2019D20232 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 april 2019 over de beleidsreactie op het rapport «Doorstromen van hbo naar wo» (Kamerstukken 31 288 en 29 388, nr. 717).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoudsopgave

Blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

6

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 april 2019 inzake de doorstroom van hbo1 naar wo2. De leden vinden het zorgelijk om te lezen dat er zo veel masteropleidingen zijn die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers waarbij de verschillen tussen instellingen groot zijn. Ze steunen de lijn van de Minister om de wet verder te verduidelijken. Daarnaast hebben zij nog enkele vragen.

De leden zouden graag een tabel zoals op pagina 14 van het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) ontvangen, maar daarbij naar instelling een onderscheid naar reguliere versus researchmaster.

Zij vragen of er algemene kenmerken zijn te schetsen van de 12 reguliere masteropleidingen die zonder schakelprogramma toegankelijk zijn, bijvoorbeeld een type sector.

Wat vindt de Minister ervan dat de sector gezondheidszorg zo weinig toegankelijk is in relatie tot de tekorten op de arbeidsmarkt in de gezondheidszorg?

De voornoemde leden willen graag weten voor welke masteropleidingen een capaciteitsbeperking gold ten tijden van het onderzoek van de inspectie. Tevens willen ze graag weten hoe het kan dat opleidingen met capaciteitsbeperking minder vaak een schakelmogelijkheid hebben terwijl de sector techniek, die ook opleidingen met een capaciteitsbeperking kent, veel hbo’ers de mogelijkheid biedt om in te stromen.

Ook vragen zij welke omstandigheden eraan bijdragen dat sommige instellingen nauwelijks masteropleidingen hebben die niet toelaatbaar zijn voor hbo’ers, terwijl dit bij andere instellingen om bijna 50% van de opleidingen gaat. Is er een relatie tussen de mate waarin de desbetreffende hogeschool en universiteit samenwerken en de mate van toelaatbaarheid?

Ook vragen zij hoe de Minister de verschillen tussen instellingen met gelijke masteropleidingen verklaart, evenals de verschillen in toegankelijkheid. Is zij van mening dat dit meer uniform plaats zou moeten vinden?

Wordt het keurmerk «kleinschalig en intensief onderwijs» ook aan masteropleidingen afgegeven? Zo ja, hoeveel en welke masteropleidingen waren onderdeel van dit onderzoek?

Kan de Minister een aantal voorbeelden schetsen van beroepsvereisten die de reden vormen voor instellingen om hbo’ers niet toe te laten aan wo-masteropleidingen, ook niet na een schakelprogramma, zo vragen de voornoemde leden.

De inspectie geeft aan dat ze voor het meerjarig onderzoeksprogramma Selectie en Toegankelijkheid een rollende planning hanteert. Graag willen de eerdergenoemde leden weten wat de inspectie hierna gaat onderzoeken als het gaat over selectie en toegankelijkheid. Tevens willen de leden graag weten hoe lang dit meerjarenonderzoek duurt.

Hebben de instellingen die veel masteropleidingen hebben die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers, al een uitleg gegeven? Zo ja, kan de Minister deze meesturen? Zo nee, is de Minister bereid om deze instellingen om een uitleg te vragen?

In het regeerakkoord staat dat iedere afgestudeerde bachelorstudent ten minste het recht krijgt door te stromen naar minstens één masteropleiding binnen het eigen vakgebied. Kan de Minister inzichtelijk maken hoe de aansluiting tussen hbo-vakgebieden en wo-masteropleidingen eruitziet? Tot slot vragen de leden of de Minister kan uiteenzetten hoe zij voornemens is om deze maatregel uit het regeerakkoord vorm te geven voor hbo’ers die door willen stromen naar een wo-master.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het rapport «Doorstromen van hbo naar wo» waarin de uitkomsten van de toetsing naar schakelprogramma’s zijn gepresenteerd. Zij pleiten voor een soepele doorstroming en schakeling tussen mbo3, hbo en wo. De leden constateren dat uit het onderzoek van de inspectie naar voren is gekomen dat de toegankelijkheid van de masteropleidingen is toegenomen, maar zij betreuren dat er desalniettemin nog weinig sprake is van toegankelijkheid- en kansengelijkheid; zo is een derde van de 701 voltijds wo-masteropleidingen nog steeds niet toegankelijk voor hbo-gediplomeerden. Eerder hebben de voornoemde leden het voorstel gedaan om een commissie toegankelijkheid in te voeren. In het trilemma van het hoger onderwijs bestaat er namelijk al toezicht op de kwaliteit en de macrodoelmatigheid, maar nog niet op de toegankelijkheid van het onderwijs. Graag horen deze leden hoe de Minister dit voorstel beoordeelt in het licht van het rapport «Doorstromen van hbo naar wo».

