Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 2019D16693 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 2019D16693 |
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemers over een effectievere aanpak van antisemitisme (Kamerstuk 35 164).
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota over een effectievere aanpak van antisemitisme (hierna: de initiatiefnota) en onderkennen het probleem van antisemitisme. Wel hebben zij nog enkele vragen bij de voorgelegde initiatiefnota.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota. Antisemitisme en de geconstateerde toename daarvan is een ernstig probleem in de samenleving. De specifieke geschiedenis van antisemitisme in ons eigen land geeft de verplichting aan huidige en toekomstige generaties om alles in het werk te stellen teneinde deze vorm van discriminatie en uitsluiting met kracht te bestrijden. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij danken de initiatiefnemers voor het genomen initiatief over dit belangrijke onderwerp. Zij hebben enkele vragen aan de initiatiefnemers.
De leden van de GroenLinks-fractie spreken hun grote waardering uit voor het vele werk dat de leden Yesilgöz-Zegerius en Segers en hun medewerkers hebben verricht om deze initiatiefnota tot stand te brengen. Eens te meer omdat de initiatiefnemers een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van een serieus maatschappelijk probleem: antisemitisme. Deze leden delen de grote zorgen van de initiatiefnemers over de mate waarin de Nederlandse Joodse gemeenschap in vrijheid en in veiligheid zijn leven kan vormgeven. Voornoemde leden hebben naar aanleiding van de uitkomsten van het EU-brede onderzoek naar antisemitisme eind 2018 de Minister van Justitie en Veiligheid om meer urgentie gevraagd voor de beveiliging van de Nederlandse Joodse gemeenschap. Discriminatie en discriminatoir gemotiveerd geweld raken niet slechts de slachtoffers, maar de hele samenleving waaraan iedereen, niemand uitgesloten, in gelijkwaardigheid moet kunnen deelnemen en waarin iedereen zijn of haar identiteit openlijk en in vrijheid kan beleven. De constatering dat veel Joodse burgers hun identiteit uit angst verbergen en dat het vertrouwen van veel Joodse Nederlanders in de aanpak van de politie en het openbaar ministerie afneemt, is onverdraaglijk in een vrije samenleving als de Nederlandse. Deze leden delen dan ook van harte de bedoeling van de initiatiefnemers om de urgentie en de noodzaak van een effectieve aanpak van antisemitisme onder de aandacht te brengen. Voornoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie bedanken de initiatiefnemers hartelijk voor hun initiatiefnota. Het behoeft geen uitleg dat deze leden pal staan voor het bestrijden en voorkomen van alle vormen van discriminatie en uitsluiting en ook dat geweld altijd bestreden moet worden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende initiatiefnota. De aan het woord zijnde leden hebben slechts enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met veel interesse en belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden hechten een zwaar belang aan de veiligheid van de Joodse gemeenschap en onderschrijven volmondig de stelling dat onze democratische rechtsstaat staat of valt met de vrijheid en veiligheid van minderheden en niet in de laatste plaats met die van de Joodse minderheid. Deze initiatiefnota stelt daarom ook terecht dat er een bredere aanpak tegen antisemitisme en de groei daarvan moet komen. De initiatiefnota behelst vele concrete voorstellen voor vele aspecten van de samenleving en op enkele punten hebben voornoemde leden nog behoefte aan toelichting.
De leden van de D66-fractie merken op dat er de laatste tijd terecht veel aandacht is voor antisemitisme. Het Europees Bureau voor de grondrechten – het European Union Agency for Fundamental Rights – presenteerde in december 2018 een rapport waaruit bleek dat joden in Europa ervaren dat haat en intolerantie jegens hen is toegenomen. Voornoemde leden vinden dat zeer zorgwekkend en spreken hier hun zorgen over uit.
