2018D51527 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 oktober 2018 inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs in verband met het verruimen van de mogelijkheid tot deelname aan het experiment flexstuderen (Kamerstuk 31 288, nr. 662).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Alberts

Inhoud

blz.

 

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

– Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

– Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

 

– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

3

 

– Inbreng van de leden van de SP-fractie

3

 

– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

 

II

Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met enthousiasme kennisgenomen van het ontwerpbesluit experimenten flexibel hoger onderwijs in verband met het verruimen van de mogelijkheid tot deelname aan het experiment flexstuderen. Het ontwerpbesluit onderschrijft het grote belang van het kunnen combineren van een studie met andere taken of omstandigheden zoals werk en zorg. De mogelijkheid om per studiepunt te kunnen betalen, sluit aan bij de behoefte van studenten om meer regie over hun opleiding te kunnen nemen en de leden zijn dan ook enthousiast over het experiment dat breder kan aantonen dat flexstuderen werkt.

De leden hebben een aantal vragen over het ontwerpbesluit.

In het voorstel wordt aangegeven dat bij verscheidene niet-deelnemende instellingen enthousiasme is over een mogelijke deelname. Kan de Minister aangeven welke instellingen mogelijk willen deelnemen en welke mogelijke belemmeringen instellingen nog ervaren die hen van deelname kunnen afhouden? Tevens zijn de leden benieuwd op welke wijze het in de toelichting genoemde communicatietraject vorm krijgt.

In de bijlage bij het besluit wordt aangegeven dat de extra kosten voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gering zijn. Kan de Minister desalniettemin aangeven hoeveel meerkosten worden verwacht in verband met de wijziging?

In de bijlage bij het besluit wordt aangegeven dat via de Vereniging Hogescholen en de VSNU al gecommuniceerd is met de instellingen over uitbreiding van het experiment. Kan de Minister bevestigen dat alle instellingen op de hoogte zijn van de aanstaande verruiming – met inbegrip van de aanmelddata –, zodat zoveel mogelijk instellingen en daarmee studenten aan dit experiment kunnen meedoen?

Voornoemde leden zijn daarnaast benieuwd in hoeverre de Minister inhoudelijke aanpassingen heeft overwogen. Zo zijn zij benieuwd wat de afwegingen zijn om studenten niet al in hun eerste studiejaar de mogelijkheid te bieden tot flexstuderen. Daarnaast zijn zij benieuwd waarom de mogelijkheid niet ook voor deeltijdopleidingen wordt opengesteld. Zij vragen de Minister, daar een toelichting op te geven.

De leden kijken uit naar de voorgenomen tussenevaluatie gedurende dit onderwijsjaar en de eindevaluatie in 2021. Kan de Minister de termijnen van deze evaluatiemomenten specifiek bevestigen? Tot slot vragen deze leden of de Minister kan aangeven op basis van welke uitkomsten van welke meetbare criteria, zij bereid is de wet zodanig aan te passen dat flexstuderen per 1 september 2023 aan alle instellingen mogelijk wordt.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 oktober 2018 inzake het experiment over flexstuderen. De leden zijn blij dat het Besluit wordt aangepast om meer instellingen toe te laten tot het experiment flexstuderen. Ook zijn deze leden verheugd dat de Minister naar aanleiding van het verslag algemeen overleg Leven Lang Leren aan de slag gaat met de door hen ingediende moties waarmee het experiment ook opengesteld wordt voor eerstejaars en de kostenverhoging gemaximeerd wordt tot 15%.

Voornoemde leden hebben daarnaast nog een enkele vraag. Heeft de Minister zicht op hoeveel instellingen interesse hebben om tijdens de nieuwe aanmeldperiode voor dit experiment in te schrijven? Wat is de reden dat de Minister van mening is dat de periode van 1 januari tot 1 maart 2019 lang genoeg is? Wat moeten instellingen allemaal rond hebben voordat zij zich aanmelden en wat is de reden dat dit volgens de Minister haalbaar is, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging van het Besluit tot het verruimen van de mogelijkheid tot deelname aan het experiment flexstuderen. De voornoemde leden vinden het belangrijk dat flexstuderen mogelijk wordt gemaakt voor studenten die hiertoe genoodzaakt zijn.

Eerstejaarsstudenten

De leden vinden het goed, te vernemen dat dankzij deze wetswijziging nieuwe instellingen kunnen meedoen aan het experiment flexstuderen. Tegelijkertijd vinden de voornoemde leden het spijtig te vernemen dat de randvoorwaarden niet zijn veranderd. Studenten kunnen ook na deze wetswijziging niet gebruikmaken van flexstuderen in het eerste jaar. Kan de Minister toelichten waarom eerstejaarsstudenten wederom worden geweerd, zo vragen deze leden.

