2019D07820

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2019

Hierbij ontvangt u een afschrift van Gemeentenieuws van SZW 2019-1.

Deze brief wordt tevens gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

In deze nieuwsbrief vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

  • 1. Project Simpel Switchen in de Participatieketen

  • 2. Doe mee! – Quickscan beschut werk

  • 3. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie

  • 4. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder kinderen

  • 5. Als werk weinig opbrengt

  • 6. Maatwerk kostendelersnorm

  • 7. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte

  • 8. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»

  • 9. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd

  • 10. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»

  • 11. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten

  • 12. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Teksten Gemeentenieuws van SZW 2019-1

  • 13. Project Simpel Switchen in de Participatieketen

  • 14. Doe mee! – Quickscan beschut werk

  • 15. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie

  • 16. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder kinderen

  • 17. Als werk weinig opbrengt

  • 18. Maatwerk kostendelersnorm

  • 19. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte

  • 20. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»

  • 21. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd

  • 22. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»

  • 23. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten

  • 24. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven

1. Project Simpel Switchen in de Participatieketen

Op 27 december jl. heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over mijn plannen met betrekking tot het project Simpel Switchen in de Participatieketen. De Kamerbrief vindt u hier.

Met het project Simpel Switchen in de Participatieketen wil ik drempels wegnemen om werk vanuit de uitkering te aanvaarden en wil ik de overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en een reguliere baan versoepelen. Mensen moeten de gelegenheid hebben zich te ontwikkelen en het vertrouwen dat het veilig genoeg is om stappen te maken, zodat ze kunnen meedoen op de best passende plek. Na vele gesprekken en bijeenkomsten in het land zijn de belangrijkste knelpunten verwoord en langs vier sporen uitgewerkt, in nauwe samenwerking met onder meer Divosa. Bij elk spoor worden ook concrete acties benoemd. Een nadere toelichting vindt u in de brief.

Spoor 1: Mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan werken en weer terug kunnen vallen als het werken toch (even) niet lukt

Dit geldt voor mensen die vanuit de Wajong, WIA of Participatiewet gaan werken. Uit angst voor het verlies van de uitkering en/of onzekerheid over inkomsten gaan mensen nu niet altijd aan het werk, terwijl ze dat wel willen en kunnen.

Spoor 2: Beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan

Mensen krijgen als zij gaan werken te maken met wisselende betaalmomenten en verrekeningen tussen de uitkering, inkomsten uit werk en toeslagen, wat soms na jaren nog kan leiden tot terugvorderingen. Ik ga de mogelijkheden verkennen om een combinatierekentool te ontwikkelen, waarmee mensen meer inzicht krijgen in wat gaan werken financieel betekent. Daarnaast heb ik aandacht voor de aanpak van de toeslagenproblematiek.

Spoor 3: Meedoen op de best passende plek

Iedereen moet zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen op de best passende plek. Voor veel mensen is dat een reguliere baan, voor anderen een banenafspraakbaan, voor een deel een beschut werkplek of een dagbestedingsplek. Ik ga de aansluiting (en terugval) tussen dagbesteding en (beschut) werk versoepelen, alsmede de doorstroom van beschut werk naar een banenafspraakbaan. Mensen die zich op een beschut werkplek ontwikkelen moeten zich veilig genoeg voelen om – als ze daaraan toe zijn – de stap naar een banenafspraakbaan te zetten. Daartoe wil ik het mogelijk maken dat, als het in de banenafspraakbaan toch niet lukt, het positieve advies beschut werk herleeft, zonder dat een nieuw onderzoek door UWV nodig is.

Spoor 4: Continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning

Het is belangrijk dat er continuïteit in de begeleiding is. Die is er nu onvoldoende, met name bij de overgang van school naar werk, of van zorg naar werk en om aan het werk te blijven. Er wordt een werkgroep ingericht met betrokken partijen in het veld, de Ministeries van VWS, OCW en BZK en de cliënten, om te werken aan continuïteit in de begeleiding over levensdomeinen en leeftijdsgrenzen heen. In het programma voor de ontwikkeling van vakmanschap komt aandacht voor meer integraal werken.

2. Doe mee! – Quickscan beschut werk

Het Ministerie van SZW heeft enkele signalen van gemeenten ontvangen dat reguliere werkgevers een drempel voelen om beschutte werkplekken te realiseren vanwege het niet meetellen van deze banen voor het invullen van de Banenafspraak. In mijn Kamerbrief over «Simpel Switchen in de Participatieketen» kondig ik een quickscan aan onder gemeenten en werkgevers om na te gaan in hoeverre dit breder speelt; deze brief vindt u hier. Dit onderzoek wordt momenteel door Berenschot uitgevoerd. Zij gaan interviews afnemen bij signaalgemeenten en gemeenten die beschutte werkplekken bij reguliere werkgevers realiseren. Daarnaast wordt een enquête uitgezet onder werkgevers uit vier arbeidsmarktregio’s en wordt een aantal werkgevers benaderd voor een verdiepend telefonisch interview.

Mijn vraag aan gemeenten:

Realiseert uw gemeente, of wil uw gemeente beschutte werkplekken realiseren bij reguliere werkgevers? Zo ja, bent u bereid deel te nemen aan een telefonisch interview van ongeveer een half uur?

Uw ervaring met nieuw beschut werk is waardevolle input voor dit onderzoek. U kunt gebruik maken van deze link om uw contactgegevens achter te laten. Berenschot neemt contact met u op om een interview te plannen op een voor u geschikt moment. Opmerking: Voormalige SW-bedrijven of de gemeente zelf vallen niet onder de groep reguliere werkgevers in dit kader, (zorg)ondernemingen en sociale firma’s wel.

3. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie

Om volwaardig mee te doen in onze samenleving is het spreken van de Nederlandse taal onmisbaar. Voor een praatje met de buren, gesprekken op de werkvloer of bij het solliciteren naar een baan. Ook als het tijdelijk even niet lukt is het belangrijk om arbeidsfit te blijven en mee te blijven doen. Zowel de taaleis als de tegenprestatie helpt mensen mee te kunnen laten doen.

Uit recente CBS-onderzoeken blijkt dat nog veel gemeenten hierin achterblijven. Daarom vind ik het van belang dat gemeenten hier nadrukkelijker meer werk van maken. Hierover ga ik, zoals ook in het regeerakkoord is opgenomen, met gemeenten in gesprek.

Belangrijkste uitkomsten rapport taaleis

Het CBS is gevraagd om onderzoek te doen naar de uitvoering van de tegenprestatie en de taaleis in de Participatiewet. Uit de onderzoeken komt naar voren dat van ongeveer 72.300 mensen in de bijstand nog niet in beeld is of ze aan de taaleis voldoen. Ongeveer 36.300 personen beheersen de Nederlandse taal onvoldoende. Verder blijkt uit de CBS-onderzoeken dat nog teveel gemeenten achterblijven met het opleggen van verminderingen. Gemeenten geven aan dat maatregelen zelden nodig zijn, omdat de bijstandsgerechtigden in de regel meewerken aan de opgelegde taalverplichting. Het rapport omtrent de uitkomsten van de Wet Taaleis vindt u hier.

Belangrijkste uitkomsten rapport tegenprestatie

Ongeveer 40% van de gemeenten heeft aangegeven de tegenprestatie niet uit te voeren. Sommige van deze gemeenten hebben toegelicht andere maatschappelijk nuttige activiteiten te stimuleren, zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg, maar dit niet als tegenprestatie te zien.

Het rapport omtrent de uitvraag tegenprestatie vindt u hier.

Brief aan de Tweede Kamer

In de brief aan de Tweede Kamer roep ik gemeenten op om snel meer werk te maken van de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie. Het is onacceptabel dat, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, mensen onnodig aan de kant blijven staan. Het blijkt dat meerdere gemeenten aangeven met aanpassing van hun taalbeleid te wachten op de evaluatie van de taaleis en de veranderingen het inburgeringsstelsel. Ik vind het belang van een goede taalbeheersing en participatie te groot om nu nog af te wachten en de uitvoering van de wet niet voortvarend ter hand te nemen. Gelukkig zijn er ook gemeenten die wel werk maken van hun taalbeleid en invulling geven aan de taaleis.

De Kamerbrief Rapporten taaleis en tegenprestatie CBS 2018 vindt u hier.

In debatten en gesprekken merk ik een negatieve connotatie ten aanzien van de tegenprestatie.

Ik vind dit een onwenselijke benadering van een instrument dat mensen op weg kan helpen om weer mee te doen. In het debat met de Tweede Kamer heb ik dan ook aangegeven dat dit geen maatregelen zijn om mensen te dwarsbomen, maar belangrijke instrumenten om te voorkomen dat onze samenleving, soms met de beste intenties, mensen feitelijk afschrijft. Omwille van de mensen zelf en ook vanwege intergenerationele problematiek moeten we niet in ontheffingen denken, maar in mogelijkheden om mensen te ondersteunen.

Met de VNG heb ik afgesproken dat de komende tijd gesprekken plaatsvinden met gemeenten over hoe zij de resultaten uit deze onderzoeken duiden, hoe zij aankijken tegen de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie en wat zij doen om ervoor te zorgen dat iedereen meedoet in onze samenleving. Hierbij ligt de focus op wat werkt en wat niet werkt. Specifiek ten aanzien van de taaleis wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd. De uitkomsten van de gesprekken en de evaluatie bepalen in welke mate regulerende maatregelen genomen zullen worden. Om de doelen te halen, mensen volwaardig te kunnen laten meedoen en bijdragen, zijn alle mogelijk te nemen maatregelen bespreekbaar. Gemeenten kunnen verwachten dat er bereidheid is om naar belemmeringen in de regelgeving te kijken, maar omgekeerd wordt verwacht dat alle gemeenten werk maken van de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie.

Onjuiste uitleg taaleis

Gebleken is dat er gemeenten zijn die in hun verordening hebben opgenomen dat bijstandsgerechtigden die zijn ontheven van de inburgeringsplicht vrijgesteld zijn van de taaleis. Dit is een onjuiste uitleg van de wet. Juist voor de groep die na bewezen inspanning niet aan de eisen van de inburgering kan voldoen dreigt isolement en langdurig gebruik van bijstand. Juist voor hen is het daarom belangrijk dat ze bezig blijven met het leren van taal en participeren in de samenleving.

4. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder kinderen

Met ingang van 1 januari 2017 is structureel extra € 100 miljoen per jaar ter beschikking gesteld voor kinderen die opgroeien in armoede.

Van dit bedrag wordt vanaf 2017 structureel € 85 miljoen per jaar aan gemeenten beschikbaar gesteld via een decentralisatie-uitkering. Over de met deze middelen te bereiken doelen zijn in 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt tussen SZW en VNG. Hierin is de gezamenlijke ambitie geformuleerd dat het rijk en gemeenten zich zullen inspannen om alle kinderen te bereiken voor wie dit niet vanzelfsprekend is en te ondersteunen met voorzieningen in natura via de lokale infrastructuur en in samenwerking met diverse partijen. Alle gemeenten zullen in samenwerking met relevante partijen zorgdragen voor voorzieningen in natura, zodat zij kunnen meedoen op school, aan sport, aan cultuur en aan sociale activiteiten. Tevens is afgesproken om de bestuurlijke afspraken in 2018 en 2021 te evalueren.

De integrale tekst van de afspraken vindt u hier.

De eerste evaluatie, uitgevoerd door Bureau Bartels, is thans beschikbaar.

Uit de evaluatie blijkt dat gemeenten in 2017 positieve stappen hebben gezet om de ambities uit de bestuurlijke afspraken te realiseren. Zo bieden 9 van de 10 gemeenten nu voorzieningen in natura aan en zijn de extra middelen voor het merendeel besteed aan beleid op het terrein van kinderen in armoede en zijn meer kinderen in armoede bereikt dan het jaar ervoor. Er is sprake van een positieve ontwikkeling: steeds meer gemeenten kiezen voor een integrale aanpak van (kinder)armoede, door de verbinding te leggen met andere domeinen, zoals sport, gezondheid, re-integratie, jeugdzorg en wonen. Zowel de SER als de Kinderombudsman onderschrijven het belang van een integrale aanpak van kinderarmoede. Uit de evaluatie blijkt ook dat de ambities van de bestuurlijke afspraken nog niet bij alle gemeenten zijn gerealiseerd: een groot aantal gemeenten heeft onvoldoende zicht op de (extra) uitgaven en op het (extra) bereik van kinderen. Bovendien is slechts 43% van de extra middelen in 2017 besteed aan voorzieningen in natura.

De conclusie is dat er positieve stappen zijn gezet in het bereiken van meer kinderen die opgroeien in armoede en dat er verbetering mogelijk en nodig is. Daarom heb ik met de VNG hernieuwde afspraken gemaakt. Deze afspraken hebben betrekking op:

  • Het vasthouden aan de gezamenlijke ambitie om alle kinderen die in armoede opgroeien te bereiken en te ondersteunen. Gemeenten kunnen deze ambitie lokaal realiseren en de middelen hiervoor inzetten.

  • De inzet om alle kinderen te bereiken, met bijzondere aandacht voor kinderen van werkenden met een laag inkomen.

  • De inzet op een integrale en structurele aanpak van de oorzaken en de gevolgen van armoede onder kinderen. Gemeenten krijgen hierbij de ruimte om maximaal 15 tot 20% van de extra middelen breder dan alleen voor de ondersteuning in natura in te zetten, waarbij het uitgangspunt blijft dat ook dat deel van de middelen nadrukkelijk gericht is op de aanpak van armoede onder kinderen.

  • In samenwerking met de VNG en Divosa wil SZW de ondersteuning en kennisontwikkeling en -uitwisseling faciliteren over de wijze waarop gemeenten structurele oplossingen kunnen bieden voor kinderen in gezinnen die moeilijk rond kunnen komen of in armoede leven.

  • In 2021 vindt zoals afgesproken een vervolgevaluatie plaats.

De brief aan de Tweede Kamer van 21 november 2018 over de tussentijdse evaluatie inzet extra middelen voor kinderen in armoede vindt u hier. In deze brief zijn de hernieuwde afspraken met de VNG integraal opgenomen. Ook het evaluatierapport van Bureau Bartels vindt u hier. Dit rapport bevat tevens goede praktijkvoorbeelden, bijvoorbeeld over het bereiken van (gezinnen met) kinderen in armoede, het betrekken van kinderen bij het beleid en het realiseren van een integrale aanpak.

5. Als werk weinig opbrengt

Het SCP publiceerde op 3 oktober het rapport «Als werk weinig opbrengt» over armoede onder werkenden. Het SCP geeft aan dat 4,6% van de werkenden in 2014 te maken had met een inkomen onder de armoedegrens. Hiervan had 55% een baan in loondienst en de overige 45% was werkzaam als zelfstandige.

Veelal is de oorzaak van armoede onder werknemers dat er te weinig uren per week gewerkt wordt om boven de armoedegrens uit te komen. Bij ZZP’ers wordt er door lage uurtarieven te weinig winst gemaakt. De voornaamste risicogroepen zijn zelfstandigen, oproepkrachten en werknemers met een kleine deeltijdbaan.

Het SCP geeft aan dat gemeenten werkenden in armoede zonder bijstandsverleden nog niet goed op de radar hebben en niet weten hoe ze te bereiken. Het rapport bevat een aantal aanbevelingen op zowel landelijk als gemeentelijk niveau om armoede onder werkenden tegen te gaan. Het rapport vindt u hier. Het kabinet zal met de VNG en gemeenten in gesprek gaan om te bezien hoe gemeenten werkenden met een laag inkomen beter kunnen bereiken en ondersteunen. Nadere informatie over de kabinetsreactie vindt u hier.

Via deze nieuwsbrief roep ik gemeenten reeds op om de werkende minima als doelgroep te onderscheiden en te bezien hoe zij beter bereikt- en op passende wijze ondersteund kunnen worden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld werkenden met een laag inkomen ondersteunen bij het vinden van een baan met meer uren, of hen attenderen op beschikbare gemeentelijke regelingen. Om het bereik van werkenden met een laag inkomen te vergroten verzoek ik gemeenten om meer de verbinding te zoeken met actoren zoals lokale werkgevers, vakbonden en organisatieverbanden van zzp’ers, sociaal raadslieden, scholen en andere aanbieders van opleidingen. Tot slot roep ik gemeenten op tot uitwisseling van goede voorbeelden op het vlak van bereik en ondersteuning.

6. Maatwerk kostendelersnorm

Bij de behandeling van de begroting 2019 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 november 2018 is de motie Peters (Kamerstuk: 35 000 XV, nr. 54) door de Tweede Kamer aangenomen. De motie Peters verzoekt de regering om de mogelijkheid van maatwerk bij de toepassing van de kostendelersnorm nadrukkelijk bij de gemeenten onder de aandacht te brengen om dreigende dakloosheid te voorkomen. De aanleiding voor deze motie is de toename van het aantal dakloze jongeren in Nederland.

Maatwerk en tijdelijk verblijf

Bij de Verzamelbrief van 13 november 2015 heeft SZW de gemeenten reeds geïnformeerd over de mogelijkheid van maatwerk bij de toepassing van de kostendelersnorm. Ook is in deze brief verduidelijkt hoe om te gaan met situaties waarbij sprake is van tijdelijk verblijf. Naar aanleiding van de motie Peters breng ik bij gemeenten onder de aandacht dat jongeren tot 21 jaar en studenten zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm en dus niet meetellen als kostendeler. Wanneer het gaat om personen van 21 jaar en ouder, die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde, dan hoeft degene die tijdelijk inwoont niet mee te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. De gemeente dient dan vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf. Vervolgens behoort het tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan niet in specifieke situaties een uitzondering te maken en de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren.

Daarnaast kunnen er individuele situaties zijn, waarin het wenselijk is om individueel maatwerk te verlenen met betrekking tot de hoogte van de uitkering. Gemeenten kunnen dan op basis van de individuele situatie van bijstandsgerechtigde van 18 jaar en ouder op basis van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de rechthebbende belanghebbende; uiteraard met inachtneming van voorliggende voorzieningen.

7. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte

Het Ministerie SZW heeft tussentijds de ESF-regeling Sociale innovatie en Transnationale samenwerking (SITS) laten evalueren. Op basis van deze regeling worden projecten medegefinancierd die zijn gericht op het ontwikkelen, testen en kennisdelen van methoden en instrumenten voor arbeidstoeleiding van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en welke gericht zijn op samenwerkingsprojecten met andere landen in het kader van actieve inclusie. Voor de periode 2014–2020 is € 7 miljoen beschikbaar. Er is nog budget voor nieuwe aanvragen. Aanvragen lopen via de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s.

De subsidie blijkt aan te sluiten bij de behoefte van gemeenten. De ervaring met centrumgemeenten als aanvrager voor hun arbeidsmarktregio is positief. Dankzij de subsidie kunnen nieuwe werkwijzen voor nieuwe doelgroepen ontwikkeld en getest worden en kan kennis gedeeld worden met Nederlandse en buitenlandse partners. De communicatie met de directie Uitvoering Van Beleid (UVB) van het Ministerie van SZW wordt over het algemeen als goed en behulpzaam ervaren. In het begin was er verwarring over het begrip sociale innovatie, inmiddels is dit verbeterd. Aanvragers ervoeren in het begin onduidelijkheid over beoordelingscriteria en wijze van verantwoorden Inmiddels is hier meer ervaring mee opgedaan.

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat potentiële aanvragers het lastig vinden een buitenlandse partner te vinden om hun project inhoud te geven. Voor het zoeken naar een transnationale partner kan men via www.transnationality.eu in de partnerdatabase een geschikte partij zoeken of zelf een oproep doen. Ook kan men hulp inschakelen van de directie Uitvoering Van Beleid van het Ministerie van SZW, via telefoonnummer 070–3152054.

De Tussentijdse Evaluatie SITS 2018 vindt u hier.

Meer informatie over de ESF-regeling SITS vindt u op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

8. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»

In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en op verzoek van gemeenten heeft het Inlichtingenbureau de functionaliteit «jongeren in beeld» ontwikkeld. Met deze functionaliteit kan iedere gemeente maandelijks een rapportage ontvangen met gegevens (onder andere BSN nummer) van jongeren in de leeftijd van 23 tot 27 jaar, zonder startkwalificatie, zonder onderwijsinschrijving, zonder werk en zonder uitkering. Gemeenten kunnen deze jongeren benaderen en vervolgens begeleiden naar een leer-werktraject op grond van artikel 10f Participatiewet.

Iedere gemeente kan zich aansluiten op deze functionaliteit. Meer informatie over de aanmeldprocedure staat op de website van het Inlichtingenbureau; deze vindt u hier.

In 2019 vindt een aantal informatiebijeenkomsten plaats over «jongeren in beeld».

Het Inlichtingenbureau geeft een presentatie over de functionaliteit (aanmeldproces, werking, etc). Afgelopen jaar is deze functionaliteit getest door een tiental gemeenten. Tijdens de bijeenkomsten delen zij hun ervaringen. Wat was hun aanpak? Wat zijn hun tips? Ook zal een medewerker van het ministerie aanwezig zijn. Op de website van het Inlichtingenbureau vindt u een aanmeldformulier voor de bijeenkomsten.

De data zijn:

  • donderdag 21 februari in Amsterdam

  • donderdag 21 maart in Utrecht

  • donderdag 25 april in Eindhoven

9. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd

Op 11 december 2018 is in de Staatscourant de Regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd. Deze vindt u hier. Hierin staan per gemeente de aantallen in 2019 te realiseren dienstbetrekkingen beschut werk, voor zover de behoefte daartoe bestaat. De behoefte wordt bepaald door het aantal positieve adviezen dat UWV voor burgers van die gemeente heeft gegeven. In totaal gaat het om 6.000 plekken.

Nieuw dit jaar is dat iedere gemeente tenminste een bedrag voor begeleidingskosten ontvangt voor één beschutte werkplek en dat voor iedere gemeente het aantal in de regeling tenminste één bedraagt. Hierdoor wordt bereikt dat iedere gemeente tenminste één beschut werkplek kan creëren als de behoefte zich voordoet. Er zijn dus geen zogenaamde nul-gemeenten meer.

De aanleiding voor deze wijziging is gelegen in de Kamervragen Nijkerken-de Haan (VVD) (Kamerstukken II, 2017–2018, nr. 1900), waar aandacht werd gevraagd voor de nul-gemeenten.

10. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»

Ruim 300.000 mensen in Nederland ontvangen langer dan twee jaar bijstand. Ik wil dat mensen in de bijstand meer perspectief krijgen om (weer) aan het werk te komen. Nu de economie weer aangetrokken is biedt het kansen om mensen uit de bijstand ook weer aan het werk te helpen.

Dit was aanleiding voor mij om na te gaan:

  • 1. Wie zijn de mensen die langdurig in de bijstand zitten?

  • 2. Wat doen gemeenten om deze groep beter te leren kennen?

  • 3. Wat zijn kansrijke aanpakken van gemeenten om langdurig bijstandsgerechtigden aan het werk te krijgen?

In de vorige nieuwsbrief heb ik u geïnformeerd over het eerste onderzoek in dit drieluik: het essay «Klant in beeld», van het onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers. Hierin staat beschreven welke motieven gemeenten hebben om klanten in beeld te krijgen, op welke manier dit gebeurt en wat de opbrengsten daarvan zijn.

Tegelijkertijd liet ik door het CBS een kwantitatief onderzoek uitvoeren naar de kenmerken van langdurige bijstandsontvangers. Het CBS is nagegaan welke combinatie van kenmerken (profielen) een grotere of kleinere kans geeft om uit te stromen richting werk. Binnen dit onderzoek zijn langdurige bijstandsontvangers gedefinieerd als personen die eind 2016 ten minste twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen, of personen die minder dan twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen maar wel in de afgelopen drie jaar ten minste 24 maanden bijstand ontvingen (de zogenoemde «hoppers»).

Uitkomsten op hoofdlijnen van het kwantitatief CBS-onderzoek

Uit dit onderzoek blijkt dat eind 2016 71% van de bijstandsontvangers langdurig bijstand ontving.

Uit de classificatieboom die CBS in dit onderzoek heeft opgesteld blijken de leeftijd en de Human Capital Index (HCI; opleidingsniveau gecombineerd met arbeidsverleden) de meest onderscheidende kenmerken te zijn voor de uitstroomkans van langdurig bijstandsgerechtigden. Ouder dan 49 jaar en een laag HCI hebben een negatieve invloed op uitstroom; 40% van de langdurig bijstandsgerechtigden hebben deze kenmerken. In vergelijking tot de totale groep bijstandsgerechtigden zijn langdurig bijstandsgerechtigden vaker alleenstaand, ouder in een eenouderhuishouden, of gescheiden. Ze maken vaker gebruik van medicijnen of GGZ-zorg.

Daarnaast laat de classificatieboom zien dat de kans op uitstroom vergroot, wanneer men een re-integratievoorziening ontving. Iets minder dan de helft van de langdurig bijstandsgerechtigden jonger dan 49 jaar en met een lage HCI ontving een re-integratievoorziening.

De uit het onderzoek naar voren gekomen inzichten kunnen gebruikt worden om de uitstroom uit de langdurig bijstand te bevorderen. Ze zullen als basis gebruikt worden voor het derde onderzoek in het bovengenoemde drieluik, namelijk een kwalitatief onderzoek naar kansrijke gemeentelijke aanpakken om langdurige bijstandsgerechtigden aan het werk te krijgen. Dit onderzoek zal zomer 2019 opgeleverd worden.

Voor een volledig overzicht van de onderzoeksresultaten verwijs ik u naar het CBS-onderzoek; deze vindt u hier.