Antisemitisme is niet de enige vorm van discriminatie die we in Nederland kennen, zo constateren deze leden. Dat blijkt ook weer uit de discriminatiecijfers van 2018 die verschenen op 16 april 2019. Daaruit blijkt dat discriminatie op grond van herkomst verder is toegenomen. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat alle vormen van discriminatie een effectieve aanpak verdienen. Zijn de initiatiefnemers het hiermee eens? Kunnen zij nader toelichten waarom zij specifiek voor de bestrijding van antisemitisme kiezen? Zien zij mogelijkheden om hun voorstellen over de aanpak van antisemitisme te verbreden naar alle vormen van discriminatie? Zo ja, welke?
De aan het woord zijnde leden kunnen zich voorstellen dat de aanpak per vorm van discriminatie wel kan verschillen om effectief te zijn. Welke voorstellen van de initiatiefnemers richten zich specifiek op antisemitisme, en welke voorstellen zouden ook breder inzetbaar kunnen zijn teneinde andere vormen van discriminatie te bestrijden?
De initiatiefnemers stellen bijvoorbeeld een Actieplan Aanpak Antisemitisme voor, in aanvulling op het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie. Wat zou in dit actieplan moeten staan? Is volgens de initiatiefnemers ook voor andere vormen van discriminatie een specifiek actieplan nodig?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat het expliciet niet de bedoeling van de initiatiefnemers is afbreuk te doen aan het belang van de bestrijding van antisemitisme. Voornoemde leden onderschrijven dat bestrijding van andere vormen van discriminatie, racisme of uitsluiting urgent en noodzakelijk blijft. Tegelijkertijd vragen deze leden waarin en in hoeverre de aanpak van antisemitisme moet verschillen van de aanpak van andere vormen van discriminatie, racisme en uitsluiting. Kunnen de initiatiefnemers precies aangeven waarin de huidige antidiscriminatie-aanpak tekort schiet als het om de specifieke aanpak van antisemitisme gaat?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers binnen de Aanpak Discriminatie pleiten voor een aparte aanpak voor antisemitisme, maar het bevreemdt hen evenzeer. Voornoemde leden vragen waarom volgens de initiatiefnemers wel een specifieke aanpak moet komen voor antisemitisme maar bijvoorbeeld niet voor moslims die gediscrimineerd worden. Delen zij de mening dat de aanpak van discriminatie voor elke vorm van discriminatie zou moeten dienen en dat het daarom wat bijzonder is dat er nu één specifieke vorm wordt uitgelicht? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers in de notitie spreken over de Joodse gemeenschap in Nederland. Is de Joodse gemeenschap in Nederland een dusdanig homogene gemeenschap dat het merendeel van hen onder die noemer benaderd en beschreven kan worden of is bijvoorbeeld ten aanzien van de toenemende gevoelens van dreiging en antisemitisme sprake van verschillende groepen en verschillende belevingen binnen de gemeenschap? Kunnen de initiatiefnemers bij de beantwoording van deze vraag betrekken de observaties van rabbijn L. Van de Kamp in het boek «Over muren heen» (ISBN 978 90 239 5675 4) specifiek pagina 44, waarin hij schrijft over de positie en de houding van (delen van) de Joodse gemeenschap in Nederland?
De aan het woord zijnde leden vragen of de initiatiefnemers bekend zijn met initiatieven om groepen mensen die zich gemakkelijker schuldig maken aan antisemitisme (extreemlinks, extreemrechts, delen van de moslimgemeenschap) en leden van de Joodse gemeenschap actief met elkaar in contact te brengen, juist om dat antisemitisme tegen te gaan. Hoe waarderen de initiatiefnemers dit soort initiatieven?
De verschillende rapportages over de aantallen discriminatiezaken in Nederland laten in de loop der jaren een verschillend beeld, althans niet één volstrekt helder beeld, zien rond de ontwikkeling van zaken waarin antisemitisme een rol speelt, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat de Joodse gemeenschap in Nederland steeds meer bezorgde signalen uitzendt. Kunnen de initiatiefnemers specifieker aangeven of die zorg onder de Joodse gemeenschap in Nederland nu voortkomt uit de incidenten die zich daadwerkelijk ten aanzien van hen in onze Nederlandse samenleving voordoen, of dat eerder sprake is van een reageren op internationale ontwikkelingen, bijvoorbeeld rond het conflict in het Midden-Oosten tussen de Joodse staat en andere landen dan wel bevolkingsgroepen?
De leden van de PVV-fractie lezen dat de initiatiefnemers refereren aan de woede over de bezetting van Palestina en de tentakels van het wereldjodendom. De termen staan niet tussen aanhalingstekens. Voornoemde leden zijn benieuwd wat de initiatiefnemers bedoelen met deze kwalificaties. Zijn de initiatiefnemers van mening dat Palestina (of delen daarvan) bezet zijn? En wat bedoelen de initiatiefnemers met de tentakels van het wereldjodendom?
De aan het woord zijnde leden constateren dat vaag wordt gehouden wanneer de initiatiefnemers antizionisme gelijk stellen met antisemitisme. Zijn de initiatiefnemers het eens met de stelling van Elan Carr, de US Special Envoy for Monitoring and Combating Anti-Semitism die zegt:
«I will work to eradicate the attempted distinction between anti-Zionism and antisemitism. There is no distinction.»
«There is a greater rise in new antisemitism that clothes itself as anti-Zionism. The antisemitism of the European street, of the college campus and of those that have embraced the notion that the Jewish people don’t have a right to their homeland»
All too often, antisemites use criticism of Israel to stir hatred toward Jews as a race. Anti-Zionism is the term they use to describe opposition to Jewish self-determination in the Land of Israel. Anti-Zionism denounces the State of Israel as illegitimate, even before its establishment in 1948. Anti-Zionism and the rejection of a homeland for the Jewish people has become a coverup for modern-day antisemitism.
Defining Anti-Zionism as antisemitic is an important step in exposing the rancid anti-Israel rhetoric and deep-seated hatred towards the Jewish people.»
Kunnen de initiatiefnemers aangeven of ze het met deze uitspraken van Elan Carr eens zijn? Zo nee, met welke uitspraken niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen aangeven in hoeverre hernieuwde aandacht en meer informatie, bijvoorbeeld in het onderwijs, zal leiden tot het verminderen van antisemitisme. In hoeverre hebben de initiatiefnemers rekening gehouden met de mogelijkheid dat dit ook zou kunnen leiden tot juist meer uiting van antisemitisme? Wat betreft de scholing op het gebied van antisemitisme vragen voornoemde leden hoe de gevraagde externe ondersteuning kan worden ingericht.
De leden van de CDA-fractie vragen of de initiatiefnemers van mening zijn dat de Onderwijsinspectie voldoende toezicht houdt op het daadwerkelijk aanbieden van het curriculum met betrekking tot de Holocaust en het voorkomen van discriminatie en antisemitisme, waarvoor concrete aandacht is in de kerndoelen en eindtermen in het basis- en voortgezet onderwijs? Menen de initiatiefnemers dat de methodes die concreet gericht zijn op dialoog over het voorkomen van discriminatie, zoals «Stories that move» van de Anne Frank stichting of de methode «Waarom zijn wij Nederlander» van Samirou Bouchibti voldoende (laagdrempelig) beschikbaar zijn? Delen zij de opvatting dat een website met een bundeling van educatief lesmateriaal behulpzaam kan zijn om leraren hiertoe laagdrempelig toegang te bieden? Delen de initiatiefnemers de mening dat het voor een effectieve aanpak van antisemitisme van belang is dat een duidelijk beeld ontstaat over de betekenis en omvang van antisemitisme in Nederland? In deze context pleit de onlangs opgerichte Stichting Antisemitisme Preventie voor de instelling van een specifieke leerstoel «antisemitisme studies.» De aan het woord zijnde leden hebben begrip voor dit pleidooi en zien de mogelijke toegevoegde waarde. Ook omdat Nederland op dit vlak achterloopt ten opzichte van omringende Europese landen. Welke rol zien de initiatiefnemers voor een mogelijke leerstoel op dit terrein? Zijn de initiatiefnemers bereid gezamenlijk de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te laten verkennen hoe een bijdrage van Rijkswege aan de totstandkoming van de leerstoel gegeven kan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn met de initiatiefnemers van mening dat onderwijs en voorlichting de beste antwoorden zijn op discriminatie in het algemeen en antisemitisme in het bijzonder. Zij vragen de initiatiefnemers waar op dit moment het onderwijscurriculum tekort schiet en hoe zij zich voorstellen dat scholen het beste aandacht kunnen besteden aan de Joodse cultuur. Gaat het er niet ook om dat in een veilige schoolomgeving kan worden gesproken over antisemitisme en ontwikkelingen in de wereld die grote spanningen veroorzaken? Moet daarnaast niet ook aandacht bestaan voor de omgang met en het signaleren van pesten en uitsluiting wanneer sprake is van discriminatie? Ligt het niet meer voor de hand dit op te nemen in een bredere aanpak, waarin aandacht wordt besteed aan de meest voorkomende religieuze en levensbeschouwelijke stromingen? De initiatiefnemers zullen ongetwijfeld intensief hebben gesproken met leraren en docenten. Kunnen de initiatiefnemers schetsen hoe zij het concreet voor ogen zien hoe aandacht voor in- en uitsluiting in het onderwijs moet worden vormgegeven?
De leden van de SP-fractie vragen naar de impact van de voorgestelde maatregelen. Zo lijkt bij het onderwijsgedeelte van de maatregelen feitelijk een pleidooi voor de uitbreiding van het aantal uren geschiedenis en maatschappijleer. Voornoemde leden zouden dat willen toejuichen. Niet alleen omdat dan mogelijk meer en beter aandacht geschonken kan worden aan de geschiedenis van het Jodendom, maar ook aan historische ontwikkelingen in het algemeen en niet-Westerse geschiedenis in het bijzonder. Maar dat zal wel effect hebben op de rest van het curriculum, een effect dat nu niet te overzien is. Deze leden vragen hoe de initiatiefnemers kijken naar de toenemende werkdruk die dit zal opleveren voor docenten.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de noodzaak van verbeterd onderwijs met betrekking tot de strijd tegen antisemitisme. In het bijzonder de verandering van het beeld van het Joodse volk als enkel slachtoffer naar een volledig en divers beeld van de Joodse geschiedenis zal hieraan bijdragen. Een grote rol hierin is weggelegd voor de docenten. De initiatiefnemers herkennen het probleem dat docenten zich niet altijd vrij voelen hierover open in gesprek te gaan. Door aandacht te geven aan dit terrein op de docentenopleiding zal hier een goede basis voor worden gelegd. Ook tijdens de lessen zullen de docenten worden ondersteund. De aan het woord zijnde leden vragen op welke manier en met welke middelen docenten worden ondersteund wanneer in de les antisemitische ideeën worden geuit alsmede wanneer in de lessen aandacht wordt besteed aan de Joodse geschiedenis. Voornoemde leden vragen ook een toelichting op de voorgestelde huisbezoeken bij racistische of antisemitische incidenten. Op welke wijze en door wie zouden deze huisbezoeken moeten worden afgelegd?
De leden van de VVD-fractie vragen van welke delicten die als antisemitisch worden bestempeld, aangifte wordt gedaan. Welke classificaties maken dat deze delicten als antisemitisch kunnen worden gezien? In het geval van het Joodse restaurant HaCarmel in Amsterdam is duidelijk sprake van antisemitisme. Is dat in alle gevallen dusdanig duidelijk?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers constateren dat de aangiftebereidheid van antisemitisme laag is. Wat vinden zij van de gedachte om naast de formele aangifte de mogelijkheid van een laagdrempelige vorm van melden (bijvoorbeeld via internet) wettelijk in te voeren, om op die manier te bevorderen dat er wel meer zicht op de feitelijke omvang van het probleem ontstaat of denken zij dat de huidige praktijk daar al in voorziet?
