2019D13694 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika, inzake toegang tot en gebruik van faciliteiten op Curaçao voor humanitaire bevoorradingen bedoeld voor de bevolking van de Bolivariaanse Republiek Venezuela (Kamerstuk 30 952, nr. 330).

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Nr.

Vraag

   

1

Zijn de Verenigde Staten met onderhavig Verdrag gehouden aan de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Europese consensus over humanitaire hulp?

2

Waarom heeft de Minister een beroep gedaan op artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, terwijl dit verdrag wordt vormgegeven in een hoogst gevoelige internationale politieke situatie, die democratische afweging van het Nederlandse parlement verdient?

<Hoofdbepaling van artikel 7 luidt: «Tenzij een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, is de goedkeuring niet vereist.» Het bepalende artikel c luidt: «c. indien het verdrag geen belangrijke geldelijke verplichtingen aan het Koninkrijk oplegt en voor ten hoogste een jaar is gesloten»;>

3

Wat wordt bedoeld met «uitvoerende partners» In artikel 1c? Kunt u aangeven wie dat zijn?

4

Kan de Minister het contract met «eenheden en personen die een contract of toelage krijgen om dit humanitaire werk uit te voeren» aan de Kamer sturen? Indien neen, wat houdt het contract in en hoeveel bedraagt de toelage? Wie betaalt die toelage?

5

Wie zijn «de derde landen» die in artikel II.1 worden genoemd?

6

Welke partner of partners in Venezuela in artikel II.3 worden bedoeld waaraan alleen in «vreedzame omstandigheden» in Venezuela goederen worden geleverd?

7

Hoe definieert de Minister «vreedzame omstandigheden» zoals in artikel II.3 worden bedoeld?

8

Naar welke «derde landen» kunnen goederen die aanvankelijk in Curaçao worden opgeslagen, worden geleverd, zoals het eerste deel van lid 4 van artikel II mogelijk maakt?

9

Wat wordt bedoelt met «assets» en wat met «logistieke omstandigheden» in lid 5?

10

Wat wordt bedoeld met de «logistieke omstandigheden» waaronder deze «assets» kunnen worden gebruikt, in artikel II.5?

11

Op welk soort informatie wordt gedoeld in artikel IV waarin wordt gesproken over uitwisseling van informatie tussen Curaçao en de VS?

12

Kan de Minister aangeven wat de kosten van het verdrag zijn? Kan hij tevens aangeven wat de «afzonderlijke verplichtende instrumenten» zijn waarmee de kosten worden geregeld die gepaard gaan met deze overeenkomst, zoals in artikel V wordt gesteld?

13

Wat wordt bedoeld met de verwachting dat de kosten die met het verdrag samenhangen door de VS zullen worden gedragen? Op welke manier komt daarmee artikel 7c van de Rijkswet tot gelding, omdat daarin wordt gemeld dat indien Nederland geen kosten heeft, de zaak niet in het parlement hoeft te worden behandeld?

14

Waarom zijn de zeven artikelen die aan het FOL verdrag uit 2000 zijn ontleend niet afzonderlijk in dit verdrag opgenomen? Wat is het belang van de verwijzing naar FOL?

15

Is het denkbaar dat er een situatie ontstaat zonder «gelijkblijvende omstandigheden» als waaronder FOL-artikelen gelden? Zo ja, wat is dan de verdragsbasis?

16

Is het juist te veronderstellen dat de onbekende «implementing partners» onder deze FOL-artikelen vallen? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?

17

Waarom genieten deze «implementing partners» immuniteit?

18

Waarom worden bevoegdheden aan de Amerikanen overgedragen als Nederland zelf heel goed humanitaire hulp zou kunnen organiseren?

19

Kunt u specifiek aangeven om wat voor humanitaire goederen het gaat? Hebben de Verenigde Staten daar vooraf (vóór het tekenen van het verdrag) inzicht in gegeven?

20

Welke faciliteiten mogen de Amerikanen gebruiken op Curaçao? Kan daar een overzicht van worden gegeven?

21

Wat is de omvang van de groep Amerikaanse overheidsfunctionarissen die op Curaçao gestationeerd wordt?

22

Bij wie ligt de bevoegdheid om, op grond van artikel II lid 5 van het verdrag, de Amerikanen (bij uitzondering) toestemming te geven voor de inzet van militair materieel voor het transport van de hulpgoederen?

23

Op welke wijze ziet Nederland erop toe dat Curaçao niet tegen de afspraken in wordt gebruikt als overslagplaats voor militaire of dual-use goederen?

24

Het verdrag stipuleert, onder Art. II, lid 3, dat de transfer van humanitaire hulp van Curacao naar Venezuela alleen zal plaatsvinden als de situatie in Venezuela een ordelijke distributie van de hulpgoederen onder vreedzame omstandigheden toelaat. Laat de huidige situatie dat toe?

25

Volgens Art. II, lid 4 zal Nederland beslissen, na consultaties met de VS, of de situatie in Venezuela een ordelijke distributie van hulpgoederen toelaat. Zal Nederland, alvorens een beslissing te nemen, ook consultaties houden met de Verenigde Naties?

26

Volgens Art. II, lid 5 zou humanitaire hulp ook met niet-civiele middelen naar Curacao mogen worden vervoerd als Nederland daar toestemming voor geeft. Maakt goedkeuring door de Tweede Kamer expliciet deel uit van die toestemming?

27

Is dit verdrag besproken in en goedgekeurd door het parlement van Curacao? Zo nee, waarom niet?

Naar boven