Het is belangrijk dat gemeenten denken in mogelijkheden, ook als mensen al langer bijstand ontvangen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat gemeenten van elkaar leren. Met dit drieluik wil ik stimuleren dat ervaringen die gemeenten opdoen bij de re-integratie worden gedeeld en vertaald worden in meer kennis over kansrijke aanpakken voor deze groep.

11. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten

Per 1 januari 2019 is een nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG) van kracht. De voorschriften voor de aanlevering van gegevens over de inzet van re-integratievoorzieningen door gemeenten zijn op onderdelen gewijzigd. Hiermee ontstaat een beter inzicht welk type voorziening met welk doel wordt ingezet.

Een belangrijke verandering heeft betrekking op de typeringen van de re-integratie voorzieningen. De categorie «overige voorzieningen», waar het overgrote deel van alle ingezette voorzieningen onder viel, maakt plaats voor een nadere uitsplitsing. Voorzieningen gericht op bijvoorbeeld scholing, training en sociale activering worden onderscheiden. Maar ook de fysieke aanpassing van een werkplek is in de toekomst beter in de statistiek terug te vinden.

De informatie over de personen die een of meerdere re-integratievoorzieningen ontvangen wordt ook uitgebreid. Zo worden meer gradaties onderscheiden bij het kenmerk «arbeidsvermogen»: naast «onder WML», wordt bij de overige personen een inschatting gemaakt van de bemiddelbaarheid en de hulpbehoefte om naar een baan toe te werken. Een nieuw kenmerk is voorts het «doel van de inzet van voorzieningen»: «participatie» of «re-integratie».

Bij deze beide kenmerken gaat het om een inschatting van de gemeente, veelal de klantmanager, van de ambitie en mogelijkheden binnen een startend of lopend traject. Gaandeweg kan deze inschatting vanzelfsprekend veranderen.

De nieuwe richtlijn SRG geeft zowel meer inzicht in de type voorzieningen die ingezet worden, als in de mensen die voorzieningen ontvangen. Zowel voor gemeenten als ten behoeve van mijn eigen monitoring van de re-integratie- en participatie-inspanningen door gemeenten biedt de gedetailleerdere informatie meer handvatten voor onderlinge benchmark, monitoring en sturing.

De beoogde kwaliteitsverbetering is geen kwestie van een druk op de knop. Het CBS helpt gemeenten bij het doorvoeren van de veranderingen. Naast informatiebijeenkomsten en ondersteuning bij het omzetten van voorzieningen naar de nieuwe categorieën krijgen gemeenten twee weken extra tijd voor de eerste aanleving over de maand januari. Daarnaast krijgen gemeenten tot juni de tijd om de nieuwe persoonskenmerken (de inschatting van het arbeidsvermogen en het overkoepelende doel van de inzet voorzieningen) voor alle personen die een voorziening ontvangen aan te leveren.

Meer informatie over de nieuwe richtlijn en de ondersteuning van het CBS vindt u hier.

De eerste landelijke resultaten over het eerste kwartaal van 2019 worden in mei gepubliceerd.

12. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven

Sinds 1 januari 2018 is er een loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. Werkgevers hebben met het loonkostenvoordeel recht op een tegemoetkoming in de loonkosten van maximaal € 2.000 per jaar, voor mensen met een arbeidsbeperking die vallen onder de banenafspraak. Voor dit loonkostenvoordeel heeft de werkgever een doelgroepverklaring nodig. De werknemer kan deze doelgroepverklaring uitsluitend aanvragen bij UWV. Ook kan de werknemer de werkgever machtigen deze doelgroepverklaring bij UWV aan te vragen.

Ik krijg signalen dat gemeenten doelgroepverklaringen afgeven voor de LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Gemeenten zijn echter niet bevoegd om doelgroepverklaringen LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden af te geven. Dat doet UWV. In alle gevallen, óók als het gaat om bijstandsgerechtigden. UWV beschikt namelijk over de benodigde informatie via het doelgroepregister (LDR).

Wat mag wel?

Gemeenten zijn op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) bevoegd (en verplicht) om, op aanvraag, doelgroepverklaringen af te geven voor bijstandsgerechtigden (ook IOAW en IOAZ) van 56 jaar of ouder voor het LKV oudere werknemer 56+. Vergeet dan niet een kopie van deze doelgroepverklaring aan UWV te zenden (UWV, Postbus 58015, 1040 HA Amsterdam).

Naar boven