De leden van de D66-fractie zijn het met de initiatiefnemers eens dat de lage aangiftebereidheid in discriminatiezaken, waaronder ook bij antisemitisme, een serieus probleem is in Nederland. Doordat vele slachtoffers discriminatie niet melden blijft onder de radar hoe groot het probleem daadwerkelijk is. De initiatiefnemers schetsen het probleem, en stellen dat het verhogen van de aangiftebereidheid specifieke aandacht moet krijgen in het Actieplan Aanpak Antisemitisme. Hebben de initiatiefnemers ideeën op welke wijze dit zou moeten geschieden? In hoeverre hebben de initiatiefnemers in beeld hoe het staat met de aangiftebereid bij alle vormen van discriminatie? Zou de voorgestelde aanpak van de initiatiefnemers ook gebruikt kunnen worden bij alle vormen van discriminatie? Welke rol zien de initiatiefnemers hier voor de politie? Hebben de initiatiefnemers in beeld in hoeverre de politie de aangiftes over discriminatie die wel gedaan worden voldoende serieus in behandeling neemt? Hebben de initiatiefnemers ook aandacht voor het aantal meldingen (in plaats van aangiften) bij de antidiscriminatievoorziening? Zo ja, hoe zou volgens de initiatiefnemers de meldingsbereidheid verbeterd kunnen worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de initiatiefnemers structurele beveiliging bepleiten. In hoeverre schiet op dit moment de beveiliging van de Nederlandse Joodse gemeenschap tekort? Hoe beoordelen de initiatiefnemers op dit moment de wijze waarop de Minister van Justitie en Veiligheid contact houdt met de Nederlandse Joodse gemeenschap en hoe hij zich inzet voor de veiligheid en vrijheid van deze bevolkingsgroep?
De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat het pijnlijk is te constateren dat structurele beveiliging van Joodse objecten helaas nodig is. Zij delen ook de mening van de initiatiefnemers dat de Minister van Justitie en Veiligheid in contact blijft met de gemeentebesturen van gemeenten waar een relatief grote Joodse gemeenschap is. Voornoemde leden zijn ook van mening dat er behalve contacten tussen de Minister en het lokale bestuur, ook een blijvende financiële bijdrage vanuit het rijk moet zijn voor de beveiliging van Joodse objecten. Achten de initiatiefnemers behalve dat de politie meer doet aan het registreren van incidenten met een anti-Joods motief en het verhogen van de aangiftebereidheid, het ook wenselijk dat de pakkans vergroot wordt? Zo ja, hoe moet dit gaan gebeuren? En zien zij de aanpak van antisemitisme door de politie in de context van een bredere aanpak van discriminatie? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Hebben de initiatiefnemers, behalve dat dat opgenomen moet worden in het Actieplan Aanpak Antisemitisme, zelf ideeën over hoe de aangiftebereidheid vergroot kan worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers een Actieplan Aanpak Antisemitisme voorstellen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom zij van mening zijn dat het reeds bestaande Nationaal actieprogramma tegen discriminatie niet voldoende ingaat op het probleem van antisemitisme? Welke kosten gaan gepaard met een dergelijk actieplan?
De leden van de PVV-fractie lezen dat de initiatiefnemers een Actieplan Aanpak Antisemitisme voorstellen, waarbij aandacht is voor preventie en repressie. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe zij invulling willen geven aan repressie? Hoe denken zij in dit kader over minimumstraffen? Op pagina 12 stellen de initiatiefnemers voor dat er geen subsidies meer mogen gaan naar organisaties waarbij een bestuurder of bewindsvoerder zich schuldig heeft gemaakt aan antisemitisme. Kunnen de initiatiefnemers enkele concrete voorbeelden geven van dergelijke organisaties?
De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemers voorstellen te borgen dat er geen overheidssubsidies gaan naar organisaties waarbij een hooggeplaatste bestuurder zich schuldig heeft gemaakt aan antisemitisme. Dit zou ook moeten gelden voor andere vormen van discriminatie. Voornoemde leden hebben hier enkele vragen over. Op welke wijze zou dit geborgd moeten worden en hoe wordt dit juridisch ingekaderd? Wie beoordeelt of de uitspraak discriminerend is? Geldt dit ook wanneer een bestuurder een discriminerende uitspraak doet tijdens privéomstandigheden die losstaan van de organisatie die hij bestuurt? Wanneer bijvoorbeeld een bestuurder van een christelijke organisatie homofobe uitspraken doet, betekent dit dan dat de subsidie van die organisatie per direct wordt stopgezet?
Voorts begrijpen de aan het woord zijnde leden dat het voor bestuursorganen maar beperkt mogelijk is voorwaarden te verbinden aan subsidieverlening. De Algemene wet bestuursrecht stelt dat het bestuursorganen toegestaan is verplichtingen op te leggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, althans die in relatie staan tot het verstrekken van die subsidie. Wel lezen zij dat het niettemin mogelijk is verplichtingen aan de ontvanger op te leggen die niet strekken tot de verwezenlijking van het doel, maar dan dient dit bij wettelijk voorschrift te zijn bepaald. Kunnen de initiatiefnemers toelichten hoe zich dat tot hun initiatief verhoudt?
Ten aanzien van het gevraagde Actieplan Aanpak Antisemitisme vragen de leden van de GroenLinks-fractie welke concrete maatregelen de initiatiefnemers zich daarbij voorstellen en in hoeverre dit actieplan zou moeten verschillen van de aanpak die bij andere vormen van discriminatie, racisme en uitsluiting wordt gekozen. De initiatiefnemers stellen ook voor geen subsidies toe te kennen aan organisaties waarvan betrokken functionarissen zich schuldig hebben gemaakt aan antisemitisme. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe overheden op dit moment met dit soort gevallen omspringen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de initiatiefnemers hebben overwogen specifiek ten aanzien antisemitisme via internet de rechtsbescherming van slachtoffers te verhogen door een soort ex-parte bevoegdheid (zoals bij intellectueel eigendom) te introduceren. Zijn de initiatiefnemers bekend met het feit dat de meeste (specifieke) discriminatie-artikelen in het Wetboek van Strafrecht (artikel 137c en volgende) zien op groepsbelediging en dus niet op discriminatie van een individuele burger? Zien de initiatiefnemers de eventuele meerwaarde in van het introduceren van een strafbaarstelling voor het discrimineren (inclusief discriminatie op basis van iemands Joods zijn, lees antisemitisme) van individuele personen, als aanvulling op de bestaande strafbaarstellingen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers aandacht vragen voor antisemitisme op het internet. Zijn zij van mening dat de huidige nationale en internationale wetgeving niet volstaat of zien zij reden tot uitbreiding? Zo ja, hoe stellen initiatiefnemers zich voor de wetgeving aan te passen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers in hun initiatiefnota beschrijven dat het aantal gevallen van antisemitische voorvallen stabiel blijft, maar dat de uitingen op sociale media ernstige vormen aannemen. Deze leden zijn benieuwd hoe de initiatiefnemers denken over wat de desbetreffende platformen moeten doen om dit tegen te gaan.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de initiatiefnemers de mening delen dat het niet alleen aan de grote fora van social media zelf overgelaten mag worden op treden tegen discriminatie via die kanalen, maar dat er betere wetgeving moet komen die ook gehandhaafd moet gaan worden? Zo ja, wat moet hiervoor gebeuren? Delen de initiatiefnemers de mening dat het om alle vormen van discriminatie zou moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom scheidsrechters niet standaard een voetbalwedstrijd stilleggen als sprake is van antisemitische leuzen? Bedoelen de initiatiefnemers met zero tolerance beleid dat iedere antisemitische leus tot het stilleggen van een wedstrijd moet leiden?
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen de zorgen over antisemitisme en racisme op en rond de voetbalvelden. De initiatiefnota geeft aan dat in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) afspraken zijn gemaakt om het toenemende antisemitisme in het voetbal tegen te gaan. Deze afspraken worden volgens de initiatiefnota in de praktijk zelden tot nooit uitgevoerd. Juist het stilleggen van een voetbalwedstrijd, zij het een halve finale van de bekerfinale, zij het een wedstrijd in de kelderklasse, geeft een duidelijk signaal af dat antisemitische leuzen en uitingen absoluut niet worden getolereerd. Voornoemde leden vragen of er gegevens zijn over het aantal voetbalwedstrijden die na de gemaakte afspraken zijn stil gelegd vanwege antisemitische leuzen en/of uitspraken. Tevens vragen deze leden of het concretiseren van de afspraken met de KNVB nog als separaat beslispunt kan worden toegevoegd.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de aanstelling van een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding in andere landen heeft geleid tot een wezenlijke verlaging van het aantal incidenten en een verhoogde veiligheidsbeleving van de Joodse gemeenschap.
