijn er al signalen dat de instroom van niet-EER-studenten2 druk zet op de financierbaarheid en kwaliteit van het Nederlands onderwijsstelsel? |
4 |
Kunt u vertellen of er verschil zal gaan zitten tussen de minimumtarieven van de verschillende niet-EER-landen? |
5 |
Kunt u verduidelijken hoe u bij instellingen die hier nog geen beleid op hebben, gaat stimuleren om ook voor docenten bewust taalbeleid Engels op minimaal C1-niveau in te voeren? |
6 |
Bent u van plan om ook internationale studenten te betrekken in de medezeggenschap, en ook bij studentenverenigingen in het algemeen? Zo ja, hoe? |
7 |
Welke stappen gaat u zetten om de aandacht voor internationalisering binnen het middelbaar beroepsonderwijs te versterken, gezien het feit dat het IBO-rapport zich nauwelijks richt op het mbo, maar u in uw reactie aangeeft inclusie van het mbo met betrekking tot internationalisering wél belangrijk te vinden? |
8 |
Kunt u concreet toelichten op welke manier het door u genoemde SCP3-rapport «Denkend aan Nederland» heeft bijgedragen aan de onderschrijving van het belang van deze maatregelen? |
9 |
Wat wordt er precies verwacht van instellingen als het gaat om een inspanningsverplichting, hoe wordt dit getoetst en hoe vindt er al dan niet een afrekening plaats? |
10 |
Welke juridische bezwaren ziet u om een «cap»-variant uit het IBO in te voeren voor niet-EER-studenten? |
11 |
Waarom gaat u nogmaals onderzoeken of een noodbeperking op capaciteit wenselijk is, als instellingen aangeven dit te willen en het IBO concludeert dat we aan de grenzen van ons onderwijssysteem zitten? |
12 |
Kunnen we de uitwerking van de noodbeperking op de capaciteit vóór de behandeling van het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid verwachten? |
13 |
Gaat u in de gesprekken die u gaat voeren over mobiliteitsstromen van EER-studenten ook het nieuwe voornemen van België bespreken, dat inhoudt dat het minder Nederlandse studenten wil toelaten? Wat is uw insteek bij dit gesprek? |
14 |
Kunt u aangeven uit welke elementen het nieuwe minimumtarief voor niet-EER-studenten zal worden opgebouwd en bepaald? |
15 |
Welke beurzen geeft Nuffic allemaal voor inkomende buitenlandse studenten? Hoeveel studenten kunnen aanspraak maken op deze beurzen voordat het potje is uitgeput en welk bedrag krijgen studenten dan (maandelijks/jaarlijks) toegekend? Zijn er naast Nuffic nog andere organisaties (waaronder ook de instellingen zelf) die beurzen verstrekken? Zo ja, welke? |
16 |
Kunt u schetsen hoe, na het afbouwen van de Neso-subsidie4 na 2021, de versterking van de kennisdiplomatie eruit zal zien? |
17 |
Heeft u bij uw afwijzing van het verruimen van de selectiemogelijkheden ook in overweging genomen PERCENTAGES te gebruiken als middel om een balans te vinden tussen Nederlandse en internationale studenten? |
18 |
Kunt u aangeven op welke manier u «effectiviteit» definieert, wanneer u zegt dat u een beter beeld wilt krijgen van de verschillende mogelijke vormen van internationalisering? |
19 |
Kunt u aangeven op welke manier u instellingen wilt oproepen een duidelijke internationaliseringsstrategie te ontwikkelen? |
20 |
Waarom is in het CPB-onderzoek «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo» alleen gekeken naar de kosten die het Rijk maakt voor buitenlandse studenten, en zijn de kosten voor gemeenten (denk aan studentenhuisvestiging, aanpassing (fiets-)infrastructuur, sport, cultuur et cetera) of instellingen zelf (collegezalen uitbreiden, meer docenten moeten aanstellen etc.) daarin niet meegenomen? Kan alsnog een berekening opgesteld worden waarin deze kosten wel opgenomen zijn? |
21 |
Hoe verhouden verhalen zoals uit het Algemeen Dagblad van 9-10-2018 «TU wordt voor studenten buiten EU stuk duurder», waaruit blijkt dat het gevraagde collegegeldtarief voor niet-EER-studenten niet kostendekkend is en buitenlandse studenten jarenlang uit rijkspotjes zijn bekostigd, zich tot de rekenmethode en conclusies uit het CPB-onderzoek «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo», waarin gesteld wordt dat niet-EER-studenten het Rijk geen geld kosten? |
22 |
Zijn de buitenlandse studenten die na hun studie niet in Nederland gebleven zijn (70% van de wo'ers en 90% van de hbo'ers) meegenomen in de berekeningen van het totaalbeeld van kosten en lasten in het CPB-onderzoek «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo»? Of zijn de kosten en lasten alleen voor verschillende groepen studenten vergeleken? |
23 |