Uitkomsten onderzoek

De voornoemde leden hebben eveneens vragen over het tijdpad van dit experiment. De looptijd van het experiment neemt maar liefst zes jaar in beslag, daarna wordt pas een balans opgemaakt. De leden vragen de Minister, toe te lichten waarom de resultaten pas aan het einde van het experiment worden geanalyseerd.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs in verband met het verruimen van de mogelijkheid tot deelname aan het experiment flexstuderen. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Op dit moment kunnen studenten alleen deelnemen aan het experiment als ze hun propedeuse of bindend studieadvies behaald hebben. Eerstejaars zijn dus uitgesloten van deelname. De leden zijn ook benieuwd naar hoe de Minister denkt om het experiment op dit moment ook uit te breiden naar eerstejaarsstudenten. De leden zijn van mening dat flexstuderen uitkomst biedt voor onder andere jonge moeders en mantelzorgers, maar dat flexstuderen in principe niet de norm moet worden. Hoe denkt de Minister hierover?

Ook deeltijdstudenten zijn uitgesloten van deelname. De leden zijn van mening dat deeltijdopleidingen uitermate geschikt zijn voor het experiment flexstuderen en zij vragen de Minister dan ook waarom deeltijdstudenten zijn uitgesloten van deelname. Tevens zou deelname van deeltijdstudenten kunnen bijdragen aan de evaluatie. Nu worden de eventuele voordelen en nadelen van deelname van deeltijdstudenten niet meegenomen in de evaluatie.

De leden is ter ore gekomen dat niet iedere onderwijsinstelling de noodzaak voelt om 15% extra collegegeld te vragen aan flexstudenten. Hoe staat de Minister er tegenover deze verplichting los te laten? Hogescholen en universiteiten zouden zelf moeten kunnen besluiten of zij deze 15% aan flexstudenten vragen.

Het experiment flexstuderen is uiteraard nog maar een experiment. De leden vragen wanneer de Minister dit als een geslaagd experiment ziet. Daarnaast zijn de leden benieuwd wat de vervolgstappen gaan zijn als het experiment is afgelopen. Zij vragen de Minister dit toe te lichten.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse en waardering kennisgenomen van het voorgenomen ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, zoals eerder al aangekondigd in het algemeen overleg Leven Lang Leren op 9 oktober 2018. De leden zijn groot voorstander van de maatregel tot flexibel studeren en hebben er indertijd dan ook mede het initiatief toe genomen.

Het stemt de leden tevreden dat de Minister alsnog openstaat voor een nieuw instapmoment voor hoger onderwijsinstellingen om aan het experiment deel te nemen. Het zou een gemiste kans zijn als instellingen – en daarmee hun studenten – na het initiële startmoment voor het experiment, de komende jaren geen gebruik kunnen maken van deze experimenteermaatregel tot flexibeler studeren.

De leden hebben nog wel enkele vragen aan de Minister over het gewijzigde besluit tot deze experimenteermaatregel, en dan specifiek over enkele elementen die er niet in zijn opgenomen.

De leden stellen vast dat zowel het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) als de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) eerder al gepleit hebben voor het loslaten van de verplichting tot het betalen van 15% extra collegegeld per studiepunt. De leden zien hierin een mogelijke financiële drempel die niet noodzakelijk is omdat het per instelling verschilt of men de eventuele extra kosten hiervan wil dekken. Nu is het een algemene maatregel waarvoor niet overal de noodzaak bestaat. In welke mate denkt de Minister dat er bij studenten een drempel kan zijn als er extra kosten aan het flexstuderen verbonden zijn? Waarom is de Minister van mening dat hierin niet meer flexibiliteit kan worden aangebracht, ook nu, aan het begin van het experiment? In hoeverre is dit van invloed op het experiment, zeker nu het zich nog in een vroege fase bevindt en er via het extra toelatingsmoment voor nieuwe deelnemers ook al een andere wijziging plaatsvindt, zo willen deze leden weten.

De leden vragen voorts nogmaals een toelichting op de reden voor de Minister om voor deeltijdstudenten te blijven verwijzen naar andere vormen van onderwijs, dan via het experiment flexstuderen. Studentenorganisaties geven aan dat er grote behoefte bestaat onder deze groep studenten en potentiële studenten voor flexstuderen. Op welke wijze past dit niet in het experiment en waarom kan dit niet alsnog worden toegevoegd, gelet op het dan breder kunnen trekken van dit experiment. Is de Minister het met de leden eens dat dit juist de kern is van een dergelijk experiment, om te bekijken hoe dit uitpakt en ook voor deze studenten nieuwe kansen en mogelijkheden kan helpen bieden, zo vragen deze leden.

II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Naar boven