2019D26881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 mei 2019 houdende het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving i.v.m. het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken Kamerstuk 32 757, nr. 153).

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving i.v.m. het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving i.v.m. het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken. Het stemt deze leden tevreden dat er maatregelen komen om de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken te verbeteren.

De leden van de VVD-fractie concluderen uit het Ontwerpbesluit dat er maatregelen genomen worden met betrekking tot het veilig aanbrengen van gespoten PUR-schuim. Ook zien deze leden in het Ontwerpbesluit dat tijdens het aanbrengen van gespoten PUR-schuim en tot ten minste twee uur na afloop van de werkzaamheden er geen personen aanwezig mogen zijn. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen over de tijd verloopt, ook gezien het feit dat er in het Ontwerpbesluit wordt gesproken over «ten minste» twee uur. In hoeverre speelt de wijze van aanbrengen een rol in de risico’s van PUR-schuim en is het nodig om de maatregelen met betrekking tot het veilig aanbrengen uit te breiden? De leden van de VVD-fractie vragen zich ook af of er nog andere soorten schuim, korrels en andere op olie gebaseerde isolatieproducten zijn die tot gezondheidsrisico’s kunnen leiden bij het aanbrengen.

De leden van de VVD-fractie zien in het Ontwerpbesluit dat er striktere voorschriften komen met betrekking tot de geluidseisen voor installaties voor warmte- of koudeopwekking. Zij vragen zich af of, gezien het benodigde draagvlak voor de energietransitie, deze geluidseisen niet nog strikter kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de bruikbaarheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen, ook wel het Verzamelbesluit Bouwbesluit 2012 genoemd.

De leden van de CDA-fractie steunen regulering van de geluidsbelasting van buitenunits van lucht-warmtepompen. Eventuele overlast moet voorkomen worden door goede normen te stellen die rekening houden met de fysieke context, technische haalbaarheid en betaalbaarheid. Alleen zo kan verdere opschaling van deze duurzame klimatiseringstechniek rekenen op breed maatschappelijk draagvlak.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de voorgestelde geluidsvoorschriften voor buitenunits zijn gebaseerd op het rapport «Onderzoek geluideisen buiten opgestelde warmtepompen en airco’s in bouwregelgeving» en dat dat rapport stelt dat cumulatie van geluid van warmtepompen bij gestapelde bouw, vergeleken met rijtjeshuizen, wordt beperkt door de grotere afstand tot de buren horizontaal en door de afscherming van balkons waar de units op geplaatst zullen worden. Geldt dat ook voor situaties met gestapelde bouw van relatief kleine woningen, die in grote steden veel voorkomt, zo vragen zij. Er zijn immers in dicht bevolkte steden situaties dat de woningen relatief klein zijn terwijl de balkons aan de achterzijde zijn gelegen waar zich bij gesloten bouwblokken een stille binnentuin bevindt waaraan de slaapkamers grenzen. Daar kan volgens deze leden toch veel hinder ontstaan.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het niet wenselijk is dat bij elke woning er een geveldeel moet zijn dat dusdanig stil is dat men met een open raam kan slapen. De norm die daarvoor wordt aangehouden is een nachtwaarde van 38 dB waardoor de gebruiker van de warmtepomp zelf ook beschermd wordt tegen zijn/haar eigen geluidsoverlast.

De leden van de CDA-fractie vragen of in de Omgevingswet aandacht zal komen voor cumulatie van geluid afkomstig van dezelfde bronnen? Is het verstandig om daar nu reeds rekening mee te houden, om te voorkomen dat er situaties ontstaan die straks bij de invoering van de Omgevingswet ongewenst zijn of waarbij de gewenste omgevingswaarde naar boven bijgesteld moet worden vanwege de aanwezigheid van bestaande warmtepompen?

De leden van de CDA-fractie zien graag een nadere onderbouwing van de berekende geluidsniveaus. Is bijvoorbeeld duidelijk welke instelling van de warmtepomp gebruikt is bij de door fabrikanten opgegeven geluidvermogen niveaus Lwa van hun buitenunits, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen of rekening gehouden is met het feit dat voor de omkastingen er in de markt typen met een geluiddemping van 7 tot 15 dB zijn.

De leden van de CDA-fractie zien dat de nadere voorschriften die aanvullend aan de consultatieronde zijn gepubliceerd duiden op «een verplichting tot vaststellen van de geluidsproductie ter plaatse door middel van metingen». Deze leden vragen of de regering zich bewust is van de onmogelijkheid van het uitvoeren van de omschreven metingen in normale praktijkomstandigheden aan een installatie die een voorgeschreven constante temperatuur moet leveren aan een laagtemperatuurverwarmingssysteem? De voorgeschreven 40 graden verschil zou dan immers alleen bij zeer lage – sporadisch voorkomende – buitentemperaturen gemeten kunnen worden en bovendien is de warmtevraag (en daarmee gewenste aanvoertemperatuur) in een woning nooit stationair.

De leden van de CDA-fractie zien graag inzichtelijk gemaakt op welke wijze rekening gehouden wordt met de variaties in locaties (binnenstedelijk versus platteland) en tijd (overdag versus ’s nachts). Ook zien zij graag wat de hogere installatiekosten vanwege aanvullende geluidswerende maatregelen en specialistische meetapparatuur en -personeel, én verminderde prestaties zullen zijn.

