2018D32048 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Kamerbrief inzake de impact van het fosfaatrechtenstelsel op bedrijfsniveau (Kamerstuk 33 037, nr. 285).

Voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

Nr.

Vraag

1

Is de veronderstelling juist dat in 2018 nog geen fosfaatruimte uit de fosfaatbank toegekend zal worden, omdat de betreffende regeling nog niet afgerond is en om hoeveel fosfaatruimte zal het naar verwachting gaan?

2

Bent u voornemens melkveebedrijven met een proefstalstatus en latente stalruimte in verband met de invoering van het fosfaatrechtenstelsel tegemoet te komen via toekenning van fosfaatruimte uit de fosfaatbank dan wel via de knelgevallenregeling?

3

Heeft u het voornemen, gezien het feit dat de nationale fosfaatproductie in 2017 ruim onder het fosfaatplafond uitkwam (vijf miljoen kilogram lager) en de verwachting dat dit in 2018 ook het geval zal zijn, om niet elke kleine overschrijding van sectorale fosfaatplafonds aan te pakken door het toepassen van een generieke korting?

4

Hoeveel fosfaatproductie is naar verwachting gemoeid met de aangekondigde warme sanering van de varkenshouderij, los van de vraag van wat met de «vrijkomende» fosfaatruimte gedaan wordt?

5

Overweegt u nog een aanpassing van de Meststoffenwet met het oog op een beter functioneren van het fosfaatrechtenstelsel, zoals het schrappen van de afroming bij beperkte leasetransacties om het melkveehouders makkelijker te maken aan het eind van het jaar de mestboekhouding rond te krijgen?

6

Is bij de onderhandelingen over de verlening van de derogatie gesproken over het verrekenen van in het buitenland afgezette mest van het fosfaatplafond aangezien die mest geen effect heeft op de waterkwaliteit in Nederland? Zo ja, hoe staat de Europese Commissie hiertegenover en bent u bereid om hiervoor te blijven pleiten in de besprekingen over het volgende actieprogramma?

7

Behoort structurele verdere aanscherping van het fosforgehalte in voer tot de mogelijkheden? Zo ja, heeft dit gevolgen voor de diergezondheid en hoeveel fosfaat kan hier maximaal structureel mee worden bespaard?

8

Bent u bereid het eenmalig toe te staan om een hoeveelheid productierechten om te zetten in fosfaatrechten (zie de motie van het lid Geurts c.s., Kamerstuk 34 532, nr. 76)?

9

Hoeveel fosfaatrechten zitten er inmiddels in de fosfaatbank?

10

Hoeveel fosfaatrechten verwacht u aan het einde van dit jaar in de fosfaatbank?

11

Kunt u toelichten of boeren met onvoldoende bezetting voor hun proefstal-beschikkingen deze beschikkingen kwijtraken? Zo ja, welke gevolgen heeft dat?

12

Hoe kunnen boeren hun proefstalstatus behouden, terwijl in hun stal niet voldoende dieren zijn gehuisvest om representatieve metingen te kunnen doen en bent u bereid om te kijken of hier iets aan gedaan kan worden?

13

Hoe lang is op dit moment de behandeltijd van de diverse zaken bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de rechtbank met betrekking tot bezwaar en beroep bij het fosfaatreductieplan en bij de melding knelgeval en bezwaar en beroep bij de beschikking fosfaatrechten?

14

Hoeveel melkveebedrijven zijn er al aangemerkt als knelgeval?

15

Op welke termijn verwacht u de 2.400 aanvragen voor de knelgevallenvoorziening beoordeeld te hebben?

16

Hebben alle bedrijven die niet binnen de termijn een reactie kregen na hun knelgevallenvoorziening-aanvraag een verzoek gehad voor aanvullende informatie? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?

17

Binnen welke termijn krijgen alle bedrijven die niet binnen de termijn een reactie kregen na hun knelgevallenvoorziening-aanvraag een reactie?

18

Bent u bereid om fosfaat van de nertsenhouderij te laten kopen door de melkveehouderij? Zo nee, waarom niet?

19

Is het in rekening brengen van een derogatievergunning, terwijl de derogatie ten goede komt aan meer grasland, onder derogatiebedrijven de waterkwaliteit goed is en andere Europese landen hier geen vergoeding voor vragen, gerechtvaardigd?

20

Wat kan u ertoe brengen om wel te starten met een duurzame en geborgde pilot Kringloopwijzer?

21

Wanneer verwacht u de derogatiebeschikking voor 2018–2019?

