2018D32793

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2018

Hierbij doe ik u een reactie toekomen op de brief van de heer A.A.M. van den H. van 11 april 2018, houdende een reactie inzake 100 procent compensatie van het AOW-gat militairen. Zoals wordt vermeld in de brief kent het AOW-gat een lange discussie. Om het vertrouwen te herstellen en een streep onder het verleden te zetten, hebben we in de Defensienota (bijlage bij Kamerstuk 34 919, nr. 1) besloten de compensatieregeling voor het AOW-gat te verhogen van 90 naar 100 procent van de gerechtvaardigde aanspraak.

De heer Van den H. heeft mij in zijn brief verzocht om ook rekening te houden met eventuele nadelige gevolgen die aan de 100 procent AOW-gatcompensatie vastzitten. Hierbij vraagt hij ook om aansluiting van de UGM-uitkering op de AOW-leeftijd. In dit verband merk ik op dat de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat Defensie niet gehouden is de UGM-uitkering door te betalen, en dat de voorziening waarbij gedurende het AOW-gat minimaal 90 procent van de gerechtvaardigde aanspraak wordt betaald, adequaat is. Zoals hierboven is aangegeven, hebben we niettemin (onverplicht) aanleiding gezien om de AOW-gatcompensatie te verhogen naar 100 procent van de gerechtvaardigde aanspraak. Ik meen dat daarmee een goede oplossing is gevonden voor het AOW-gat, die rekening houdt met de belangen van de voormalig defensiemedewerkers. Uiteraard zal ik ervoor zorgen dat de verhoogde compensatie op adequate wijze wordt uitgevoerd. Over de uitvoering moeten nog afspraken worden gemaakt met het ABP, dat de AOW-gatcompensatie voor Defensie uitvoert.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven