2018D49904 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 XVII).

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Nr.

Vraag

1.

Heeft elke diplomatieke post een Startup Liaison Officer? Zo nee, welke posten hebben dit wel en welke niet en wat is de reden daarvan?

2.

Waar op de begroting, op welk artikel en subartikel, is het zogenaamde Junior Professional Officers Programme te vinden?

3.

Hoeveel gaat er jaarlijks naar het Junior Professional Officers Programme?

4.

Hoeveel mensen worden door de Nederlandse bijdrage aan een baan geholpen dankzij het Junior Professional Officers Programme en voor hoe lang is een dergelijke baan?

5.

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel extra geld er per jaar, in de jaren 2018–2021 bij komt voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als gevolg van de afspraken uit het Regeerakkoord, de bronrevisie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de groei van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en de afspraken over de aanpak van migratie?

6.

Kunt u toelichten waar de € 4 miljoen voor additionele capaciteit op de diplomatieke posten om uitvoering te geven aan de nota «Investeren in Perspectief» terug te vinden is op deze begroting?

7.

Welke bedragen op de begroting worden gealloceerd voor Jordanië?

8.

Welke bedragen op de begroting worden gealloceerd voor Libanon?

9.

Welke intensiveringsmiddelen zijn beschikbaar voor Tunesië en Marokko?

10.

Hoe ziet u de rol van het maatschappelijk middenveld bij het waarborgen en beschermen van de maatschappelijke ruimte?

11.

Wanneer bent u voornemens om tegemoet te komen aan de richtlijn van Werkgroep van de Verenigde Naties om het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven te herzien om tegemoet te komen aan de verantwoordelijkheid om de UN Guiding Principles (UNGPs) on Business and Human Rights te implementeren?

12.

Op welke concrete manieren draagt u bij aan de bescherming van land- en natuurbeschermers en bent u voornemens om dit op te schalen in het licht van de zorgwekkende cijfers over het aantal moorden op land- en natuurbeschermers?

13.

Hoe gaat het klimaatfonds het leiderschap van vrouwen en meisjes ondersteunen in de strijd tegen klimaatverandering?

14.

Hoe voorkomt u dat bij de mitigatie-maatregelen genomen binnen het klimaatfonds, geen voedselverdringing en ontbossing plaatsvindt?

15.

Wat is de bijdrage vanuit de begroting die wordt besteed aan het ondersteunen van Rohingya-vluchtelingen? Onder welke artikelen valt dit?

16.

Wat is de bijdrage vanuit de begroting die wordt besteed aan het ondersteunen van de bevolking in Jemen? Onder welke artikelen valt dit?

17.

Bent u voornemens de inzet rond de landrechtenprogramma’s op te schalen? Zo ja, wordt daarin specifiek aandacht geschonken aan de landrechten van vrouwen? Zullen er financiële middelen worden vrijgemaakt voor het ondersteunen van grassroots initiatieven ter bescherming van de landrechten van vrouwen, met name in Afrika?

18.

Bent u voornemens aanvullende stappen te zetten om de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) deze kabinetsperiode verder te herstellen richting de 0,7% BNI? Zo nee, waarom niet?

19.

Welke programma's dragen bij aan het tegengaan van explosieve bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden? Wordt hier specifiek op gefocust?

20.

Wat is uw reactie op de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat de plaatsing van het Dutch Good Growth Fund onder subartikel 1.3 de transparantie niet ten goede komt?

21.

Kunt u toelichten welk deel van de uitgaven van het ministerie kan worden aangemerkt als Official Development Assistance-uitgave (ODA)?

22.

In hoeverre kan het deel van de afdracht aan de Europese Unie (EU) dat wordt besteed aan ontwikkelingssamenwerking of een bijdrage aan een Europees fonds buiten de EU-begroting om worden aangemerkt als ODA? Wat is de staande praktijk en welke verwachtingen heeft u hieromtrent voor begrotingsjaar 2019?

23.

Welke subsidies heeft u in 2018 gekort of ingetrokken? Kunt u een overzicht verschaffen van alle decommitteringen in 2018, inclusief vermelding van de subsidieontvanger?

24.

Kunt u een overzicht verschaffen van alle subsidieontvangende organisaties bij wie het ministerie in 2018 malversaties heeft geconstateerd?

25.

Welke organisaties zijn in 2018 door u op de vingers getikt in het kader van slecht bestede of onvoldoende verantwoorde besteding van middelen?

26.

Kunt u een volledig en uitputtend overzicht geven van hoeveel geld van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in 2017 en 2018 direct of indirect is uitgegeven aan (het mitigeren van de gevolgen van) de Venezolaanse vluchtelingencrisis?

27.

Hoeveel geld wordt in 2019 aan maatschappelijke organisaties besteed? Welk percentage van het totale ontwikkelingssamenwerkingsbudget is dit? Hoe verhoudt dit percentage zich tot de afgelopen jaren?

28.

Kunt u een lijst maken van alle landen in de wereld en in de vorm van een tabel aangeven in welke van deze landen in 2018 direct of indirect Nederlands belastinggeld is besteed in het kader van ontwikkelingssamenwerking of humanitaire hulp?

29.

Kunt u een lijst verschaffen van de tien non-gouvernementele organisaties (ngo’s) ngo's die van uw departement het meeste geld hebben ontvangen in 2018 en zullen krijgen in 2019? Kunt u daarbij de bedragen noemen?

30.

Welk percentage van ontwikkelings- en noodhulpmiddelen wordt uiteindelijk uitgevoerd door ngo's?

31.

Welk percentage van ontwikkelings- en noodhulpmiddelen wordt uiteindelijk uitgevoerd door een Nederlandse uitvoerder (lees: een organisatie met een hoofdvestiging in Nederland)?

32.

Beschikt het ministerie over een overzicht van inspanningen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking (OS) van provincies, gemeenten en waterschappen? Kunt u dit overzicht met de Kamer delen?

33.

In welke mate worden de OS-inspanningen van provincies, gemeenten en waterschappen afgestemd met of gecoördineerd door uw ministerie?

34.

Zou het niet beter voor Nederland, de effectiviteit van ons OS-beleid en specialisatie van onze private en publieke sector zijn als we het aantal Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) waar we middelen voor inzetten, in afstemming met andere landen, zouden beperken?

35.

Kunt u, in de vorm van een tabel, een overzicht verschaffen van de focus- en partnerlanden in 2019? Kunt u deze lijst naast de focus- en partnerlanden van de afgelopen vijf jaar zetten?

36.

Welk percentage van de bestede of te besteden middelen wordt buiten de focus- en partnerlanden (of regio’s) besteed? Kunt u dit getal uitdrukken in een percentage en een overzicht verschaffen van de landen buiten deze lijst om, waar geld wordt besteed?

37.

Welk percentage van de bestede of te besteden middelen wordt in landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) besteed? Om welke bedragen en landen gaat het?

38.

Welke door uw departement gesteunde ngo's hebben in 2017 bonussen uitgekeerd?

39.

Kunt u van alle landen van de EU aangeven welk percentage van hun Bruto Binnenlands Product (BBP) naar ontwikkelingssamenwerking en ODA gaat?

40.

Vindt u het aanvaardbaar dat organisaties die subsidie van het ministerie krijgen financiële middelen inzetten voor lobbyisten die onder andere als taak hebben om hun tijd in te zetten voor het pleiten voor nog meer subsidie?

41.

Ontvangt de organisatie SOMO in 2019 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover relevant, in 2018?

42.

Ontvangt de organisatie Milieudefensie in 2019 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover relevant, in 2018?

43.

Ontvangt de organisatie Greenpeace in 2019 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover relevant, in 2018?

44.

Ontvangt Oxfam Novib in 2019 naar verwachting geld van het ministerie? Zo ja, hoe veel en in het kader van welke beleidsdoelstelling? Hoe hoog was dit bedrag, voor zover relevant, in 2018?

45.

Welke projecten ondersteunt het ministerie op dit moment direct of indirect in het kader van verduurzaming van een specifieke teelt of keten (bijvoorbeeld ananasteelt of de cashewnootketen)?

46.

Kunt u een lijst verschaffen met alle door het ministerie gesteunde organisaties in 2018 (en waar mogelijk in 2019), inclusief het bedrag en de looptijd van de subsidie?

47.

Kunt u een overzicht geven van alle verschillende subsidie ontvangende organisaties die in 2018 een juridische procedure hadden lopen tegen de overheid?

48.

Kunt u aangeven of er direct of indirect geld wordt verstrekt aan projecten die zich bezig houden met de luchtkwaliteit in huizen in ontwikkelingslanden?

49.

Welk deel van de uitgaven in 2019 is revolverend?

50.

Kunt u een overzicht verschaffen waarin wordt aangegeven wat de return on investment is die uit de ODA-gelden wordt gefinancierd per project?

51.

In welke mate zet het ministerie, bijvoorbeeld in gesprekken met regeringen van ontwikkelingslanden, in op «gebonden hulp», waarbij het land (of diens maatschappelijk middenveld) dat hulp ontvangt verplicht wordt om goederen en diensten af te nemen van het donorland?

52.

Bent u bereid om, naar Frans voorbeeld, van opkomende landen die ondersteuning krijgen van Nederland – bijvoorbeeld in de vorm van leningen of investeringen – te vragen of eisen dat ten minste 70 procent van bijvoorbeeld de lening, voor zover mogelijk, moet worden besteed aan Nederlandse bedrijven? Bent u bereid deze vorm van gebonden investeren verder te verkennen?

53.

Welke door het ministerie gesteunde organisaties zetten zich op de Middellandse Zee in om (aspirant-)drenkelingen uit Noord-Afrika te redden en/of aan boord te halen?