22

Wat is het tijdspad voor de onderhandelingen over het volgende actieprogramma en voor de derogatie voor de periode 2020–2024?

23

Hoe wordt het «gat» tussen de prognose fosfaatrechten en toegekende rechten verklaard?

24

Klopt het dat Europese Commissie uitsluitend stuurt op het totale fosfaatplafond, zoals zij dat ook meldt in bijvoorbeeld het Environment Comité?

25

Waarom laat u de Europese Commissie de fosfaatproductie niet afrekenen op daadwerkelijk geproduceerd fosfaat, zoals oorspronkelijk is vastgelegd in het fosfaatplafond?

26

Kan er een duidelijk overzicht komen van welke bevoegdheden voor handelen met betrekking tot het fosfaatrechtenstelsel een nationale aangelegenheid zijn en welke voorbehouden zijn aan de Europese Commissie?

27

Waarom houdt de Europese Commissie zich bezig met het aantal toegekende fosfaatrechten (in de brief staat dat de Europese Commissie vindt dat deze teruggebracht moeten worden naar een lager niveau)?

28

Waar stelt de Europese Commissie dat er niet meer rechten mogen worden uitgegeven dan waar het plafond ruimte voor biedt?

29

Hoe vaak heeft u er bij de Europese Commissie voor gepleit om de fosfaatproductie die buiten het Nederlandse milieu wordt afgezet, te kunnen salderen?

30

Klopt het dat ongeveer 35 miljoen kg fosfaat geëxporteerd wordt?

31

Wanneer komt de officiële derogatiebeschikking?

32

Tot wanneer loopt het convenant met de veevoederindustrie inzake de hoeveelheid fosfaat in veevoer?

33

Waarom wordt voor de uitwerking van knelgevallen, bijvoorbeeld de starters, in overleg met de Europese Commissie getreden?

34

Hoe is bij de knelgevallenregeling voor starters de 50 procent onderbouwd en is dit juridisch houdbaar?

35

Hoe wordt de extra ruimte voor starters omschreven?

36

Wat wordt verstaan onder stalcapaciteit voor deze specifieke groep starters? Gaat dit om bestaande stalcapaciteit of in aanbouw zijnde capaciteit?

37

Hoeveel fosfaatrechten zijn er in de eerste vijf maanden van 2018 afgeroomd ten behoeve van de fosfaatbank? Kunt u een overzicht per maand verstrekken?

38

De toekenning van fosfaatrechten uit de fosfaatbank is nog niet uitgewerkt; wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?

39

Waarom kiest u er niet voor om de fosfaatrechten uit de fosfaatbank voor 2018 niet uit te geven, maar in te zetten als overbrugging voor de knelgevallen?

40

Welke concrete stappen hebben de banken na het gesprek met u gezet om knelgevallen met financiële risico’s te begeleiden?

41

Kunt u aangeven wanneer er precies duidelijkheid is voor de vleesveehouderij? Is dit nog voor de zomer?

42

Geldt de duidelijkheid voor de vleesveehouderij dan ook voor gecombineerde bedrijven met bijvoorbeeld melkvee en vleesvee?

43

Kunt u uitgebreid ingaan op de controle rond Identificatie en Registratie (I&R), waarbij u tevens ingaat op de vragen hoe vaak en door wie hierop controle plaatsvindt en of er een automatisch meldsysteem is als er dieren met regelmaat worden afgevoerd naar een ander bedrijf niet zijnde een veehandelaar?

44

Kunt u garanderen dat melkvee die eenmaal code 120 heeft gekregen nooit meer teruggezet kan worden naar een code die betrekking heeft op melk leverend of droogstand?

45

Waarom is in de rapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geen correctie doorgevoerd vanwege de leegstaande stallen inzake fipronil?

46

Hoeveel stallen staan er nog leeg in verband met de fipronilaffaire en wat betekent dit voor de fosfaatproductie?

47

Op basis van welke gegevens en analyses is de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer bepaald? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?

48

Waarom worden de cijfers van de landbouwtelling voor het CBS gebruikt en vanaf volgend jaar de gegevens van I&R? Zijn daar grote verschillen te verwachten? Zo ja, welke?

49

Welke gevolgen voor de toekomst van de melkveehouderij kan het niet of onvoldoende beschikbaar zijn van proefstallen hebben?

50

Hoeveel bedrijven hebben hun beschikking fosfaatrechten nog niet ontvangen, wat is de reden hiervan en worden deze bedrijven geconfronteerd met boetes?