Onderzoeksresultaten

De leden van de D66-fractie constateren dat de toegankelijkheid van de wo-masteropleidingen is toegenomen in vergelijking met een eerder onderzoek van de inspectie in 2015. Kan de Minister de totale daling uiteenzetten, in procenten en in absolute cijfers, die lijkt te hebben plaatsgevonden van niet-toegankelijke masters? Tevens vragen zij de Minister of zij kan toelichten wat de oorzaken zijn van de toegenomen toegankelijkheid.

Desondanks lezen de leden dat een derde van de 701 voltijds wo-masteropleidingen niet toegankelijk is voor hbo-gediplomeerden, waarvan een op de vijf reguliere wo-masteropleidingen niet toegankelijk is. Masteropleidingen in de sectoren Taal & Cultuur, Gezondheidszorg en Recht blijken het meest ontoegankelijk te zijn, waarbij vaak de kleinere of de grotere masteropleidingen het minst toegankelijk blijken te zijn. De leden lezen hierbij ook dat maar «veertien researchmasters van de 110 researchmasters toegankelijk zijn voor hbo-gediplomeerden». Kan de Minister meer toelichten waarom deze specifieke sectoren minder of niet-toegankelijk zijn in vergelijking met masteropleidingen in andere sectoren? En waarom zijn het de zeer grote of kleine masteropleidingen die ontoegankelijk zijn? Tevens vragen de leden de Minister om het grote onderscheid in toegankelijkheid toe te lichten tussen reguliere masters en researchmasters. Verder vragen de eerdergenoemde leden waarom de verschillen in toelating zo groot zijn.

De leden constateren ook dat instellingen van elkaar verschillen in hun standpunt over de toelating van hbo-gediplomeerden. Het lijkt dat instellingen de wet op dit punt uiteenlopend interpreteren, waardoor ook de doorstromingskansen verschillen; twee universiteiten hebben merkwaardig veel niet-toegankelijke masteropleidingen en vier universiteiten blijken wel goed toegankelijk te zijn. Ook constateren de leden dat de wijze waarop toegang wordt geboden per instelling verschilt. Kan de Minister ook toelichten wat de oorzaken zijn van de verschillen tussen deze zes universiteiten? Wat doen de vier universiteiten anders dan de twee universiteiten die niet toegankelijk zijn? Kan de Minister toelichten waarom niet iedere masteropleiding een schakeltraject aanbiedt aan hbo’ers? De leden vragen waarom technische universiteiten er vaak goed in zijn om hbo-bachelors in hun programma’s te laten instromen.

Verder lezen de leden dat de websites van universiteiten ook vaak niet duidelijk zijn over mogelijkheden voor of uitsluiting van hbo’ers. Hoeveel scholen noemen expliciet de ontoegankelijkheid van hun opleiding voor hbo-gediplomeerden of zijn hier niet duidelijk over? De voornoemde leden vragen wat de Minister kan doen om de informatie op de websites van masteropleidingen volledig te krijgen, zodat er een compleet beeld wordt geschetst voor de zoekende hbo-student.

De leden constateren dat «een aantal instellingen relatief veel niet voor hbo’ers toegankelijke masters hebben, terwijl deze hbo’ers elders bij een vergelijkbare opleiding aan een andere instelling wel terecht lijken te kunnen.» Zo zijn er drie researchmasters en 48 reguliere masteropleidingen die niet toegankelijk zijn voor hbo-gediplomeerden, terwijl een andere universiteit of andere universiteiten wel toegang verschaffen tot een vergelijkbare masteropleiding voor hbo-gediplomeerden. De leden vragen aan de Minister of zij dit kan toelichten. Tevens vragen de leden wat de Minister kan doen om toegankelijkheid en kansengelijkheid over alle instellingen gelijk te krijgen.

Aanbevelingen

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister bezig is met een wetsvoorstel omtrent de problemen van de schakelprogramma’s. Hierin wil de Minister de toegankelijkheid bevorderen. De leden constateren dat «wanneer iemand een masteropleiding wil volgen, maar niet voldoet aan de instroomvereisten van de masteropleiding, dient bekeken te worden of iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties kan wegwerken» omdat dit volgens de huidige wet- en regelgeving verplicht is. Hoe wil de Minister de instroomvereisten concreter gaan maken? De leden vragen de Minister om hierbij toe te lichten wie de kwaliteit van de criteria beoordeelt en hoe de toegankelijkheid en kansengelijkheid worden gewaarborgd. Verder vragen de leden hoe en door wie wordt beoordeeld «wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht dat iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties weg kan werken.» De leden vragen ook aan de Minister wanneer de resultaten van een verdiepend onderzoek, waarin de mogelijke pijnpunten die nog niet gevonden zijn worden aangetoond, verwacht kunnen worden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van de inspectie over de doorstroming van hbo naar wo en hebben eveneens de reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bestudeerd. Zij vinden het onwenselijk en ronduit afkeurenswaardig dat een op de vijf masteropleidingen ontoegankelijk is voor hbo-studenten. De leden constateren dat binnen het Nederlandse onderwijsstelsel al op jonge leeftijd wordt geselecteerd waardoor er weinig rekening wordt gehouden met laatbloeiers. Om de toegankelijkheid en kansengelijkheid te bevorderen in het hoger onderwijs zijn doorstroommogelijkheden van hbo naar wo van groot belang. Daarom hebben de voornoemde leden vragen over het rapport van de inspectie en de bijbehorende brief van de Minister.

Grote verschillen

De voornoemde leden constateren dat er grote verschillen waarneembaar zijn in de inspanningen die universiteiten leveren om de masteropleidingen toegankelijk te maken voor afgestudeerde hbo-studenten. Met name de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam blijken een zeer hoog percentage masteropleidingen aan te bieden zonder schakeltraject voor hbo’ers: ongeveer 50% van het aanbod is ontoegankelijk. Het grote gebrek aan doorstroommogelijkheden op deze twee universiteiten strookt op geen enkele manier met de wettelijke opdracht waaraan universiteiten zich moeten conformeren volgens artikelen 7.30e en 7.57i van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In de wet staat duidelijk voorgeschreven dat studenten door universiteiten de mogelijkheid moeten krijgen om alsnog aan de toelatingseisen van een masterprogramma te voldoen, mits dat in redelijk termijn haalbaar is. Derhalve vragen de leden of de Minister contact heeft opgenomen met de desbetreffende universiteiten over het ontoegankelijke aanbod. Zo ja, dan vernemen de leden graag wat de strekking van deze gesprekken was. Tevens vragen de leden of de Minister er persoonlijk op gaat toezien dat het aantal niet-toegankelijke masterprogramma’s bij deze twee instellingen binnen afzienbare tijd zal afnemen.

Handhaven

De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat de Minister de wet verder wenst te verduidelijken. De leden vragen of de Minister hierbij slechts een taalkundige wijziging voor ogen heeft of ook inhoudelijk de rechten van hbo-studenten op doorstroming naar een wo-master sterker in de wet wil verankeren. De voornoemde leden zijn van mening dat dit in de huidige wet al expliciet is verankerd, en wijzen de Minister erop dat verscheidene universiteiten laten zien dat zij zich wel aan de wet houden en volop schakeltrajecten aanbieden. Deelt de Minister de mening dat een wettelijke «verduidelijking» geen soelaas biedt maar dat de huidige wet eenvoudig moet worden nageleefd? Gaat de Minister op zeer korte termijn actief handhaven dat universiteiten voldoende schakeltrajecten aanbieden om de doorstroom te verbeteren? Zo ja, op welke manier zal deze handhaving dan plaatsvinden? Welke beleidsinstrumenten heeft de Minister momenteel tot haar beschikking om het aantal ontoegankelijke masterprogramma’s aanmerkelijk te laten afnemen? Verder vragen de voornoemde leden of de Minister bereid is een streefpercentage te formuleren wat betreft het aanbod van schakeltrajecten. Ook vernemen zij graag het tijdpad waarlangs de toegankelijkheid van masteropleidingen dient te zijn verbeterd.