54.

Kunt u een overzicht verschaffen van alle revolverende fondsen van het ministerie of waar het ministerie in investeert? Kunt u per fonds de omvang van het fonds en het geïnvesteerde bedrag vermelden?

55.

Hoeveel FTE’s vallen op dit moment onder de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en onder welke directies vallen zij? Kunt u het aantal FTE’s per relevante directie vermelden?

56.

Op basis van welk mandaat onderhandelt de EU-commissaris Malmstrom op dit moment met de Verenigde Staten (VS)?

57.

Kunt u uitweiden over hoe ver de onderhandelingen met de VS over het openstellen van de rundvleesmarkt zijn gevorderd? Wanneer zijn deze onderhandelingen gestart?

58.

Kun u aangeven wat de formele status is van een Landbouwraad?

59.

Kunt u aangeven hoeveel Landbouwraden er zijn en in welke steden en landen deze gevestigd zijn?

60.

Kunt u aangeven hoeveel landen door de Landbouwraden bediend worden?

61.

Zijn de agenda’s van de diverse Landbouwraden openbaar? Zo ja, kunt u een gedetailleerd overzicht van deze agenda’s verstrekken? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

62.

Is er een overzicht beschikbaar van alle activiteiten van de Landbouwraden in het jaar 2017 en 2018? Zo ja, kunt u dit overzicht verstrekken? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

63.

Zijn er, met de Landbouwraden, vergelijkbare economische attachés actief in den vreemde? Kunt u een overzicht geven van de locaties waar deze economische attachés gevestigd zijn, welke landen ze bedienen en wat hun activiteiten behelzen? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

64.

Hoeveel uitgaande (buitenlandse) handelsmissies waar een bewindspersoon van de Nederlandse regering onderdeel van uitmaakte zijn er in geweest in de periode 2010 tot en met 2018? Kunt u een overzicht geven met daarbij ook de betrokken bewindsperso(o)n(en)? Zo nee, welke informatie kunt u dan wel geven?

65.

Welke uitgaande (buitenlandse) handelsmissies staan er gepland voor het vergaderjaar 2018–2019 en welke bewindspersonen zijn hierbij betrokken?

66.

Welke uitgaande (buitenlandse) handelsmissies die gepland staan voor het vergaderjaar 2018–2019 hebben een tenminste gedeeltelijke focus op de landbouwsector?

67.

Welke inkomende handelsmissies staan er gepland voor het vergaderjaar 2018–2019 en welke bewindspersonen zijn hierbij betrokken?

68.

Welke inkomende handelsmissies die gepland staan voor het vergaderjaar 2018–2019 hebben een tenminste gedeeltelijke focus op de landbouwsector?

69.

Welke stages voor economische attachés bij internationaal opererende ondernemingen zijn er op dit moment? Om hoeveel attachés gaat het? Om welke ondernemingen gaat het? Hoe worden deze stages gefinancierd?

70.

Wat wordt er bedoeld met een «grotere inzet van economische attachés op business development in plaats van reguliere handelsbevordering» zoals dat in de Handelsagenda genoemd is? Kunt u een voorbeeld geven van deze grotere inzet? Vindt er business development plaats op het terrein van de landbouw?

71.

Kunt u een overzicht geven van alle in- en uitgaande handelsstromen palmolie voor de periode 2010–2018 voor Nederland? Kunt u daarbij aangeven of Nederland een doel- of doorvoerland is? Kunt u daarbij aangeven wat het oorsprongland is? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

72.

Kunt u een overzicht geven van alle in- en uitgaande handelsstromen teerzandolie voor de periode 2010–2018 voor Nederland? Kunt u daarbij aangeven of Nederland een doel- of doorvoerland is? Kunt u daarbij aangeven wat het oorsprongland is? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

73.

Kunt u een overzicht geven van alle in- en uitgaande handelsstromen soja voor de periode 2010–2018 voor Nederland? Kunt u daarbij aangeven of Nederland een doel- of doorvoerland is? Kunt u daarbij aangeven wat het oorsprongland is? Zo nee, welke gegevens kunt u dan wel verstrekken?

74.

Op welke manier wordt invulling gegeven aan de motie Ouwehand (Kamerstuk nummer 3495219) binnen artikel 2, met betrekking tot de relatief hoge invoer van grondstoffen uit ontwikkelingslanden?

75.

Hoeveel grondstof-importerende bedrijven worden bereikt met initiatieven gericht op risico’s in grondstoffenketen (zoals de convenanten Verantwoord Goud en Metallurgische Sector en het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM))? In hoeverre richten deze initiatieven zich ook op de havens en overslagbedrijven, investeerders en handelaren?

76.

Welke voorbereidingen zijn tot nu toe getroffen, in het kader van de Europese verordening over conflictmineralen die per 1 januari 2020 van kracht zal zijn, om grondstof-importerende bedrijven te stimuleren om nu al de due diligence verplichtingen te implementeren?

77.

In uw beleidsnota refereert u aan de negatieve gevolgen van handelsbeleid voor vrouwen. Hoe zet u zich in om de negatieve gevolgen van het eigen handelsbeleid op vrouwen tegen te gaan?

78.

Hoe gaat u invulling geven aan het in de beleidsnota genoemde streven voor beleidsconsultaties met vrouwen en meisjes? Welke financiële middelen worden hier aan verbonden?

79.

De handelsagenda geeft aan dat de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen voor alle overheidsinstanties gelden. Betekent dit ook dat Atradius DSB zich aan deze richtlijnen moet houden en dat de richtlijnen een basisvoorwaarde worden voor de financiering vanuit InvestNL?

80.

Hoe werkt het doel om in 2023 90% van de bedrijven de OESO-richtlijnen te laten onderkennen in de praktijk, aangezien het erkennen van de OESO-richtlijnen nog steeds geen voorwaarde is voor het ontvangen van overheidsfinanciering, in welke vorm dan ook?

81.

Kunt u concrete doelen van het handelsbeleid definiëren op SDG5, Gendergelijkheid?

82.

Waarom wordt in de handelsbrief niet genoemd dat de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie een evaluatie gaat houden?

83.

In hoeverre voldoet het jaarverslag van Atradius DSB aan de eisen van een jaarverslag zoals verstaan onder de International Accounting Standards Board?

84.

Wanneer wordt het vrijhandelsakkoord tussen Canada en de EU CETA ter ratificatie aangeboden aan de Kamer?

85.

Wanneer gaat Nederland met Uganda heronderhandelen over het investeringsverdrag? Is dit op basis van het oude huidige modelverdrag, of het nieuwe dat nog niet aan de Kamer is voorgelegd?

86.

Is de tekst van het nieuwe modelverdrag bekend? Zo ja, wat is die tekst? Zo nee, wanneer wordt dat aan de Kamer voorgelegd?

87.

Welke uitgaven op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv/aids zijn begroot voor welke focuslanden?

88.

Wat is het totaal bedrag aan uitgaven bestemd voor SRGR-partnerschappen?

89.

Hoe verhoudt het Herzien Actieplan Beleidscoherentie zich tot de begroting BHOS 2019? Hoeveel middelen worden er (per overkoepelend doel) ingezet om de doelen uit het Herzien Actieplan te behalen?

90.

Klopt het dat in 2018, het eerste jaar van de middelen van het Klimaatfonds, de gereserveerde middelen geheel zijn ingezet voor mitigatie? Kunt u toezeggen dat er een balans zal zijn tussen mitigatie en adaptatie in de bestedingen van het fonds, en kan de achterstand uit 2018 in 2019 worden ingehaald door meer op adaptatie in te zetten?

91.

In hoeverre worden lokale stakeholders en hun behoeftes betrokken bij de evaluatie van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) in 2020?

92.

Hoe vertaalt gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes (SDG-5) door in het private sector beleid van het kabinet? Welke kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren worden hierbij gehanteerd?

93.

Op welke wijze wordt (de uitvoering van) het buitenlands beleid getoetst aan de SDG-5 doelstelling van het kabinet zoals verwoord in de Nota Investeren in Perspectief?

94.

Hoe vertaalt de doelstelling van het kabinet op gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes (SDG-5) door in het vernieuwde actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling (BCO)?

95.

Op welke manieren worden genderresultaten op de verschillende beleidsterreinen beter zichtbaar gemaakt?

96.

Kunt u een update geven van InvestNL en de rol die FMO daarin gaat spelen?

97.

Waar ziet u zelf nog ruimte in deze begroting om te amenderen?

98.

Kunt u aangeven hoe het voedselzekerheidsbudget is verdeeld over de drie voedselzekerheidspilaren?

99.

Kunt u aangeven hoe het ondervoedingsbudget zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, zowel voor nutrition specific als voor nutrition sensitive?

100.

Kunt u een totaaloverzicht geven van alle uitgaven op het gebied van ondervoeding binnen de BHOS begroting?

101.

Op welke manier wordt gender onderdeel van de IOB evaluatie van het handelsbeleid? Op welke manier speelt het initiatief van de Europese Commissie expliciete gender impact framework en indicators in hun impact assessments te integreren hierin een rol?

102.

Kunt u aangeven op welke manier u van plan bent bij te dragen aan SDG2 (End all forms of malnutrition)? Wat voor financiële middelen trekt u hiervoor uit?

103.

Kunt u aangeven hoe invulling is gegeven aan het bedrag van € 390 miljoen dat Nederland heeft toegezegd tijdens de Nutrition 4 Growth Summit in London (2012)?

104.

Kunt u aangeven hoe het ondervoedingsbudget zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?

105.

Hoe wordt er gewaarborgd dat – bij besteding van humanitair geld in gebieden met een groeiend aantal veiligheidsrisico’s – de ingezette hulp komt daar waar nodig?

