2018D56420

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2018

Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 11 oktober 2018 om een reactie te ontvangen op een brief over het inzetten van zogenoemde «bolletjesscanners» in justitiële jeugdinrichting (JJI) De Hartelborgt.

De heer H.J. V. geeft in zijn brief van 1 oktober 2018 aan dat zijn zoon momenteel verblijft op de Forensische Observatie en Begeleiding Afdeling (FOBA) van JJI De Hartelborgt, waar hij wordt behandeld voor zijn psychische conditie. De heer H.J. V. schrijft in zijn brief dat het eventueel gebruik van verdovende middelen een groot effect heeft op de ontwikkeling van psychoses en dat de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen in de JJI contraproductief werkt voor het herstel van zijn zoon. Naar zijn mening wordt niet de hoogste prioriteit toegekend aan het elimineren van verdovende middelen in penitentiaire inrichtingen. Om die reden verzoekt hij de inzet van zogenoemde «bolletjesscanners» te verplichten in JJI De Hartelborgt en penitentiaire inrichtingen in het algemeen, om zo verdovende middelen die in het lichaam worden binnengesmokkeld te kunnen detecteren.

e aanwezigheid van verdovende middelen in een JJI is onacceptabel. Om te voorkomen dat verdovende middelen worden binnengebracht, zijn preventieve en repressieve maatregelen genomen die in de JJI’s worden toegepast. Voorbeelden van preventieve maatregelen zijn uitgebreide toegangscontroles van personeel en bezoek, de incidentele inzet van drugshonden bij de toegangscontrole en speciale zoekacties in de inrichting, het fouilleren en visiteren van jeugdigen, bijvoorbeeld na terugkeer van verlof, het uitvoeren van kamercontroles en inspecties van gemeenschappelijke ruimtes. Als ondanks deze preventieve maatregelen alsnog wordt geconstateerd dat een jeugdige in een JJI verdovende middelen invoert, bezit of gebruikt, kan de directeur van de inrichting disciplinaire straffen opleggen, waaronder bijvoorbeeld intrekking van verlof. Ook kan hij aangifte doen van een strafbaar feit.

Ik neem de zorgen van de heer H.J. V. over de mogelijke aanwezigheid van verboden middelen in JJI De Hartelborgt en de gevolgen voor het herstel van zijn zoon serieus. Om die reden heb ik de directeur van de inrichting verzocht met hem in gesprek te gaan.

Hoewel de medewerkers van de JJI’s zich elke dag inzetten om de invoer van verdovende middelen te voorkomen, kan ondanks de genomen maatregelen niet honderd procent worden uitgesloten dat verdovende middelen binnenkomen in de JJI. Aan het verzoek van de heer V. om röntgenapparatuur te gebruiken om de aanwezigheid van verdovende middelen in het lichaam te kunnen detecteren, kleven aanzienlijke bezwaren. Bij het gebruik van een röntgenscan komt immers ioniserende straling vrij. Wanneer in de JJI structureel gebruik zou worden gemaakt van röntgenapparatuur, zou de herhaaldelijke blootstelling aan deze straling kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s voor de jeugdigen en voor het personeel dat de scan uitvoert. Om die reden kan deze apparatuur in JJI’s en overige penitentiaire inrichtingen niet structureel worden ingezet.

Zoals ik heb aangekondigd in mijn visie op gevangenisstraffen zorg ik ervoor dat het personeel in JJI’s en in de overige penitentiaire inrichtingen zo goed als mogelijk geëquipeerd is om de invoer van contrabande, waaronder verdovende middelen, aan te pakken.1 Om die reden wordt, naast de eerdergenoemde preventieve en repressieve maatregelen, dit jaar in de opleidingen van medewerkers extra ingezet op vaardigheden om contrabande tegen te houden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 439.

Naar boven