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding in te stellen voor regie en coördinatie. Kunnen de initiatiefnemers schetsen waaruit blijkt dat deze regie op dit moment ontbreekt maar wel noodzakelijk is? Welke rol en welk mandaat heeft deze coördinator ten opzichte van de verschillende bestaande meldpunten en de al bestaande taken van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Delen de initiatiefnemers de mening dat indien er een nationaal coördinator komt, deze voor elke discriminatiegrond ingesteld zou moeten worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen te voorzien in een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Deze coördinator zou de momenteel tekortschietende regie en coördinatie tussen de betrokken partijen, politie en gemeentelijke overheden moeten aanpakken en zou kunnen zorgen voor stroomlijning en efficiëntie in de strijd tegen antisemitisme. Voornoemde leden vragen ook hier precies aan te geven wat de concrete tekortkomingen van de huidige aanpak zijn en welke concrete maatregelen de voorgestelde coördinator zou moeten treffen. Wat vinden de initiatiefnemers in dat verband van de opvatting van mevrouw Hanneke Gelderblom dat we ons niet moeten verliezen in een discussie over specifieke of juist algemene coördinerende functies, wat naar haar mening uiteindelijk samenhangt met de deskundigheid van de persoon van de coördinator, maar dat het erom zou moeten gaan waarom notoir antisemitisme zo weinig tot werkelijke straffen leidt?1 Wat is het oordeel van de initiatiefnemers over de afdoening van de commune feiten met een discriminatie- aspect (CODIS-feiten)? Delen zij de zorgen dat het momenteel aan precies inzicht ontbreekt hoe deze strafbare feiten door politie en justitie worden afgedaan? Wat vinden de initiatiefnemers van Gelderbloms opvatting dat de IHRA-definitie, waarover de voorgestelde coördinator zou moeten adviseren, een tamelijk overbodige antisemitisme-definitie, die bovendien het schemergebied tussen antisemitisme en antizionisme niet verheldert?
De leden van de SP-fractie vragen naar de toegevoegde waarde van een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding.
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het voorstel voor het instellen van een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding toe. Samenwerking tussen betrokken partijen en de coördinatie hiervan dragen bij aan een efficiënte aanpak in de strijd tegen antisemitisme. De initiatiefnemers refereren aan soortgelijke functionarissen die in andere Europese landen zijn ingesteld. Deze leden vragen dan ook hoe in deze landen de rol van Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding concreet wordt ingevuld.
De leden van de PVV-fractie vragen wat het standpunt is van de initiatiefnemers over de BDS-beweging. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom zij hierover niks hebben opgenomen in hun nota?
De aan het woord zijnde leden vragen voorts of de initiatiefnemers kunnen aangeven of zij het voorbeeld van de Franse president Macron willen volgen. (In the face of a resurgence of violent antisemitic attacks in France, President Emmanuel Macron promised in a recent speech to change policing regulations to criminalize anti-Zionism2.)
Kunnen de initiatiefnemers aangeven of zij de volgende uitspraken van Elan Car, de US Special Envoy for Monitoring and Combating Anti-Semitism, onderschrijven? Zo nee, op welke onderdelen niet en waarom niet?
«An individual has a right to buy or not buy what they please. However, if there is an organized movement to economically strangle the state of Israel, that is anti-Semitic.» Carr said. «We are going to focus relentlessly on eradicating this false distinction between anti-Zionism and anti-Semitism.»
De leden van de PVV-fractie lezen niets over het verband tussen de toename van antisemitisme in Nederland en andere Europese landen en de instroom van vele immigranten, veelal uit Islamitische landen. Erkennen de initiatiefnemers dat zolang hun partijen de toestroom van steeds weer nieuwe groepen immigranten uit Islamitische landen toe zullen staan het antisemitisme in Nederland zal blijven groeien?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2019D16693.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.