106.

Met welke inspanning voorkomt het kabinet dat de Nederlandse private sector bijdraagt aan schendingen van vrouwenrechten en bijdraagt aan SDG-5 en -8?

107.

Welke percentage van de beursgenoteerde Nederlandse bedrijven onderschrijft de OESO richtlijnen op dit moment expliciet?

108.

Kunt u aangeven of de gegenereerde data op resultaatgebied «family planning» gedisagregeerd is op basis van leeftijd, inkomen, huwelijkse status en woonplaats (urbaan/ruraal)?

109.

In hoeverre en op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van SDG 5 indicatoren in het meten van resultaten op gendergelijkheid in Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking subsidies en programma’s?

110.

In welke programma's die zijn opgenomen in de BHOS begroting 2019 zijn of worden expliciete criteria opgenomen voor inclusie van mensen met een handicap? Hoe zijn deze criteria gedefinieerd?

111.

Wat is het standpunt van het kabinet over de berichtgeving van de gedwongen verdwijning en mogelijke moord van de Saoedische journalist Jamal Khashoggi in het Saoedische consulaat in Istanbul? Wat zijn de gevolgen voor de handelsbetrekkingen met Saudi Arabië?

112.

Wat is het standpunt van het kabinet inzake de systematische schendingen op de vrijheid van meningsuiting en op de vrijheid van vergadering in Venezuela? Wat zijn de gevolgen voor de handelsbetrekkingen met de Venezolaanse overheid?

113.

In hoeverre worden slachtoffers van disproportioneel geweld in Venezuela gecompenseerd of krijgen zij psychosociale hulp? In hoeverre levert Nederland hier een bijdrage aan?

114.

Hoeveel geld en welke middelen draagt Nederland bij aan noodhulp aan de Rohingya, waarvan intussen meer dan 700.000 noodgedwongen moesten vluchten en waarop mogelijk genocide wordt gepleegd volgens rapporten? Is er binnen het kabinet, gezien de verergerde situatie, bereidheid om de noodhulp te intensiveren?

115.

Heeft u de beschikking over een overzicht van het hoeveelheid geld en middelen die Nederland heeft bijgedragen aan de situatie van de Rohingya in de afgelopen jaren? Hoe gaat dit zich ontwikkelen in de toekomst?

116.

Klopt het dat in 2018, het eerste jaar van de middelen van het Klimaatfonds, de gereserveerde middelen geheel zijn ingezet voor mitigatie?

117.

Heeft u de beschikking over een overzicht van de hoeveelheid geld en middelen die Nederland heeft bijgedragen aan de situatie van de Palestijnen in de afgelopen jaren? Hoe gaat dit zich ontwikkelen in de toekomst?

118.

Wat zijn voor de bevolkingen van Gaza op korte en lange termijn de gevolgen op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg van het stopzetten van de Amerikaanse hulp aan de organisatie van de Verenigde Naties (VN) voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA?

119.

Heeft u informatie over de psychosociale gevolgen voor de bevolking van Gaza van de aanhoudende blokkade en het aanhoudend geweld door Israëlische veiligheidstroepen?

120.

Heeft u informatie over het aantal kinderen, journalisten en hulpverleners dat in 2018 door Israëlische veiligheidstroepen is gedood en gewond?

121.

Met welke door Nederland geïnitieerde projecten en voorstellen hebben Israël en de Palestijnen ingestemd? Welke door Nederland geïnitieerde projecten zijn door één van beide partijen tegen gewerkt dan wel hebben schade ondervonden van door één van de partijen uitgevoerde maatregelen?

122.

Beschikt het kabinet over informatie ten aanzien van de mogelijke effecten die het stopzetten van hulp door de Verenigde Staten aan UNRWA zal hebben op de toegang tot goed onderwijs, toegang tot gezondheidszorg en de werkgelegenheid in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Syrië en Jordanië?

123.

Beschikt u over informatie dat Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in bezet Palestijns gebied, via investeringen, beleggingen, dienstverlening en/of anderszins? Zo ja, welke informatie en bedrijven betreft het?

124.

Beschikt u over informatie welke invloed de Israëlische nederzettingen, checkpoints en de scheidingsmuur hebben op de economische ontwikkelingen in bezet Palestijns gebied?

125.

Beschikt u over informatie over de producten en diensten die hun oorsprong vinden in de illegale Israëlische nederzettingen en die, in strijd met het internationale recht, OESO-richtlijnen en het Nederlandse ontmoedigingsbeleid, Nederlandse consumenten en bedrijven bereiken? Zo ja, welke bedrijven en welke producten/diensten betreft het? Zo nee, overweegt u deze informatie te achterhalen?

126.

Wanneer bedragen uit het overheidsdeel beschikbaar worden gesteld voor programma’s uitgevoerd door maatschappelijke organisaties, dragen deze laatsten dan de verantwoordelijkheid voor het betrekken (en laten meefinancieren) van een private sector partij?

127.

Hoeveel financiële middelen heeft u in uw ondersteuning van ontwikkelingslanden gereserveerd voor klimaatadaptatie? Welk deel van die middelen ziet specifiek toe op de kwetsbaarheid van kinderen?

128.

Kunt u toelichten hoe u gaat voorkomen bij het SMART formuleren van de indicatoren en streefwaarden niet het resultaat, maar het de SMART formulering zelf leidend gaat worden? Hoe voorkomt u gebrek aan ambitie bij het hanteren van de SMART geformuleerde streefwaarden?

129.

Hoe staat u, in het kader van de Theories of Change, tegenover het via de steun aan maatschappelijke organisaties bijdragen aan maatschappelijke veranderingen en resultaten via het BHOS-beleid in Nederland zelf?

130.

Welke van het ministerie afkomstige informatie/data verschijnt – in het kader van transparantie – op OpenAid, osresultaten.nl en eventueel op andere soortgelijke websites?

131.

Waarom is er gekozen voor het uitdrukken van realisaties in absolute getallen en niet in percentages? Hoe geeft u – in het aantal gevallen waarin dat van toepassing is – inzicht in de jaarlijks bereikte resultaten als de streefwaarden cumulatief zijn?

132.

Wanneer er in een jaar 100 kinderen meer naar school kunnen en het jaar daarvoor waren het er 10, dan is die toename van 90 in absolute getallen niet zo groot maar relatief zeer zeker wel; hoe gaat u deze ontwikkelingen in kaart brengen?

133.

Hoe gaat u de resultaten die niet kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn en waarvan de indicatoren en streefwaarden in samenhang met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten dienen te worden bezien, inzichtelijk maken voor de Kamer?

134.

Is de opsomming van de grote veranderingen en serieuze uitdagingen waar het beleid voor BHOS op moet inspelen uitputtend geformuleerd? Zo ja, waar positioneert u de wereldwijde toename van honger?

135.

Welke bijdrage levert het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland aan het kabinetsdoel dat ontwikkelingslanden meer kunnen profiteren van de groei van de wereldhandel en daardoor minder afhankelijk worden van hulp?

136.

Kunt u toelichten van welk van de vier nauw verbonden hoofddoelen het tegengaan van irreguliere migratie onderdeel is?

137.

Wat wordt bedoeld met «klimaatactie»? Waarom is gekozen voor term «actie» en niet voor bijvoorbeeld «inspanningen» of «aanpak»?

138.

Hoe ziet het kabinet de precieze relatie tussen de SDG’s en mensenrechten?

139.

Op welke wijze wordt (de uitvoering van) ontwikkelingshulp getoetst aan de SDG doelstelling «leave no one behind» en op welke wijze zal hierover gerapporteerd worden aan de Kamer?

140.

Wat wordt bedoeld met «de SDGs zijn tegelijkertijd een agenda voor innovatie en bieden het bedrijfsleven kansen om met innovative oplossingen voor de SDGs nieuwe markten aan te boren»?

141.

Welke gevolgen zal de intensivering van beschikbare middelen op de focusregio’s en het richten van nieuwe en bestaande programma’s op de focusregio’s hebben, voor de bestaande landenrelaties, met name wat betreft capaciteit/materiële middelen? Is de Minister voornemens om de gevolgen voor duurzame ontwikkeling in de landen waar programma’s afgeschaald worden in kaart te brengen?

142.

Op welke manier draagt het gebruiken van de relaties met ontwikkelende en opkomende landen om die markten te ontsluiten voor het Nederlands bedrijfsleven bij aan de economische groei en toegang tot buitenlandse markten voor ontwikkelingslanden welke onderdeel zijn van het ontwikkelingsbeleid?

143.

Wanneer armoede, conflict, terreur, klimaatverandering, bevolkingsgroei en irreguliere migratie nauw met elkaar samenhangende problemen zijn, kunt u in percentages uitdrukken hoe de toename van irreguliere migratie uit de landen in de nabijheid van Europa, met name in West-Afrika/Sahel, Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika er uit ziet?

144.

Kunt u inzichtelijk maken waar de irreguliere migranten uit de landen in de nabijheid van Europa, met name in West-Afrika/Sahel, Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika zich voornamelijk bevinden?

145.

Hoe geeft het kabinet concreet invulling aan de geambieerde «synergie tussen hulp, handel en investeringen»? Hoe ver durft het kabinet daarin te gaan?

146.

Kunt u per specifiek focusland aangeven waarom dit een focusland is?

147.

Kunt u aangeven in hoeverre en op welke manier de Nederlandse inzet op het vlak van hongersnood in de Hoorn van Afrika een positief effect heeft gehad?

148.

Hoe gaat de Minister invulling geven aan de SDG partner faciliteit?

149.

Naar welke druk verwijst u in de zin «...gezamenlijke inzet voor stabiliteit, armoedebestrijding en inclusieve groei is ook een investering om structureel en op langere termijn de druk van vluchtelingen, intern ontheemden en migranten te beperken»?

150.

Op welke wijze betrekt u de kleinschalige boer(innen) bij het verbeteren van hun productiviteit en inkomen en verduurzaming van het landgebruik? Op welke wijze houdt u rekening met lokale gebruiken en consumptiegoederen?

151.

Hoe ziet de regering de relatie tussen enerzijds de inzet voor stabiliteit, armoedebestrijding en inclusieve groei, en anderzijds de beperking van de druk van vluchtelingen, intern ontheemden en migranten?

152.

Wat zijn de (voorlopige) resultaten van pogingen om «jongeren en vrouwen te stimuleren een eigen onderneming te starten»?

153.

Hoe wordt er gewaardborgd dat de ontwikkeling van landbouw in ontwikkelingslanden niet gepaard gaat met ecosysteemdegradatie en biodiversiteitsverlies?

154.

Welk deel van de voor 2019 uitgetrokken € 25 miljoen voor migratiesamenwerking is ODA en welk deel is non-ODA?

155.

Welke concrete inspanningen verricht of steunt u (met de middelen van haar begroting) op het gebied van beter grensbeheer en het bevorderen van terugkeer? Kunt u een lijst van projecten delen?

156.

Ligt Nederland nog op schema om 30 miljoen mensen toegang tot drinkwater te geven en 50 miljoen tot sanitaire voorzieningen?

157.

Hoe verantwoordt u het financieren van opvang in de regio en migratiesamenwerking, waaronder het voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie, waarbij de inzet vooral gericht is op de belangrijkste herkomstlanden van waaruit Nederland de grootste migratiedruk ervaart, uit het ODA budget? Hoe draagt deze inzet bij aan ontwikkeling?

158.

Kunt u aangeven hoe budgettair vorm wordt gegeven aan de speciale aandacht voor de negatieve gevolgen van conflict op voedselzekerheid en het gebruik van uithongering als oorlogswapen en naar het ter verantwoording roepen van daders, in navolging van de Veiligheidsraadresolutie 2417 die op initiatief van Nederland tot stand is gekomen?

159.

Hoe verhoudt uw inzet op investeringsbescherming via het Investment Court System (ICS) en wellicht het toekomstige Multilateraal Investeringshof (MIC), hetgeen in veel gevallen leidt tot torenhoge claims van bedrijven tegen overheden in ontwikkelingslanden, zich tot de door u beoogde duurzame ontwikkelingssamenwerkingsstrategie? In hoeverre is exportkredietverzekering en verdere uitbreiding van dit instrument een goed alternatief voor ICS en bent u bereid dit internationaal te promoten?

160.

Bent u vanuit de verplichtingen van iedere Staat op basis van de UNGP’s bereid in EU-verband bij de onderhandelingen voor vrijhandelsverdragen te pleiten voor het opnemen van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen in de tekst van het vrijhandels-of investeringsverdrag?

161.

In welke landen en op welke posten zal extra aandacht worden besteed aan het beschermen en begroten van de bewegingsvrijheid van maatschappelijke organisaties?

162.

Welke projecten ondersteunt het ministerie om bij te dragen aan «kennis- en capaciteitsopbouw over de relatie tussen klimaat en ontwikkeling»?

163.

Waar en hoe ondersteunt u wereldwijd vakbonden? Kunt u inzichtelijk maken in welke landen welke vakbonden gebruikmaken van Nederlandse steun?

164.

Hoe zal de besteding van respectievelijk € 60 en € 80 miljoen als bijdrage aan klimaatfinanciering en aan het nieuwe nationaal fonds voor klimaat en ontwikkeling exact worden onderverdeeld? Welke rol voorziet u in deze voor ngo’s? Bent u in dit verband bekend met programma’s in ontwikkelingslanden zoals Disaster Risk Reduction en Climate Change Adaptation en bent u bereid hier tevens financiële middelen voor vrij te maken?

165.

Kunt u een toelichting geven op het «katalyseren van private middelen» ten behoeve van het behalen van rendement op de bijdragen aan klimaatfinanciering?

166.

Kunt u toelichten welke voorwaarden aan bedrijven worden gesteld om in aanmerking te kunnen komen voor nieuwe vormen van innovatieve financiering, zoals blended finance en impact bonds en het Innovatiefonds voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)? Hoe strak zet u daarbij in op de toetsing vooraf van een bewezen due diligence mensenrechtenbeleid inclusief daadwerkelijke implementatie daarvan? Op welke wijze zullen deze vormen van innovatieve financiering worden geëvalueerd en zal het voldoen aan de OESO-richtlijnen onderdeel zijn van de evaluatie?

167.

Welke rol heeft de Nederlandse overheid tot nu toe gespeeld bij Insuresilience, zijnde een Global Partnership om de verzekeringssector een rol te laten spelen bij het verzekeren van restrisico’s in geval van rampen als gevolg van klimaatverandering? (Zie https://www.insuresilience.org/)

168.

Welke activiteiten zijn daarbij ontwikkeld, wat zijn de toekomstige plannen van het kabinet, welke rol wenst zij daarbij voor de Nederlandse verzekeringssector en op welke wijze kan dit worden gerealiseerd? Hoeveel financiële middelen heeft het kabinet hiervoor gereserveerd en hoe zullen deze worden besteed?

169.

Op pagina 13 wordt aangegeven dat «UNCTAD schat dat jaarlijks USD 2.500 miljard extra geïntensiveerd moet worden voor het realiseren van de SDGs. Zonder de private sector lukt het niet deze enorme investeringskloof te overbruggen.» Hoe zal de Nederlandse overheid zich zal inspannen voor het behalen van dit bedrag tot 2030?

170.

Op welke wijze draagt het ministerie bij aan het inzetten van Nederlandse kennis en kunde in ontwikkelingslanden op het gebied van SDG-3 «Goede gezondheid en welzijn» in het algemeen en tuberculose in het bijzonder?

171.

Of en hoe worden de speerpunten gesteund in landen die niet tot de focusregio’s gerekend worden? Hoe ondersteunt het kabinet de positie van vrouwen en meisjes daar?

172.

Kan Nederland bevorderen dat ontwikkelingslanden meer projecten indienen bij het Green Climate Fund waarbij water en sanitatieprojecten gekoppeld worden aan mitigatie?

173.

Wat is het concrete doel van het door u gewenste adviescentrum?

174.

Welke EU-landen zetten in hun handelsbevorderingsagenda ook constant in op de rol van vrouwen in wereldhandel? Kunt u de Nederlandse positie in dezen in perspectief plaatsen?

175.

Met welke landen heronderhandelt Nederland investeringsakkoorden?

176.

Op welke verduurzamingsinitiatieven met betrekking tot productie/handel wordt geprobeerd op EU-niveau samen te werken? Zijn er al eerste resultaten zichtbaar van deze samenwerking?

177.

Op welke manieren zijn gendergelijkheid en vrouwenrechten standaarden meegenomen bij het ontwikkelen van de nieuwe modeltekst voor bilaterale investeringsakkoorden?

178.

Op welke wijze werkt u aan opschaling van de integrale aanpak van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verduurzaming van mondiale waardeketens in Europa en wereldwijd? Welke rol heeft u namens Nederland gespeeld in de onderhandelingen in de VN Working Group on Business and Human Rights en welke invloed heeft u uitgeoefend op de Europese Commissie om een positieve rol aan te nemen in de onderhandelingen?

179.

Waarom zet u, uitgaande van het feit dat verantwoord ondernemen uit oogpunt van de UNGP’s een opdracht is aan Nederlandse bedrijven, ODA middelen in om de implementatie van de convenanten in het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te financieren? Is het niet de verantwoordelijkheid van bedrijven om de volledige implementatie van de IMVO-convenanten te bekostigen, eventueel via een extra belasting voor bedrijven?

180.

Welke bedrijven worden gesteund via de Orange Corners?

181.

Op welke wijze gaat u aan het mkb uitdragen dat IMVO geen bijverschijnsel is van internationaal handel drijven, maar een harde voorwaarde? Welke stappen worden gezet om het mkb meer te betrekken bij de IMVO-convenanten? Welke financiële middelen uit welk deel van de begroting worden beschikbaar gesteld voor het garanderen van een IMVO-beleid bij het mkb en hoe kan de expertise van ngo’s in deze een rol spelen?

182.

Wat houdt het Holland Circular Hotspot-initiatief in?

183.

Kunt u aangeven in hoeverre de streefwaarden voor drinkwater, sanitatie en hygiëne voor 2030 reëel zijn gezien de nieuwe focus op instabiele regio’s? Zijn juist niet sterke nationale en lokale overheden van cruciaal belang om deze streefwaarden te bereiken en in stand te houden?

184.

Wordt bij de indicator «Aantal banen ondersteund door PSD-programma's» gemonitord in hoeverre vrouwen, jongeren en mensen met een beperking werkzaam zijn in deze banen, in overeenstemming met SDG 8.5 (om tegen 2030 te komen tot een volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor alle vouwen en mannen, ook voor jonge mensen en personen met een handicap, alsook een gelijk loon voor werk van gelijke waarden)? Zo ja, hoe zal dat worden gerapporteerd?

185.

In hoeverre heeft de nieuwe landenkeuze invloed op het bereiken van de streefwaarden op de verschillende thema’s?

186.

Kunt u toelichten waarom de streefwaarde voor het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid voor 2019 100 bedraagt, terwijl de realisatie in 2017 113 was?

187.

In welke landen zet u zich in voor toename van de productiviteit van boer(inn)en? Kunt u een lijst van landen en projecten delen?

188.