Bekostiging

De voornoemde leden constateren dat universiteiten binnen de huidige bekostigingssystematiek niet worden gecompenseerd voor het aanbieden van een schakeltraject vanuit het Rijk. Hoewel de voornoemde leden constateren dat universiteiten uiteindelijk wel financiering vanuit het Rijk ontvangen als de schakelstudent doorstroomt naar de daadwerkelijke master, zijn zij zich er terdege van bewust dat dit een drempel kan vormen voor onderwijsinstellingen. Deelt de Minister de veronderstelling dat het aantal schakeltrajecten aanmerkelijk zal toenemen als universiteiten wél directe financiering hiervoor ontvangen? Herinnert de Minister haar antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Özdil van 16 juli 20184 waarin zij schreef dat de schakeltrajecten worden meengenomen «in het nadenken over de bekostigingsherziening in het hoger onderwijs»? De voornoemde leden verwachten dat de Minister spoedig de schakeltrajecten gaat financieren. Een gebrek hieraan zou betekenen dat de Minister de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet bijzonder serieus neemt.

Informatievoorziening

Tot slot constateren de voornoemde leden dat de inventarisatie van de LSVb5 en ResearchNed afwijkt van de onderzoeksresultaten van de inspectie, omdat deze zich baseerden op informatie van de websites van instellingen zelf. Deelt de Minister de mening dat het uitermate betreurenswaardig is dat studenten onjuist worden voorgelicht door universiteiten? De Minister constateert in de brief dat de informatie vanuit universiteiten rondom het aanbod van schakeltrajecten regelmatig onjuist of verouderd is, maar verbindt hier vervolgens geen nadere acties aan. Gaat de Minister erop toezien dat instellingen spoedig accurate informatie hierover delen? Zo ja, wanneer zal deze inventarisatie plaatsvinden? Verder willen de leden weten of de Kamer hierover wordt geïnformeerd.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het rapport «Doorstromen van hbo naar wo» van de inspectie. Universiteiten komen hun wettelijke plicht om schakeltrajecten aan te bieden niet na. Dit stemt de leden treurig. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De kosten van schakelprogramma’s zijn voor de universiteiten zelf, omdat deze niet worden bekostigd door de overheid. Universiteiten moeten, ondanks hun krappe begroting, zelf deze schakelprogramma’s financieren. Ziet de Minister mogelijkheden om schakelprogramma’s alsnog vanuit het ministerie te bekostigen? Daarnaast vragen de leden of de commissie-Van Rijn hier ook naar heeft gekeken.

Het rapport concludeert dat instroomvereisten vaak niet duidelijk worden omschreven en dat websites een onvolledig beeld geven van de mogelijkheid tot schakelen. Studenten weten daardoor niet waar ze aan toe zijn en of het al dan niet mogelijk is om een bepaalde master te gaan doen. De leden zijn van mening dat dit onduidelijkheid creëert en dat dit studenten onnodig de mogelijkheid ontneemt om met een master te starten. Zij vragen welke stappen de Minister gaat zetten om de bekendheid van instroomvereisten onder aankomende master- en schakelstudenten te vergroten en of zij in gesprek zal gaan met de desbetreffende instellingen.

Een andere conclusie is dat er grote verschillen zijn tussen de instroomvereisten van universiteiten. De leden vinden dit onacceptabel. Zo zijn er universiteiten die masters aanbieden die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers, terwijl deze hbo’ers bij andere universiteiten wel een vergelijkbare masteropleiding kunnen volgen. De ene universiteit is hierdoor toegankelijker dan de andere voor hbo-gediplomeerden, zo menen de leden. Het is niet altijd duidelijk waarom hbo’ers niet worden toegelaten. De leden vragen zich af of dit terecht gebeurt.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

hbo: hoger beroepsonderwijs.

X Noot
2

wo: wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
3

mbo: middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
4

Aanhangsel van de Handelingen II, 2017–2018, nr. 2774.

X Noot
5

LSVb: de Landelijke Studentenvakbond.

Naar boven