De leden van de D66-fractie hebben tevreden kennisgenomen van het voorstel van het kabinet om de bouw veiliger te maken en voorwaarden op te stellen voor geluidseisen installaties van warmte- of koudeopwekking. Zij hebben nog enkele vragen die ze aan de regering wil voorleggen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister voornemens is om eisen van 40dB aan te wijzen voor het gebruik van installaties voor warmte- of koudeopwekking (installaties). Hierbij geeft de Minister aan dat de eis geen betrekking heeft op de installatie zelf, maar op het gebruik. Hoe kan de consument zich ervan verzekeren dat zijn installatie voldoet aan de gestelde eis op de erfgrens? Kan de Minister aangeven op basis van welke gegevens voor deze afweging is gekozen? Hoe reflecteert de Minister op de normen die gelden in buurlanden, zoals Duitsland, waar de grens op 50dB ligt? Deelt de Minister de mening dat uniformiteit in regelgeving tussen landen van belang is?

Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat er in Duitsland tevens sprake is van verschillende eisen tussen dag en nacht enerzijds, en tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied anderzijds. In hoeverre heeft de Minister dergelijke differentiatie overwogen in haar geluidseisen?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de eis van 40dB betekent dat fabrikanten in enkele gevallen geluidsisolerende maatregelen dienen te nemen. Is er inzichtelijk voor welk aandeel van de markt dit geldt? Kan worden gekwantificeerd in hoeverre het nemen van eventuele geluidsisolerende maatregelen een extra verbruik van energie met zich meebrengt?

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving i.v.m. het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken.

De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat eerdere toezeggingen op Kamervragen van de leden Beckerman en Van Kent (Kamerstukken II, 2017–2018, Aanhangsel van de Handelingen, nummer 1160) over gespoten PUR-schuim in daden worden omgezet in dit ontwerpbesluit. Want de leden van de SP-fractie vinden dat veiligheid en gezondheid bij bouwwerken, zowel voor werknemers en bewoners als omwonenden, permanent hoog op de agenda moeten staan.

Hieronder zullen de leden van de SP-fractie verduidelijkende vragen stellen.

De leden van de SP-fractie juichen een aanscherping van de regels omtrent veiligheid en gezondheid in en bij bouwwerken toe. De taak van coördinator op de bouwplaats krijgt steeds verder vorm. De vraag die bij de leden van de SP-fractie speelt is waarom de positie van coördinator niet per direct wordt vastgelegd en verstevigd. Een veelgehoorde klacht is immers de versnippering op de bouwplaats. Alleen het opnemen van contactgegevens in een veiligheidsplan en een informatieverplichting is dan het minste wat men kan doen. De leden van de SP-fractie vragen wanneer de coördinator volledig zal zijn ingesteld, ondersteund door wet- en regelgeving. Waarom komt er geen wettelijke verplichting om iemand aan te wijzen op de bouwplaats die de veiligheid coördineert, zo vragen deze leden.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie waarom artikel 8.7, over het Veiligheidsplan en het bevoegd gezag, niet wordt overgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Waar blijven deze regels en de opsomming voor een veiligheidsplan, vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van de aangenomen motie Beckerman/ Van Kent (32757–137) die vraagt om een onderzoek door de Gezondheidsraad. Deze leden vragen wanneer het onderzoek en bijbehorende advies gereed zullen zijn en naar de Kamer toe zullen worden gestuurd, inclusief een kabinetsappreciatie daarbij.

Daarnaast zien de leden van de SP-fractie graag meer maatregelen om het werken met PUR-schuim veiliger te maken en de slachtoffers ervan tegemoet te komen. Daarom vragen de leden van de SP-fractie of de regering van plan is om strenger toezicht te houden op het gebruik van PUR. Hoe gaat de regering het toezicht verbeteren in het belang van de veiligheid en de gezondheid van bouwvakkers en bewoners?

Ook willen de leden van de SP-fractie weten welke veilige alternatieven voor PUR-schuim gebruikt of ontwikkeld kunnen worden en in hoeverre dit wordt gestimuleerd door de regering. De leden van de SP-fractie zien een toelichting graag tegemoet.

Is de regering bereid om een schadefonds voor slachtoffers of gedupeerden van PUR-schuim in te stellen, vragen de leden van de SP-fractie. Ook op dit punt zien zij graag een toelichting tegemoet.

De leden van de SP-fractie vragen of bij de aanpassing van de brand- en rookklassen voor elektrische leidingen en pijpisolatie sprake is van een aanscherping of een versoepeling. De leden van de SP-fractie zien graag een toelichting hierover tegemoet en vragen welke verplichting precies Europa oplegt in dezen.

De leden van de SP-fractie hebben begrepen dat de eisen voor brandklassering van elektrische leidingen in woongebouwen voor zorg en / of kwetsbare ouderen structureel lager ingezet worden dan in dierenverblijven. Kan de regering aangeven of dit klopt en waarom dit in stand wordt gehouden? Is het mogelijk om zorggebouwen op te schalen in brandklassering, zo vragen de leden van de SP-fractie. Bijvoorbeeld van klasse D naar B2. De leden van de SP-fractie vragen wat de consequenties daarvan zullen zijn, zowel positief als negatief.

Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie zorgen over brandende deeltjes of giftige gassen die vrij kunnen komen uit elektrische leidingen. In hoeverre zorgt wet- en regelgeving voor de veiligheid hieromtrent, zo luidt de vraag van de leden van de SP-fractie. Zij willen tevens graag weten waarom er geen eisen over in het Bouwbesluit staan.

Naar boven