In welke landen zet u zich in voor meer toegang tot hernieuwbare energie? Kunt u een lijst van landen en projecten delen?

189.

Kunt u een voorbeeld geven van «versterkte capaciteit» bij maatschappelijke organisaties «voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid»?

190.

Wordt de indicator «Aantal boer(inn)en met toegenomen productiviteit en inkomen» nog uitgesplitst naar vrouwen, jongeren en mensen met een beperking, in overeenstemming met SDG 8.5 (om tegen 2030 te komen tot een volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor alle vouwen en mannen, ook voor jonge mensen en personen met een handicap, alsook een gelijk loon voor werk van gelijke waarden)?

191.

Hoe wordt er binnen de noodhulpprogramma's gemonitord dat mensen met een beperking worden bereikt en dat barrières om hulp te ontvangen maximaal worden weggenomen?

192.

De streefwaarde voor resultaatgebied «toegang tot family planning» staat voor het jaar 2019 op «5.000.000 extra vrouwen en meisjes.» In 2017 is de streefwaarde op dit resultaatgebied niet behaald. Hoe gaat Nederland bijsturen zodat deze streefwaarde behaald wordt en is een extra financiële intensivering op dit resultaatgebied hier onderdeel van?

193.

Wordt de indicator voor het resultaatgebied «Toegang tot familiy planning» nog uitgesplitst naar vrouwen en meisjes met een beperking?

194.

Wat wordt bij de SRGR indicator «Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden» precies verstaan onder «tevredenheid van SRGR partners» en wie worden precies bedoeld met «gediscrimineerde en gemarginaliseerde groepen»?

195.

Hoe worden deze gediscrimineerde en kwetsbare groepen zelf betrokken in de monitoring van de mate waarin barrières in SRGR voor hen zijn afgenomen? Hoe wordt de mate waarin zij zelf deelnemen aan de SRGR programma's gemonitord?

196.

Wordt bij de indicator «Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten» gemonitord in hoeverre vrouwen, jongeren en mensen met een beperking worden ondersteund, in overeenstemming met SDG 8.5 (om tegen 2030 te komen tot een volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor alle vouwen en mannen, ook voor jonge mensen en personen met een handicap, alsook een gelijk loon voor werk van gelijke waarden)? Zo ja, hoe zal dat worden gerapporteerd?

197.

In hoeverre heeft het DGGF sinds de oprichting bijgedragen aan de groei van werk en inkomen in ontwikkelingslanden?

198.

Waarom staat voor 2019 en 2020 fors minder budget gepland voor sociale vooruitgang?

199.

Waardoor komt de toename van meer dan 200 miljoen voor vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling?

200.

Kunt u inzicht geven of en hoe de vrijgemaakte middelen voldoende zijn om ook de grondoorzaken van kinderarbeid (armoede, gebrek aan onderwijs, gebrek aan bescherming kinderrechten) voldoende aan te pakken en zo kinderarbeid structureel uit te bannen? Mochten de middelen onvoldoende zijn voor een dergelijk structurele uitbanning, hoe bent u voornemens om dit wel mogelijk te maken?

201.

Wat wordt bedoeld met de ontvlechting van het Budget Internationale Veiligheid (BIV)? Wat zijn de beleidsmatige gevolgen van deze ontvlechting?

202.

Kunt u aangeven hoe het extra budget voor veiligheid en rechtsorde van € 10 miljoen per jaar vanaf 2019 wordt ingezet en op welke wijze de financiering van een leidende multilaterale instelling als het International Institute for Democracy and Electoral Assistance aan deze doelstellingen kan bijdragen?

203.

Naast de bijdragen aan (inter)nationale organisaties is er een aparte post opgenomen van € 25 miljoen voor subsidies voor Noodhulpprogramma’s. Kunt u aangeven waar deze post toe dient en welke organisaties hiervoor in aanmerking komen?

204.

Hoe wordt de 88% die gereserveerd is voor uitgaven gekoppeld aan de actualiteit en behoefte bij noodsituaties besteed?

205.

Welke criteria worden er gehanteerd bij het toewijzen van geld aan organisaties inzake humanitaire hulp?

206.

In het voorstel voor de Rijksbegroting BHOS 2019 worden onder begrotingsartikel 1.3 (Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden) verschillende posten voor infrastructuurontwikkeling genoemd. Kunt u inzichtelijk maken ten behoeve van welke fondsen, instrumenten en of kanalen deze middelen worden ingezet?

207.

Welke uitgaven vallen onder «voorlichting OS»?

208.

Welk deel van DGGF, Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) en Dutch Trade and Investement Fund (DTIF) betreft ODA-middelen? Hoe wordt in deze situaties getoetst aan het due diligence beleid van bedrijven die financieel worden ondersteund of aan wie garanties worden verstrekt? Kan inzicht worden gegeven in de situaties waarin een ondersteuning niet is gedaan als gevolg van het niet voldoen aan IMVO standaarden door het betreffende bedrijf? Welk percentage van het totaal aantal ondersteuningen betrof dit?

209.

Wat wordt er gedaan om te voorkomen dat het DGGF niet weer onder-uitgeput raakt?

210.

Hoe wordt bevorderd dat bedrijven via het DGGF ook daadwerkelijk in de armste regio’s investeren en daarbij de winsten in het land zelf blijven en bij de armste delen van de bevolking terecht komen?

211.

Kunt u een overzicht van alle instrumenten met betrekking tot export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang verschaffen?

212.

Welke voornemens zijn er om de IMVO-convenanten in lijn te brengen met de nieuwe OESO Due Diligence Guidance for Responsible Business Conduct (mei 2018)? Welke inzet wordt daarop verwacht in 2019?

213.

Hoe wordt de nieuwe OESO Due Diligence Guidance for Responsible Business Conduct onder de aandacht gebracht bij bedrijven in Nederland die niet deelnemen aan een van de convenanten en hoe wordt de implementatie van deze nieuwe guidance door Nederlandse bedrijven die internationaal zaken doen bevorderd in 2019?

214.

Bij het voedingmiddelenconvenant is deelname van supermarkten niet geborgd met een handtekening van supermarkten. Hoe ziet het ministerie toe op de toepassing van due diligence in die sector?

215.

Welke door het kabinet gesteunde of vanuit het kabinet aangestuurde organisaties houden zich bezig met het aantrekken van investeerders of bedrijven?

216.

Welke door het kabinet gesteunde of vanuit het kabinet aangestuurde organisaties, agentschappen of diensten houden zich bezig met het vergemakkelijken van zakendoen in het buitenland voor kleine en/of grote bedrijven en ondernemers?

217.

Hoeveel middelen worden geïnvesteerd in het regisseren van duurzame handelsakkoorden met ontwikkelingslanden?

218.

Wat is het percentage van het totale ODA budget in 2019 dat ten goede komt aan programma's die inclusie van mensen met een beperking als hoofddoel hebben?

219.

Wat is het percentage van het totale ODA budget in 2019 dat ten goede komt aan programma's waarin maatregelen worden getroffen om inclusie van mensen met een beperking in reguliere programma-activiteiten te waarborgen? Wat houden deze maatregelen in?

220.

Zijn de lessen van Fonds Duurzaam Water ook meegenomen bij het opzetten van de SDG Partnerschapsfaciliteit?

221.

Wat wordt concreet bedoeld met de intensivering van de inzet op kinderarbeid binnen het beleid voor ketenverduurzaming en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap?

222.

Hoe worden ODA-middelen ingezet (€ 6,5 miljoen in 2019) om de implementatie van IMVO-convenanten te versnellen?

223.

Waar is de bijdrage van € 1 miljoen op artikel 1.1 voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) precies voor bedoeld?

224.

Wat is de oorzaak van de structurele daling van de uitgaven voor een versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie op artikel 1.2 vanaf 2022 naar € 79.516.000 ten opzichte van € 107.919.000 in 2019?

225.

Kunt u een overzicht geven van alle uit de BHOS begroting gefinancierde instrumenten voor het bedrijfsleven (subsidies, garanties, leningen en andere) met daarbij de toegekende (ODA en non-ODA) bedragen per instrument?

226.

Hoeveel mensen heeft de RVO (in FTE) in dienst?

227.

Hoeveel van de bedragen op artikel 1.3 bestemd voor marktontwikkeling in het kader van private sector development, versterking privaat ondernemerschap, infrastructuurontwikkeling, werkgelegenheid en het Dutch Good Growth Fund wordt gealloceerd voor de regio Midden-Oosten/Noord-Afrika (MENA) en in het bijzonder Libanon, Jordanië, Tunesië en Marokko?

228.

Welke instrumenten (zoals Starters International Business (SIB) en Partners for International Business (PIB)) gebruikt het ministerie en de RVO om naar of in het buitenland exporterende of investerende bedrijven bij te staan? Kunt u een volledig overzicht met een samenvatting van de aard van het instrument verschaffen?

229.

Wanneer bent u voornemens om de Kamer te informeren over de voortgang (en voorlopige resultaten) van de besteding van de € 10 miljoen euro voor de Werkplaats en het NLIB?

230.

Hoe rijmt u het feit dat RVO de uitvoeringsorganisatie is voor publieke handelsbevordering en zich tegelijkertijd moet bezighouden met transitie naar duurzame energievoorziening en de bestrijding van kinderarbeid? Hoe dragen deze ambities bij aan werkelijke handelsbevordering? Welke andere niet-handelsbevorderende activiteiten wordt de RVO geacht uit te voeren?

231.

Welke problemen in Afrika die het kabinet poogt aan te pakken vormen géén grondoorzaak van armoede en migratie?

232.