Waarom zijn kosten zoals het tekort aan studentenkamers door buitenlandse studenten, dat een prijsopdrijvend effect heeft, niet meegenomen in de berekening van het CPB-onderzoek «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo», terwijl dit wel degelijk zorgt voor extra kosten voor de samenleving? |
24 |
In hoeverre vindt u het terecht als de kosten en baten van internationalisering zó economisch bekeken worden als in het CPB-onderzoek «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo», dat we niet meer inzetten op het binnenhalen van buitenlandse afgestudeerden in plaats van buitenlandse studenten? |
25 |
Wanneer kunnen we de uitkomsten van het onderzoek naar de ramingen van internationale studenten verwachten? |
26 |
Kan er een uitsplitsing gemaakt worden van de 76% van de wo-masteropleidingen die Engelstalig is en de 24% die Nederlandstalig is, naar instelling en richting? |
27 |
Hoeveel studenten zitten er totaal in de 76% van de wo-masteropleidingen die Engelstalig is en hoeveel in de 24% die Nederlandstalig is? |
28 |
Kunnen niet-EER-studenten op geen enkele manier in aanmerking komen voor studiefinanciering of collegegeldkrediet? |
29 |
Wanneer doet de situatie zich voor dat studenten geen volledige studiefinanciering krijgen en ze bij DUO5 een bedrag kunnen lenen ter hoogte van het collegegeldkrediet (ho)? |
30 |
Hoe hoog is het bedrag van uitstaande schulden aan collegegeldkrediet dat verleend is aan buitenlandse studenten? Hoe verloopt het innen van deze schulden? |
31 |
Wat is een «lager salariscriterium» en wie draait voor deze kosten op? |
32 |
In hoeverre heeft een lager salariscriterium een verdringingseffect op Nederlandse studenten? |
33 |
Welke acht sectoren doen mee aan de pilot «inkomende mobiliteit mbo 4»? Hoeveel studenten hebben hieraan in de afgelopen jaren meegedaan? Wanneer kan de Kamer een tussenevaluatie en eindevaluatie verwachten? |
34 |
Hoe en door wie wordt getoetst of EU-studenten voldoen aan de voorwaarde dat ze voldoende geld hebben om te overleven en een ziektekostenverzekering hebben? Wat is «voldoende geld om te overleven»? |
35 |
Wat doen DIA en Stichting CINOP met betrekking tot internationalisering in het ho? Zijn er ook organisaties die zich bezighouden met internationalisering van het mbo? Hoeveel geld uit OCW gaat daarnaartoe? |
36 |
Hoeveel legt Nederland relatief in voor Erasmus+? En hoeveel hebben wij de afgelopen jaren teruggekregen uit Erasmus+ doordat Nederlandse studenten hierop aanspraak maakten? |
37 |
Wat is arbeidsparticipatie? Betekent dit dat niet-EER-studenten kleinere contracten hebben dan EER-studenten en Nederlandse studenten? Wat is een verklaring hiervoor? Kunnen niet-EER-studenten aanspraak maken op bijstand? |
38 |
Hoever zou volgens u de groei van het aantal internationale studenten nog door kunnen zetten als het IBO concludeert «op termijn zal een verdere toename van EER-studenten leiden tot verdringing van andere rijksuitgaven, de noodzaak om belastingen te verhogen of tot een lagere bekostiging per student, wat druk zet op de kwaliteit van onderwijs en voorzieningen»? |
39 |
Hoe ziet u de toegankelijkheid van de kunstopleidingen voor Nederlandse studenten, aangezien deze zowel met een fixus werken als veel buitenlandse studenten aantrekken? |
40 |
Hoe ziet u de uitwerking voor zich van het verplichten van een minimumaantal Nederlandstalige vakken? |
41 |
Bent u voornemens in te grijpen in het curriculum van opleidingen om een minimumaantal Nederlandstalige vakken te verplichten? |
42 |
Wanneer kunnen we het inspectieonderzoek naar selectie en toegankelijkheid verwachten, waarin de effecten van de internationalisering voor het Nederlandse hogeronderwijsstelsel en mogelijke verdringingseffecten voor Nederlandse studenten worden onderzocht? |
43 |
Wie houdt er toezicht op het naleven van de Wet op studiefinanciering? |
44 |
Kan een EER-student in aanmerking komen voor studiefinanciering als deze een Nederlandse partner heeft die 56 of meer uur per maand werkt? Zo nee, waarom niet? |
45 |
Waarom kunnen studenten bij duale opleidingen wel aanspraak maken op studiefinanciering en studenten van deeltijdopleidingen niet? |
46 |
Wat is het verschil tussen een financieel motief van instellingen om buitenlandse studenten te werven en het motief om een eventueel verlies van Nederlandse studenten als gevolg van demografische krimp op te vangen met buitenlandse studenten? Zijn beide geen financiële motieven? |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2019D40567.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.