51

Klopt het dat er bij RVO nog steeds een achterstand is in het verwerken van bezwaren?

52

Kunt u in een schematisch overzicht aangeven: de hoeveelheid bezwaren en klachten en overige? Kunt u dit uitsplitsen naar aard van het bezwaar, klacht of overig? Kunt u hierbij een overzicht geven van wanneer het bezwaar, klacht of overig is ingediend?

53

Klopt het dat er nog bezwaren open staan die al in 2017 zijn ingediend?

54

Klopt het dat er bedrijven zijn die in de eerste weken van januari bezwaar hebben gemaakt en nu nog geen uitsluitsel hebben? Zo ja, om hoeveel bedrijven gaat dit?

55

Hoeveel weken (of maanden) duurt het voordat een bezwaar wordt opgepakt? Zit er verschil in de aard van het bezwaar? Zo ja, welke?

56

Hoeveel klachten zijn er over de behandeling/afhandeling van fosfaatrechten bij de Nationale ombudsman terecht gekomen?

57

Waarom blijft de pilot Kringloopwijzer achterwege nu blijkt dat de fraude veel minder omvangrijk was dan in eerste instantie gedacht?

58

Klopt het dat de status van proefstal in gevaar komt bij bedrijven die hun stal niet volledig hebben benut en hoe gaat u met deze situatie om?

59

Kunt u uitgebreid reageren op de concept-Algemene Maatregel van Bestuur van de actiegroep Innovatief uit de Knel?

60

Hoeveel fosfaat wordt er geëxporteerd naar landen waar schaarste heerst?

61

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel biodynamische bedrijven koeien hebben moeten inleveren in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief het aantal koeien?

62

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel biologische bedrijven koeien hebben moeten inleveren in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief het aantal koeien?

63

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel gangbare bedrijven koeien hebben moeten inleveren in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief het aantal koeien?

64

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel bedrijven er vallen onder de definitie van grondgebondenheid van de organisatie Netwerk GRONDig en kunt u daarbij eveneens inzichtelijk maken hoeveel grondgebonden bedrijven (volgens de definitie van Netwerk GRONDig) koeien hebben moeten inleveren in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief het aantal koeien?

65

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel bedrijven er vallen onder de definitie van grondgebondenheid van LTO Nederland, en kunt u daarbij eveneens inzichtelijk maken hoeveel grondgebonden bedrijven (volgens de definitie van LTO Nederland) koeien hebben moeten inleveren in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief het aantal koeien?

66

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel koeien van zeldzame rassen er in Nederland gehouden worden, inclusief een onderverdeling naar type bedrijf: gangbaar, biologisch en biodynamisch?

67

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel koeien van zeldzame rassen er naar de slacht gebracht zijn in verband met het door de sector bedachte fosfaatreductieplan, inclusief een onderscheid tussen gangbare, biologische en biodynamische bedrijfstypen?

68

Kunt u inzichtelijk maken wat de financiële schade is van het door de sector bedachte fosfaatreductieplan voor alle biodynamische bedrijven in verhouding tot de totale omzet in de biodynamische melkveehouderij?

69

Kunt u inzichtelijk maken wat de financiële schade is van het door de sector bedachte fosfaatreductieplan voor alle biologische bedrijven in verhouding tot de totale omzet in de biologische melkveehouderij?

70

Kunt u inzichtelijk maken wat de financiële schade is van het door de sector bedachte fosfaatreductieplan voor alle gangbare bedrijven in verhouding tot de totale omzet in de gangbare melkveehouderij?

71

Is de veronderstelling juist dat bij de toekenning van fosfaatrechten en de bepaling van de bijbehorende omvang van 85,4 miljoen kilogram het effect van het voerspoor niet is meegenomen?

72

Is de veronderstelling juist dat de Europese Commissie vooral de garantie wenst dat de fosfaatproductie onder het nationale fosfaatplafond blijft, met als afgeleide de garantie dat de fosfaatproductie van de melkveehouderij onder het melkveefosfaatplafond blijft, en dat de omvang van de toegekende fosfaatrechten ten opzichte van het melkveefosfaatplafond in dat opzicht minder relevant is mede vanwege de effecten van het voerspoor?

73

Is het mogelijk om melkveehouders voor 10 procent voor hun totaal aan fosfaatrechten, fosfaatrechten te laten leasen zonder afroming of op andere wijze flexibiliteit mogelijk te maken?

