De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 november 2018 een aantal nadere vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn mede namens de Minister
van BZK toegezonden brief van 6 juli 2018 inzake de motie van de leden Omtzigt en
Ronnes over een hypotheek met lagere maandlasten (Kamerstuk 32 847, nr. 419).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor zijn eerdere reactie op de motie
van de leden Omtzigt en Ronnes over een hypotheek met lagere maandlasten (Kamerstuk
32 847, nr. 360). Deze leden zijn positief dat er binnen de markt steeds meer laagdrempelige mogelijkheden
opkomen waarbij consumenten kunnen profiteren van de lage rente. De leden van de VVD-fractie
hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van mening is dat er voldoende laagdrempelige
mogelijkheden zijn om te profiteren van de lage rente. Bovendien lezen deze leden
dat de Minister het als de verantwoordelijkheid ziet van kredietverstrekkers om deze
mogelijkheden bij consumenten onder de aandacht te brengen. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie blijven zich inzetten voor duidelijke regels rond hypotheekrente
en de mogelijkheid tot omzetten naar een lagere hypotheekrente, zodat zo veel mogelijk
mensen kunnen profiteren. Deze leden vragen wanneer de Minister met het toegezegde
onderzoek komt naar de situatie in andere landen, zoals België, waar er kan worden
overgestapt naar een andere hypotheek met slechts drie maanden aan boeterente. Ook
vragen deze leden of de Minister kan aangeven of er een toenemend aantal mensen is
dat verhuist naar een huis vlakbij het eigen huis, bijvoorbeeld in dezelfde straat.
Zo kan eenvoudig worden geprofiteerd van de regel dat bij een verhuizing geen boeterente
betaald hoeft te worden, maar wordt wel snel geprofiteerd van een lagere hypotheekrente.
De leden van de CDA-fractie vragen naar welke gevolgen hier zijn voor hypotheekverstrekkers
en de overige hypotheekhouders die niet verhuizen.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie naar de in rekening gebrachte boeterente
wanneer een huiseigenaar zijn rentevaste periode wil verlengen. Dus de situatie dat
een eigenaar bijvoorbeeld nog vijf jaar aan rentevaste periode heeft staan, maar deze
periode nu al met tien jaar wil verlengen. Hoe worden de werkelijke kosten van een
hypotheekverstrekker in dat geval berekend? Is de huidige regelgeving nu al op dit
soort situaties berekend?
Is het kabinet bereid om er samen met de toezichthouder voor te zorgen dat de boeterente
voor eerder aflossen gebaseerd wordt op de mogelijkheid om boetevrij eerder af te
lossen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In concreto, als iemand jaarlijks 20.000
euro boetevrij mag aflossen en hij wil 40.000 euro aflossen, dat dan de boeterente
op de eerste 20.000 euro nul is (zoals nu het geval) en op de tweede 20.000 euro voor
slechts een jaar berekend wordt.
II Reactie van de Minister