2019D24271 INBRENG VAN EEN VERSLAG SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een fractie de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 mei 2019 over de voorhang van het besluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module (Kamerstuk 31 288, nr. 728).

Voorzitter van de commissie Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie Arends

Inhoud

  • I Vragen en opmerkingen uit de fracties

    Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

De leden zijn positief over de verlenging van het experiment omdat het huidige experiment nog niet geëvalueerd kan worden, terwijl het experiment potentieel van grote waarde is. Met het huidige lerarentekort is het belangrijk om meer docenten op te leiden en dit experiment kan een goed middel zijn om hieraan bij te dragen. De leden vragen welke universiteiten al wel en welke nog niet meedoen aan het experiment. Ook zijn zij benieuwd naar de reden die universiteiten geven die nog niet deelnemen om nog niet deel te nemen.

Hoewel het aantal aanmeldingen stijgt, constateren de leden dat een totaal van 93 aanmeldingen in 2018–2019 nog relatief beperkt is. De leden vragen op welke wijze universiteiten deelname aan dit experiment actief onder de aandacht brengen van de (oud-) studenten die hiervoor in aanmerking komen. Ook zijn zij benieuwd naar de beweegredenen van studenten die deelnemen aan het experiment.

De leden zijn positief over de mogelijkheid om via de educatieve module een tweedegraadsbevoegdheid te halen, maar zij vragen wel of de eerste studenten met een afgeronde module ook daadwerkelijk aan de slag zijn gegaan in het onderwijs. Op welke wijze werken universiteiten daarin samen met scholen om deze toekomstige docenten snel voor de klas te krijgen? Tot slot vragen de voornoemde leden welke belemmeringen daarbij nu nog worden ervaren.

II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Naar boven