Met welke instrumenten wordt «extra ingezet op versterking van het innovatief vermogen van lokale en Nederlandse bedrijven om lokale ontwikkelingsuitdagingen aan te pakken»?

233.

Op welke manier zijn de voorwaarden van het DGGF aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen?

234.

Worden er met waterbeheer ook nature-based solutions bevorderd die de bestaande ecosysteemdiensten van natuurgebieden erkennen?

235.

Op welke termijn ontvangt de Kamer een uitgewerkte versie van de aangescherpte beleidstheorie zoals toegezegd in de beleidsreactie op de IOB-evaluatie over verbeterd waterbeheer?

236.

Krijgt integratie van doorsnijdende beleidsthema’s zoals klimaatverandering, duurzaamheid, goed bestuur en armoedevermindering, waarop volgens de IOB beleidsevaluatie over verbeterd waterbeheer beperkt vooruitgang is geboekt, prioriteit in de aangescherpte beleidstheorie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, worden ook thema-specifieke experts uit het (lokaal) maatschappelijk middenveld hierbij betrokken?

237.

Wanneer ontvangt de Kamer een herziene indicator voor verbeterd waterbeheer, zoals eerder toegezegd?

238.

Wat is de reden van de verlaging van de subsidies voor voedselzekerheid voor de landenprogramma's op artikel 2.1?

239.

Welke private sector wordt bedoeld als wordt gesteld dat gestreefd wordt om «Nederlandse klimaatfinanciering te mobiliseren in de private sector»?

240.

Hoe geeft het ministerie invulling aan de motie Voordewind (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 38) en dan met name de aandacht voor weerbaarheid, het behoud van vitale ecosystemen en de bevordering van sociale en economische ontwikkeling in landen met lage inkomens?

241.

Hoe geeft het ministerie invulling aan de motie Sjoerdsma (Kamerstuk 26 485, nr. 171, alleen overheidssteun verlenen als bedrijven handelen conform de OESO-richtlijnen) bij de invulling van het nieuwe nationale Klimaatfonds?

242.

Kunt u aangeven met welke reden de bedragen onder artikel 2.1 voor de pijler landenprogramma’s voedselzekerheid omlaag gaan? Hoe verhoudt dit zich tot de toename van verantwoordelijkheden en budget voor (bilaterale programma’s) van ambassades?

243.

Wat is de reden van de verlaging van de subsidies voor water voor de landenprogramma's op artikel 2.2?

244.

Welke organisaties ontvangen het geld ter hoogte van € 18 miljoen op artikel 2.1, onder «bijdragen (inter)nationale organisaties» dat bestemd is voor «kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid» en om welke landen gaat het die hierbij vooral betrokken zijn?

245.

Worden op dit moment nog projecten in het kader van waterbeheer of sanitatie in Syrië gesteund of uitgevoerd? Zo ja, welke?

246.

Waarom tellen de vermelde centrale klimaatprogramma’s niet als ODA?

247.

Welk deel van de bestedingen in het kader van de thema’s voedselzekerheid en water is niet juridisch verplicht? Welke projecten vallen hieronder?

248.

Door wie gaat het klimaatfonds worden beheerd? Waarom?

249.

Kunt u aangeven welk deel van de bijdrage aan multilaterale organisaties juridisch verplicht is?

250.

Wanneer komt de brief over de uitwerking van het Klimaatfonds naar de Kamer?

251.

Op welke wijze wordt het Klimaatfonds ingezet in de nieuwe focusregio’s?

252.

Heeft u nadere toelichting over het streven om de helft van de Nederlandse klimaatfinanciering te mobiliseren in de private sector?

253.

Kunt u de energiefaciliteit die RVO beheert met activiteiten gericht op de ondersteuning van drie tot vijf landen in de MENA-regio nader toelichten? Om welke landen gaat het en hoeveel geld is hiervoor beschikbaar?

254.

Wat bedoelt u met de gevolgen van de bijdrage aan UN Environment en de constatering dat onze eigen ambities nu kunnen terugkomen in het werkprogramma van de organisatie? Biedt dit dan de gelegenheid om iets aan deze organisatie over te laten en zelf niet te doen? Zo ja, wat?

255.

«Het streven blijft de helft van de Nederlandse klimaatfinanciering te mobiliseren in de private sector [.]». Is dit de helft van de genoemde € 60 miljoen, of is € 60 miljoen de helft (en wordt gestreefd naar € 120 miljoen)?

256.

Kunt u toezeggen dat er een balans zal zijn tussen mitigatie en adaptatie in de bestedingen van het klimaatfonds, en kan de achterstand uit 2018 in 2019 worden ingehaald door meer op adaptatie in te zetten?

257.

Bent u bereid om een extra inspanning te doen met publieke middelen om de effecten van private financiering bij voorkeur ten goede te laten komen aan de meest kwetsbaren?

258.

Bent u bereid om een deel van het klimaatgeld bij voorkeur in deze kwetsbare gebieden in te zetten, en ook een expliciete koppeling te maken met humanitaire programma’s en actoren in die gebieden?

259.

De Europese verordening over conflictmineralen zal per 1 januari 2020 van kracht zijn. Wat heeft het ministerie tot nu toe gedaan om de implementatie van en het toezicht op deze verordening voor te bereiden?

260.

Wat houden de activiteiten bij EPRM exact in en speelt ook de financiële sector hierin een rol? Zo ja, welke? Wanneer verwacht u de eerste resultaten van EPRM te kunnen publiceren?

261.

Kunt u inzicht bieden in de stand van zaken rond de inwerkingtreding van de Verordening Conflict Mineralen die per 1 januari 2021 van kracht zal zijn? Zijn betrokken bedrijven naar uw inzicht hier voldoende op voorbereid en welke rol kunnen ngo’s hierin spelen?

262.

In welke landen ondersteunt het ministerie projecten in het kader van LHBTI-acceptatie? Kunt u een volledige lijst met de Kamer delen?

263.

Hoe wordt concreet de inzet op gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes verder versterkt? Op welke specifieke initiatieven doelt de regering in dit verband?

264.

Op welke wijze wordt er extra aandacht geschonken aan het tegengaan van geweld tegen vrouwen en bescherming en empowerment van vrouwen en meisjes in humanitaire crises? Komen hier extra middelen voor beschikbaar?

265.

Wat zijn de overwegingen geweest om specifiek in West-Afrika meer bij te dragen aan voorlichting en toegang tot anticonceptie?

266.

Op welke programma's doelt de regering als het gaat om de «verankering» van onderwijs?

267.

Zijn meer/ andere invalshoeken mogelijk bij de aanpak van grondoorzaken? Zo ja, hoort rampenpreventie en versterkte lokale weerbaarheid (community resilience) daarbij (behoudens aandacht hiervoor binnen het (beroeps)onderwijs)?

268.

Kunt u de verwijzing naar de intensivering van uitgaven voor SRGR-programma's verduidelijken wanneer het totale budget dat wordt voorspeld op grond van artikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids zal afnemen in 2019 en opnieuw in 2020 alvorens te stabiliseren tot 2023?

269.

Kunt u een overzicht geven van Nederlandse bijdragen aan het voorkomen van fysieke en geestelijke verminking van vrouwen en meisjes door gewapende groeperingen?

270.

Kunt u de daling op artikel 3.1 van € 444.684.000 in 2018 naar € 426.784.000 in 2020 toelichten? Wat is de reden van deze daling?

271.

Kunt u de daling op de subsidies voor centrale programma’s SRGR en hiv/aids op artikel 3.1 van € 141.381.000 in 2019 naar € 126.381.000 in 2021 toelichten? Wat is de reden van deze daling?

272.

Wat is de reden van de mindering van € 19,5 miljoen op opdrachten centrale programma’s SRGR & hiv/aids op artikel 3.1? Worden die middelen elders ingezet?

273.

Wanneer wordt gestart met het formuleren van het nieuwe beleidskader voor de SRGR-partnerschappen, die aflopen in 2020?

274.

Wat valt er onder «subsidies: landenprogramma’s SRGR & hiv/aids» en onder «subsidies: Centrale programma’s SRGR & hiv/aids»?

275.

Wat valt er onder «opdrachten: landenprogramma’s SRGR & hiv/aids» en onder «opdrachten: centrale programma’s SRGR & hiv/aids»?

276.

Welke rol krijgt innovatie in het in 2019 te ontwikkelen beleidskader voor het maatschappelijk middenveld?

277.

Hoe verhoudt de Nederlandse bijdrage aan de Global Financing Facility in support of «Every Woman, Every Child» (GFF) vanaf 2019 zich tot de andere mondiale initiatieven op het gebied van seksuele voorlichting, anticonceptie en gender-based violence?

278.

Kunt u aangeven binnen welke programma’s de intensivering van onderwijs verder wordt ingevuld en verankerd?

279.

Kunt u een overzicht geven van de andere sub-artikelen van artikel 3, Sociale vooruitgang, met relevante begrotingslijnen die weergeven wat er wordt begroot voor het uitbannen van kindhuwelijken voor 2019?

280.

Wat betekent de daling in de ramingen vanaf 2021 op de budgetregel «Centrale programma’s SRGR & hiv/aids»? Hoe verhoudt zich dit tot de stijging op «Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids» onder «bijdragen (internationale) organisaties» in de ramingen van 2021?

281.

Op welke wijze wordt het wereldwijde initiatief «Girls Not Brides» gesubsidieerd, en met hoeveel? Kunt u daar een overzicht van geven, per jaar, voor de jaren 2015–2019?

282.

Op welk begrotingsartikel en subartikel staat de subsidie voor het wereldwijde initiatief Girls Not Brides?

283.

Op welke wijze wordt «Her Choice» gesubsidieerd, en met hoeveel?

284.

Hoeveel van de financiële middelen als gevolg van Regeerakkoord Rutte III wordt uitgegeven aan het «dwarsdoorsnijdend doel» gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes? Waar op de begroting is dat terug te vinden?

285.

Hoeveel van de financiële middelen als gevolg van Regeerakkoord Rutte III wordt uitgegeven aan de bevordering van vrouwenrechten? Waar op de begroting is dat terug te vinden? Hoe gaat dit worden besteed en onder welk artikel valt dit nu? Klopt het dat het bij bijdrage internationale organisaties is ingeboekt?

286.

Wat valt er onder de «centrale programma’s SRGR & hiv/aids», onder «bijdragen internationale organisaties»?

287.

Welke Nederlandse organisaties krijgen geld voor de inzet voor vrouwenrechten en hoe hoog zijn de bedragen?

288.

Hoeveel financiële middelen zijn bestemd voor de bestrijding van vrouwenbesnijdenis en waar op de gegroting is dat terug te vinden?

289.

Welke programma’s worden door u ondersteund, gesubsidieerd en door het Ministerie zelf uitgevoerd voor de bestrijding van vrouwenbesnijdenis?

290.

In welke landen en regio’s worden programma’s voor de bestrijding van vrouwenbesnijdenis uitgevoerd, gesubsidieerd of door het ministerie zelf uitgevoerd?

291.

Wat is de reden van de daling van de bijdrage aan het Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis van € 55,3 miljoen in 2019 naar € 52 miljoen vanaf 2020?

292.

Welke organisaties krijgen de middelen die gereserveerd staan op artikel 3.3 subsidies aan strategische partnerschappen, ter hoogte van € 203.270.000 en hoe is de verdeling van de middelen?

293.

Wat is het verschil tussen de aanduiding van strategische partnerschappen als «subsidie» en als «bijdrage (inter)nationale organisaties»?

294.

Kunt u toelichten wat het percentage beschikbare financiering is voor programma’s specifiek gericht op het uitbannen van kind huwelijken via artikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en hiv/aids – Bijdragen (inter)nationale organisaties – Vrouwenrechten en keuzevrijheid via de Global Financing Facility ter ondersteuning van «Every Woman, Every Child»?

295.

Is in artikel 3.4 de extra bijdrage voor het Global Partnership for Education (GPE) al opgenomen? Om hoeveel gaat het voor extra bijdragen aan het GPE?

296.

Welke verschuiving vindt vanaf 2019 plaats van «Centrale programma’s SRGR & hiv/aids» naar «Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids (onder subsidies en bijdragen)»? Wat betekent de verschuiving naar een andere budgetregel in de praktijk?

297.

Hoeveel budget is er in de komende jaren in het totaal voor Product Development Partnerships beschikbaar?

298.

Wat is de consequentie van de verschuiving van «Centrale programma’s SRGR & hiv/aids» naar «Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids» voor de uitvoering van de Product Development Partnerships?

299.

Kunt u aangeven hoe de verschuiving tussen landenspecifieke programma's op het gebied van SRGR en hiv/aids en centrale, wereldwijde investeringen er in de komende jaren uit gaat zien?

300.

Kunt u toelichten waarom opdrachten en subsidies via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onder artikel 3.1 vallen?

301.

Hoe wordt binnen de SRGR programma's die zijn opgenomen in de BHOS begroting 2019 uitvoering gegeven aan het voornemen uit de Kamerbrief over aandacht voor mensen met een beperking in SRGR programma's, «om bij verdere beleidsuitvoering en dialoog met partners evenals bij de beoordeling van programmavoorstellen gerichter aandacht te besteden aan de impact van beleid voor mensen met een beperking»«?

302.

Kunt u aangeven via welke kanalen de € 27 miljoen voor «onderwijs met perspectief» wordt besteed?

303.

Nederland gaat 68 miljoen USD bijdragen aan het Trust Fund de Global Financing Facility in support of Every Woman Every Child. Voor welke periode is deze bijdrage en hoe verhoudt deze bijdrage zich tot de bijdragen aan GFF op landenniveau (bijvoorbeeld Mozambique)?

304.

Kunt u toelichten wat de overwegingen zijn geweest om in de Global Financing Facility te investeren? In hoeverre heeft de Global Financing Facility bijgedragen aan resultaten in lijn met de Nederlandse beleidsprioriteit op SRGR, vrouwenrechten en keuzevrijheid?

305.

Met wat voor groeperingen wordt samengewerkt om het maatschappelijk middenveld te versterken? Zitten hier ook politieke bewegingen bij? Waarom deze organisaties?

306.

Er worden subsidies verstrekt aan enkele organisaties die financiële en technische ondersteuning geven aan lokale niet-gouvernementele organisaties in het Zuiden, waaronder organisaties die financiering zijn verloren door de herinvoering van de Mexico City Policy door President Trump. Wat is de hoogte van deze subsidies en onder welke budgetregel zijn deze bedragen terug te vinden?

307.

Wat is het doel van Samenspraak en Tegenspraak? Wat hoopt het ministerie met subsidies in dit kader te bereiken?

308.

Welk deel van de organisaties dat geld ontvangt in het kader van Samenspraak en Tegenspraak richt zich in de activiteiten (ook) op capaciteitsopbouw of beïnvloeding van het Nederlandse debat?

309.

Welke 8 van de 25 Strategische Partnerschappen hebben specifiek als doel het behoud van de ruimte voor maatschappelijke organisaties en bewegingen en hoe wordt dit uitgewerkt in de begroting?

310.

Hoeveel van het geld bestemd voor het Orange Knowledge Programma is voor de MENA-regio, en in het bijzonder Libanon, Jordanië, Tunesië en Marokko?

311.

Welke activiteiten zijn voortgekomen uit subsidies in het kader van het Accountability fonds? Kunt u een volledige lijst verschaffen?

312.

Zet dit kabinet meer in op gendergelijkheid dan het vorige?

313.

Welke tien landen zijn geselecteerd in het kader van het Voice-fonds en wat is de volledige lijst van de «meest gemarginaliseerde groepen» (aangezien in de tekst zelf slechts voorbeelden worden gegeven)?

314.

Op welke onderwerpen worden via het Accountability fonds via ambassades direct lokale partners gesteund?

315.

Kunt u aangeven hoe de structurele intensivering van € 128 miljoen per jaar voor opvang en bescherming in de regio wordt verdeeld? Hoe wordt het budget verdeeld over de prioritaire focuslanden? Hoeveel project-calls kunnen er worden verwacht binnen dit budget en op welke termijn verschijnen deze?

316.

Valt onder het Grand Bargain van de World Humanitarian Summit in 2016 ook het steunen van het lokale maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld door het vergroten van hun financieel-administratieve beheerscapaciteit?

317.

Wat wordt precies bedoeld met «duurzame opvang» van vluchtelingen?

318.

Hoe bent u voornemens invulling te geven aan uw verantwoordelijkheid in te zetten op een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen?

319.

Welke middelen zet u in om het gebruik van vrouwen als oorlogsmiddel te voorkomen dan wel te verminderen? Overweegt u de inzet te intensiveren nu het erop lijkt dat strategische inzet van seksueel geweld tegen bepaalde groeperingen, zoals de Yezidi uit Irak en de Rohingya uit Myanmar, door gewapende groeperingen toeneemt?

320.

Wat is de status van seksueel geweld tegen vrouwen, LHBTQ en minderheden in gewapende conflicten met niet statelijke actoren?

321.

Kunt u een overzicht geven van de bij u bekende conflicten tussen niet-statelijke actoren die niet internationaal van aard zijn? Kunt u tevens de ontwikkeling schetsen van het aantal conflicten van deze aard ten opzichte van 10, 20 en 30 jaar geleden?

322.

Kunt u aangeven hoeveel mensen op de vlucht zijn als gevolg van dergelijke conflicten tussen niet-statelijke actoren? Heeft dit gevolgen gehad voor de uitgaven voor humanitaire hulp?

323.

Kunt u aangeven hoe Nederland, ook financieel, bijdraagt aan naleving van het internationaal oorlogsrecht middels het beschermen van burgers tijdens conflicten tussen niet-statelijke actoren?

324.

Hoe wordt er binnen de noodhulpprogramma's uitvoering gegeven aan de tijdens de World Humanitarian Summit 2016 door Nederland ondertekende «Charter on Inclusion of Persons with Disabilities in Humanitarian Action» en de richtlijnen die de VN (Inter-agenct Standing Committee-guidelines on Mental Healt and Psychological Support) en het Directoraat Generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Operaties (DG ECHO) van de Europese Commissie hier momenteel voor ontwikkelen?

325.

Op welke wijze wordt met het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling en DG ECHO van de Europese Commissie en bijvoorbeeld de beheerders van de diverse fondsen en trust funds van de Europese Commissie gewaarborgd dat inspanningen van de EU complementair zijn aan die van de lidstaten of andersom? Hoe worden – kort gezegd – doublures voorkomen?

326.

Gezien het recente rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en de toenemende druk die de klimaatverandering legt op kleine boeren, wat zijn dan de plannen om de toekomstige steun aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) te vergroten?

327.

Welke initiatieven gaat de Minister ondernemen in herkomstlanden om de grondoorzaken van migratie in herkomstlanden aan te pakken?

328.

Hoe wordt gegarandeerd dat er geen wapens van OS-geld worden gekocht?

329.

Kunt u aangeven welk deel van artikel 4.2 voor onderwijs aan vluchtelingen besteed gaat worden en via welke kanalen dit loopt?

330.

Kunt u toelichten hoe in het kader van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken invulling wordt gegeven aan de speciale aandacht voor vrouwen en meisjes?

331.

