Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Uw Kamer heeft mij op 24 januari jl. verzocht om een reactie op een brief van de Noordelijke
Vereniging van Oudgedienden en Actief dienend personeel der Koninklijke Marine (NVOAM)
over de naleving van de Regeling Reünie Faciliteiten (RRF). Aanvullend heeft u mij
op 7 maart jl. gevraagd om te reageren op een tweede brief van de NVOAM. Hierbij doe
ik u mijn reactie op beide brieven toekomen.
Regeling Reünie Faciliteiten
Met de RRF wordt, onder andere, de aanspraak van (reünie-)verbanden (verenigingen
en stichtingen) op financiële ondersteuning door het Ministerie van Defensie geregeld.
Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen, zijn in de regeling enkele voorwaarden
vastgelegd. Zo moet het verband zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK)
(of zijn aangesloten bij een verband dat is ingeschreven bij de KvK), en moeten de
rechthebbende leden veteraan zijn (volgens de criteria van de Veteranenwet) óf ten
minste zes jaren hebben gewerkt bij Defensie. Het aantal rechthebbenden wordt per
verband vastgelegd in een certificaat dat bepalend is voor de hoogte van de bijdrage
van Defensie aan het verband.
Vragen NVOAM
De NVOAM vraagt in haar brief van 7 maart jl. of een defensieonderdeel een afgegeven
en nog geldig certificaat in mag trekken en of dit door alle defensieonderdelen of
alleen door het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) wordt gedaan. De RRF van Defensie
is in 2018 opnieuw vastgesteld. Daarbij zijn de voorzieningen en aanspraken uitgebreid.
Hierbij is besloten het aantal rechthebbenden per vereniging opnieuw vast te stellen
en vervolgens vast te leggen in een nieuw certificaat. In de regeling is vastgelegd
dat de (reünie-)verbanden hun aanspraken neerleggen bij het Operationeel Commando
waarvan zij de meeste rechthebbende leden hebben.
Voor het opnieuw vaststellen van het aantal rechthebbenden hanteren de Operationele
Commando’s verschillende procedures; die ruimte hebben ze. Zo is bij het Commando
Landstrijdkrachten (CLAS) besloten de certificaten te vernieuwen op het moment dat
de oude certificaten zijn verlopen. Dit vanwege het zeer grote aantal reünie-verbanden.
Het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en CZSK hebben de oude aanspraken laten vervallen
en alle verbanden tegelijk verzocht opnieuw aan te tonen hoeveel rechthebbende leden
zij hebben. Dit is voor een groot deel in 2018 gedaan en zal dit jaar worden afgerond.
Om in aanmerking te kunnen komen voor de financiële ondersteuning, moet de NVOAM bij
het CZSK aantonen hoeveel rechthebbende leden de vereniging heeft. De NVOAM geeft
in de hierboven genoemde brief van 24 januari jl. aan dat CZSK meer van hen vraagt
dan zou zijn toegestaan op basis van de RRF en de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG).
Correspondentie tussen de NVOAM en CZSK over het aanleveren van gegevens op basis
waarvan kan worden aangetoond hoeveel rechthebbende leden de NVOAM heeft, is nog gaande.
CZSK heeft de NVOAM al laten weten dat het niet nodig is dat de leden in het bezit
zijn van een veteranen- of post-actievenpas. Ook is het niet verplicht om een marine-
of peoplesoftnummer aan te leveren als de betreffende persoon hierover niet beschikt
en op een andere manier kan aangetonen dat deze veteraan is of zes jaar voor Defensie
heeft gewerkt.
De NVOAM geeft aan dat het op basis van de AVG niet toegestaan zou zijn om de gevraagde
gegevens zonder toestemming van de leden te mogen verstrekken. Een uit de AVG voortvloeiend
beginsel is dat de gevraagde gegevens proportioneel moeten zijn in relatie tot het
doel waarvoor ze verstrekt worden. Met andere woorden, Defensie mag alleen die gegevens
vragen die ook echt nodig zijn om te kunnen vaststellen of iemand veteraan is of zes
jaar voor Defensie heeft gewerkt. Om dit laatste te kunnen beoordelen, is de Functionaris
voor de Gegevensbescherming verzocht hier in relatie tot de Regeling Reünie Faciliteiten
nog eens kritisch naar te kijken.
Tot slot
Omdat correspondentie tussen de twee partijen nog gaande is, ga ik ervan uit dat zij
in goede orde met elkaar tot een oplossing zullen komen om tot een vaststelling van
het aantal rechthebbende leden te komen. Ik verwacht daarbij de medewerking van beide
partijen.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten