2019D14165 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 6 maart 2019 inzake de update implementatie Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 211).

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Nr.

Vraag

   

1

Bent u voornemens om de Kamer jaarlijks te informeren over de stand van zaken bij de implementatie van het Nationaal Sportakkoord?

2

Hoe, daarbij ook rekening houdend met het decentrale karakter, informeert u de Kamer over de algemene realisatie van doelstellingen in de deelakkoorden, regionale akkoorden en lokale akkoorden?

3

Wat zijn de belangrijkste resultaten van de tweejaarlijkse bespreking van de voortgang door VWS, VSG/VNG en NOC*NSF voor de Kamer? Op welke punten blijft de implementatie achter bij de beoogde resultaten? Welke verbetermaatregelen zijn daartoe genomen?

4

Wat is de stand van zaken bij de implementatie van de door het kabinet naar voren gebrachte aandachtspunten ten aanzien van de diversiteit in de samenstelling van sportbonden, de ontwikkeling van open sportclubs en een laagdrempelige toegang tot sport voor kinderen? Welke voortgang is er op deze drie ontwikkelpunten afzonderlijk geboekt?

5

Klopt het dat de diversiteit in sportbonden, ondanks de beleidsinzet, nog weinig toeneemt? Welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Kunt u goede voorbeelden geven van bonden waar de diversiteit toeneemt?

6

Op welke wijze hebben VWS, VSG en NOC*NSF zich sinds het sluiten van het Nationale Sportakkoord ingespannen om diversiteit in de sport te vergroten? Kunt u dat afzonderlijk aangeven voor de diversiteit binnen de sporterspopulatie, het bestuurlijk kader, het technisch kader en het arbitrerend kader?

7

Hoeveel lokale sportakkoorden zijn er gesloten? Kan een overzicht gegeven worden van alle lokale sportakkoorden die tot nog toe gesloten zijn en/of waar men nu mee bezig is?

8

Hoeveel lokale coalities hebben een sportformateur aangesteld?

9

Op welke wijze worden de resultaten van de € 10 miljoen per jaar die lokale coalities kunnen gebruiken voor de uitvoering van het sportakkoord gemonitord?

10

Welk deel van de € 10 miljoen voor nationale projecten is inmiddels ingezet?

11

Op welke wijze wordt gemonitord en getoetst dat de kwaliteit en kwantiteit van het vrijwillig kader door middel van de sportlijn verbetert?

12

Wanneer ontvangt de Kamer de inventarisatie van het beleid van sportbonden rondom zwangerschap en topsport?

13

Zijn bij de inventarisatie van beleid rondom zwangerschappen ook belemmeringen geïnventariseerd die de terugkeer in de topsport op dit moment juist nog niet of minder gewenst of juist niet of minder aantrekkelijk maken?

14

Wat zijn de resultaten van de eerste maanden van betere voorlichting over zwangerschap en topsport door NOC-NSF?

15

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de ratificatie van de in 2014 door de Raad van Europa goedgekeurde conventie inzake de manipulatie van sportwedstrijden?

16

Wat waren de belangrijkste lessen van het EU Sportforum 2019 voor het Nederlands en Europees sportbeleid?

17

Kunnen er voorbeelden gegeven worden van lokale sportakkoorden waarbij een verbinding gemaakt wordt met lokale akkoorden die vanuit het Nationaal Preventieakkoord worden opgesteld?

18

Hoeveel gemeenten zijn van plan mee te doen met de lokale implementatie?

19

Als alle gemeenten meedoen, is er dan voldoende budget?

20

Is er een strategie om gemeenten die niet meedoen alsnog te betrekken, en zo ja, hoe?

21

Op welke punten moet het Nationaal Sportakkoord verder versterkt worden?

22

Wie wordt de sportformateur?

23

Is de decentralisatie-uitkering geoormerkt voor het sportakkoord?

24

Welke sportbonden zijn betrokken bij de impuls op nationaal niveau?

25

Welke concrete maatregelen worden er ondernomen om de kwantiteit van het (vrijwillig) kader te laten stijgen? Zijn hier concrete doelstellingen voor geformuleerd?

26

Hoeveel sportformateurs moeten er aangesteld kunnen worden met de beschikbaar gestelde middelen van € 1,5 miljoen?

27

Welk budget kan een gemeente aanvragen voor het aanstellen van een sportformateur? Is dit op basis van cofinanciering door de gemeente?

28

Is er voldoende budget om in alle gemeenten een sportformateur aan te stellen? Of is het de bedoeling dat sportformateurs regionaal werken? Zo ja, betekent dit dat regionale samenwerking een voorwaarde is voor het aanvragen van budget voor een sportformateur?

29

Vanuit welke achtergrond worden sportformateurs aangesteld? Kan dit bijvoorbeeld een gemeenteambtenaar zijn, of moet dit iemand met een onafhankelijke positie zijn?

30

Kan een gemeente alleen budget voor een sportformateur aanvragen als er nog geen lokaal/regionaal sportakkoord is gesloten? Of kan een sportformateur ook ingeschakeld worden voor de uitvoering van een lokaal/regionaal sportakkoord?

31

Kan een gemeente (een deel van) het budget voor een sportformateur doorschuiven naar het uitvoeringsbudget van een lokaal/regionaal sportakkoord?

32

Bestaat de experimenteerruimte voor regio’s en gemeenten waar al een akkoord gesloten is alleen uit het beschikbaar stellen van middelen ter ondersteuning van die akkoorden?

33

Op welke wijze is invulling gegeven aan de motie Bruins Slot c.s. (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 97) op het punt dat regio’s om experimenteerruimte vragen om af te kunnen wijken van wettelijke regelingen, zodat bijvoorbeeld verwijzing naar leefstijlinterventies via sport en beweging bij een sportaanbieder mogelijk wordt?

34

Waarom kiest u voor een decentralisatie-uitkering om de € 1,5 miljoen voor een sportformateur aan gemeenten beschikbaar te stellen? Op welke wijze kunt u zo controleren dat de gemeenten de € 1,5 miljoen ook daadwerkelijk aan sportformateurs hebben uitgegeven?

35

In welke vorm (subsidie, decentralisatie-uitkering etc.) wordt de € 10 miljoen verstrekt om lokale coalities te ondersteunen bij het uitvoeren van hun lokale sportakkoord?

36

Wat verstaat u onder het investeren in het versterken van de «sportlijn»? Op welke wijze wordt dit geld verstrekt?

37

Om wat voor nationale projecten gaat het en hoe wordt de € 10 miljoen verstrekt?

38

Zijn de middelen die beschikbaar komen via de Regeling specifieke uitkering stimulering sport (SPUK) en de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voldoende om de aanvragen mee te dekken?

39

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de uitkering SPUK en de BOSA regeling?

40

Welke specifieke resultaten kunnen worden verwacht met de inzet van de € 10 miljoen om lokale coalities te ondersteunen bij de uitvoering van hun lokale sportakkoord?

41

Hoeveel geld maakt u precies vrij om de motorische achteruitgang van kinderen aan te pakken binnen en buiten de school?

42

Binnen welke sportbonden worden de middelen voor «vitale sport- en beweegaanbieders» en «positieve sportcultuur» ingezet?

43

Welke middelen worden ingezet voor het versterken van het amateurvrouwenvoetbal?

44

Wordt de € 6 miljoen vanuit de motie Rudmer Heerema c.s. (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 94) beschikbaar gesteld voor de vijf onderwerpen waar sportverenigingen tegen aanlopen, namelijk: kwalitatief goed bestuur, goed opgeleide trainers, voldoende vrijwilligers, financiële degelijkheid en kunnen omgaan met de steeds professioneler wordende omgeving van wet- en regelgeving, en niet alleen voor de drie onderwerpen die in uw brief worden genoemd?

45

Betreft de beweegrichtlijn voor 0–4 jarigen het definiëren van een aantal minuten per week of moet er gedacht worden aan programma’s zoals bijvoorbeeld het Nijntje beweegdiploma van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU)?

46

Doet 10% van de bevolking aan vrijwilligerswerk in de sport of in het algemeen? En indien dat laatste het geval is, hoeveel procent doet dan vrijwilligerswerk in de sport?

47

Op welke wijze wordt de motorische achteruitgang van jeugd aangepakt binnen en buiten school?

48

Hoeveel procent van de buurtsportcoaches is als docent lichamelijke opvoeding aan het werk in het primair onderwijs?

49

Welke communicatiekanalen gebruiken ouderen overwegend volgens u?

50

Wanneer verwacht u dat de samenwerkingsprotocollen die de Dopingautoriteit afsluit met de IGJ, de Douane, de NVWA en met de politie, het OM, de FIOD en de NVWA-IOD gereed zijn?

51

Zijn er sportevenementen die binnen de ambitie van de sportwereld liggen die niet georganiseerd kunnen worden omdat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn vanuit het kader sportevenementen?

52

Kan de lijst met sportevenementen die de komende vijf jaar mede gefinancierd worden vanuit het sportevenementenkader naar de Kamer gestuurd worden?

53

Is er beleid vanuit VWS om onterecht van dopingmisbruik beschuldigde topsporters, zoals zwemster Kira Toussaint, te ondersteunen? Hoe ziet deze (financiële) ondersteuning eruit?

54

Wat doet het UNESCO Fonds ter Bestrijding van Doping? Welke concrete maatregelen/acties worden genomen met de implementatie van de Internationale Conventie tegen Doping in de Sport?

55

Op welke wijze zet u zich in voor meer beweegvriendelijke openbare ruimte en meer speelplekken voor kinderen? Welke concrete doelstelling heeft u hierbij?

56

Wat staat er op de agenda van het EU Sportforum van 8 en 9 april 2019?

Naar boven