Hoe bent u voornemens om invulling te geven aan uw verantwoordelijkheid kwetsbare groepen, en specifiek kinderen, in humanitaire situaties te betrekken bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld?

332.

Kunt u de daling van het preventiebudget (inclusieve politieke processen, vredesdialoog en conflictpreventie) toelichten? In hoeverre sluit dit aan bij uw verantwoordelijkheid om herstel na crisis te bevorderen en een rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie te bevorderen?

333.

Vallen onder het aanpakken van de oorzaken van migratie ook activiteiten die gericht zijn op betere adaptatie in relatie tot toegenomen kwetsbaarheden en rampenrisico’s in herkomstlanden?

334.

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoe groot de Nederlandse bijdrage was en zal zijn aan UNRWA, per jaar, in de jaren 2009–2020?

335.

Kunt u de noodhulpprogramma’s ter hoogte van € 259 miljoen op artikel 4.1 nader toelichten? Naar welke organisaties gaat dit geld en voor welk doel?

336.

Wanneer is humanitaire actie holistisch en wanneer is humanitaire actie dat niet? Kunt u voorbeelden van niet-holistische humanitaire actie geven?

337.

Wat is de verdeelsleutel voor de structurele verhoging van het noodhulpfonds van € 165 miljoen? Kunt u een uiteenzetting per financieringskanaal (VN, Dutch Relief Alliance (DRA)) geven?

338.

Kunt u aangeven hoe invulling wordt gegeven aan de beleidswijziging op het gebied van geestelijke gezondheid en psychosociale steun? Hoeveel middelen zijn er beschikbaar voor dit beleidsthema? Hoe worden de middelen verdeeld? Wordt hierbij rekening gehouden met kwetsbare groepen als vrouwen en kinderen? Op welke wijze en op welke termijn wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

339.

Kunt u de subsidies en bijdragen aan (internationale) organisaties ter hoogte van respectievelijk € 42 miljoen en € 96 miljoen voor opvang in de regio op artikel 4.2 nader toelichten? Via welke kanalen en organisaties wordt dit geld besteed?

340.

Kunt u de daling met € 20 miljoen van de begrotingspost «landenprogramma's functionerende rechtsorde» motiveren?

341.

Waarom telt de bovenste rij «Noodhulpprogramma’s non-ODA» niet als ODA?

342.

Welke uitgaven vallen onder het subsidiekopje «Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen»? Wordt de term «vredesdividend» ook daadwerkelijk in de communicatie met ontvangers en andere stakeholders gebruikt?

343.

Wat kan het ministerie doen om een «Legitieme en capabele overheid» te bevorderen? Kunt u, bijvoorbeeld met projectvoorbeelden, verhelderen hoe u specifiek de legitimiteit van een andere overheid kunt bevorderen? Hoe voorkomt u in zo een geval maakbaarheidsdenken?

344.

Wat wordt verstaan onder «migratie en ontwikkeling»?

345.

Kunt u aangeven via welk(e) kana(a)l(en) het budget van € 3 miljoen voor onderwijs wordt besteed?

346.

Kunt u toelichten welk percentage van de middelen, begroot op artikel 4.2 Migratie en ontwikkeling, beschikbaar is voor het verzamelen van gegevens over migratiestromen en onderzoek naar migratiemotieven?

347.

Kunt u toelichten welk percentage van de middelen, begroot op artikel 4.2 Opvang in de regio, beschikbaar is voor programma's die gericht zijn op het versterken van de bescherming van migrantenkinderen bij aankomst in de focusgebieden?

348.

Kunt u toelichten of de bezuiniging van € 10 miljoen op het budget voor migratie en ontwikkeling van 2018 op artikel 4.2 (voorheen stond dit op artikel 5.3) verplaatst is naar een andere begrotingslijn relevant voor migratie? Zo ja, welke?

349.

Kunt u toelichten of de bezuiniging van € 65 miljoen op het thema Opvang in de regio dat momenteel valt onder artikel 4.2 (voorheen onder artikel 4.3) is verplaatst naar een andere begrotingslijn relevant voor migratie? Zo ja, welke?

350.

Kunt u een overzicht verschaffen van alle vrijwillige afdrachten aan organisaties van de VN in 2018 en 2019? Kunt u daarbij aangeven om welke VN-organisaties het gaat, welke vrijwillige afdrachten van Nederland ze (hebben) ontvangen en hoe deze afdrachten zich verhielden tot het juridisch verplichte deel?

351.

Kunt u zich de context van de motie-Becker over een bijdrage van andere landen aan het Central Emergency Response Fund (CERF) (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 20) herinneren? Hoe heeft de donorlijst van CERF zich sinds de indiening van die motie ontwikkeld, in het bijzonder de verhouding van de bijdrage die Nederland levert ten opzichte van die van landen met een ongeveer even groot of minstens zo groot BBP?

352.

Waarom staat er geen geld meer gereserveerd voor «opvang in de regio» onder 4.3?

353.

Heeft u een beeld bij welke concrete projecten zullen worden gefinancierd door de bijdrage van Nederland aan het CERF? Kan Nederland invloed uitoefenen op waar de bijdrage aan het CERF wordt besteed? Zo ja, komt dit overeen met de focusregio’s in BHOS-beleid?

354.

Onder art. 4.1 worden bijdragen toegezegd ten behoeve van de versterking van de respons capaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem. Kunt u een toelichting geven waar deze bijdragen uit bestaan en hoe deze gaan worden ingezet? Welke criteria worden aangehouden bij het toekennen van financiering van de lokalisatie agenda? Bent u voornemens geld toe te kennen aan de Humanitarian Leadership Academy, de wereldwijde voorloper op het vlak van lokalisatie en het vergroten van lokale capaciteit?

355.

Wordt onder «betere perspectieven» ook verstaan het versterken van basisvoorzieningen die door toestroom van migranten extra/overbelast worden? Geldt dit zowel in landen van herkomst als in landen van opvang?

356.

Wat is het assistent-deskundigen programma?

357.

Waarom wordt UNRWA niet genoemd onder artikel 5.1?

358.

Waarom stond er slechts € 20.192.000 gereserveerd voor armoedebeleid onder artikel 5.2 en gaat dit voortaan weer omhoog naar € 71.700.000?

359.

Kunt u het extra geld als gevolg van de groei van het BNI toelichten?

360.

Hoeveel komt er jaarlijks bij de in jaren 2018–2021 als gevolg van de groei van het BNI?

361.

Hoeveel van het extra geld als gevolg van de groei van het BNI kan al in 2019 worden ingezet?

362.

Waar wordt het geld dat er op de begroting bijkomt als gevolg van de BNI-groei aan uitgegeven?

363.

Hoe hoog is het bedrag dat vrijkomt vanwege toekenningen en kan hiervoor uitleg gegeven worden welke toekenningen dat zijn?

364.

Welke uitgaven vallen onder «voorlichting ontwikkelingssamenwerking»?

365.

Waarom wordt € 1,8 miljoen van de bijdrage aan de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO) als non-ODA gekwalificeerd?

366.

Hoe zijn of worden de aanvullende middelen in het kader van de meest recente BNI-fluctuatie besteed? Kunt u de Kamer inzicht geven in de precieze verdeling?

367.

Kunt u nader toelichten hoe en wanneer motie 21 501-04-209 over transparantie, verantwoording en controle van externe EU financieringsinstrumenten wordt uitgevoerd?

368.

Kunt u nader toelichten hoe en wanneer motie 26485–287 over een Europese high-level bijeenkomst wordt uitgevoerd?

369.

Kunt u nader toelichten hoe en wanneer motie 26485–281 over het Holland House uitrollen naar andere landen wordt uitgevoerd?

370.

Hoeveel financiële middelen zijn beschikbaar voor de uitrol van de pilot Holland Houses?

371.

In welke landen en steden wordt de pilot Holland Houses uitgevoerd?

372.

Wanneer wordt de pilot Holland Houses uitgevoerd?

373.

Onder welk Begrotingsartikel is de uitrol van de pilot Holland Houses terug te vinden?

374.

Wanneer kunt u de Kamer naar verwachting informeren over de uitvoering van de gewijzigde motie-Becker over per focusregio inzichtelijk maken op welke landen Nederland zich zal richten (Kamerstuk 34 952, nr. 17)?

375.

Wanneer kunt u de Kamer naar verwachting informeren over de uitvoering van de motie-Becker over een juridische entiteit om EU-middelen voor het landelijk OS-beleid te benutten (Kamerstuk 34 952, nr. 18)? Kunt u alvast, vooruitlopend op de brief over de uitvoering, ingaan op de resultaten van uw gesprekken met de sector en de plannen om beter gebruik te maken van EU-middelen?

376.

Wanneer ontvangt de Kamer de brief over eventuele mogelijkheden om data over OS-uitgaven en -resultaten te koppelen aan bijvoorbeeld begrotingsartikelen en de in het wetgevingsoverleg Jaarverslag 2017 besproken mogelijkheid om de Kamer niet passief maar actief te informeren?

377.

Wanneer ontvangt de Kamer de volgende multilaterale scorekaarten en in het bijzonder de separate appreciatie van de United Nations Industrial Development Organisation (UNIDO)?

378.

Bedoelt u met de begeleidende tekst bovenaan pagina 80 dat u niet over een individueel subsidie-overzicht beschikt of kunt beschikken? Zo nee, waarom is dit niet automatisch met de Kamer gedeeld?

379.

Waarom is ervoor gekozen om in de begroting geen subsidieoverzicht te verschaffen zoals het Ministerie van Defensie op pagina’s 127 en 128 van de begroting voor het jaar 2019 heeft gedaan?

380.

Wat is de Inclusive Business Accelerator?

Naar boven