74

Is de veronderstelling juist dat ten aanzien van de startende bedrijven die op 2 juli 2015 hoofdzakelijk of uitsluitend jongvee hadden en extra fosfaatrechten toegekend kunnen krijgen bij «de op 2 juli 2015 aanwezige stalcapaciteit voor melkvee» ook de in aanbouw zijnde stalcapaciteit meegenomen wordt, omdat de onomkeerbare financiële verplichtingen ook de in aanbouw zijnde stalcapaciteit betreffen?

75

Waarom vallen startende bedrijven die op 2 juli 2015 nog geen melk leverden en op de peildatum ook nog geen jongvee hadden, maar wel een nieuwe stal hebben gebouwd en onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan nog steeds buiten de knelgevallenregeling, terwijl de omvang van de betreffende groep bedrijven naar verwachting miniem is en er ook sprake kan zijn van omschakeling naar een biologische melkveehouderij?

76

Bent u zich ervan bewust dat in de brief van 2 juli 2015 (Kamerstuk 33 979, nr. 98) en de brief van 3 maart 2016 (Kamerstuk 33 979, nr. 108) de indruk werd gewekt bij starters dat indien zij onomkeerbare investeringsverplichtingen waren aangegaan zij aanspraak zouden kunnen maken op de knelgevallenvoorziening en is het daarom aan hen te wijten dat zij ervoor gekozen hebben om door te gaan in 2015 en 2016, aangezien zij pas in september 2016 met het sturen van de wet voor de invoering van een stelsel van fosfaatrechten naar de Tweede Kamer ermee werden geconfronteerd geen aanspraak te kunnen maken op de knelgevallenvoorziening?

77

Op welke termijn komt u met de algemene maatregel van bestuur voor de aanpassing van de knelgevallenvoorziening voor bedrijven die niet melkten, maar wel jongvee hadden op 2 juli 2015 en waarom heeft u toestemming nodig voor deze aanpassing van de knelgevallenvoorziening van de Europese Commissie?

78

Waar baseert u uw conclusie op dat de categorie ondernemers met onomkeerbare financiële verplichtingen onvoldoende is af te bakenen, terwijl via criteria als het beschikken over een voor 2 juli 2015 aangevraagde vergunning, het aantonen van binnen een bepaalde termijn voor 2 juli 2015 aangegane onomkeerbare financiële verplichting (accountantsverklaring), het aantonen dat voor 2 juli 2015 is begonnen met de bouw van nieuwe stalruimte voor melkvee, een ondergrens voor het investeringsbedrag en het aantonen dat de nieuwe stal voor een bepaalde datum na 2 juli 2015 is opgeleverd, voor een duidelijke afbakening gekozen kan worden?

79

Bent u bereid te bekijken hoe tijdelijke, aflopende ontheffingen voor fosfaatrechten, gedurende bijvoorbeeld vijf jaar voor een percentage van de volledige stalbezetting bij de modernste, milieuvriendelijkste stallen (bijvoorbeeld Maatlat Duurzame Veehouderij stallen gebouwd sinds 2013), mogelijk soelaas kunnen bieden aan een aantal knelgevallen?

80

Kunt u inzicht geven in uw argumenten voor de keuze geen borgstelling of garantstelling te geven, als voorgesteld door de commissie-Kalden, voor knelgevallen met onderbezetting en daardoor te hoge financiële lasten?

81

Ziet u mogelijkheden om fosfaatrechten uit de fosfaatbank al dan niet tijdelijk voor knelgevallen in te zetten?

82

Kunt u een volledig overzicht geven van de argumenten die biologische melkveehouders hebben aangevoerd ter ondersteuning van hun verzoek om vrijstelling van het fosfaatrechtenstelsel en uw reactie op elk van deze argumenten?

83

Bent u het ten principale eens met het uitgangspunt dat groene koplopers ondersteund en waar mogelijk beloond zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dit uitgangspunt niet toegepast voor biologische melkveehouders onder het fosfaatrechtenstelsel?

84

Waarom kan een uitzondering voor biologische melkveehouders niet aan de orde zijn, wat zouden de gevolgen hiervan concreet zijn en op welke onmogelijkheden stuit een dergelijke uitzondering?

85

Bent u ervan op de hoogte dat de directeur van het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie het volgende aan de organisatie Netwerk GRONDig heeft geschreven: «As organic farming is more beneficial to the environment than intensive farming, the growth of organic dairy farming in the Netherlands would indeed help alleviate some of the considerable pressure on the environment resulting from the intensive livestock sector. Therefore, taking into account the specificity of the organic farming sector, it could be justified to grant organic dairy farmers a more favourable regime. However, it is the responsibility of the Dutch Authorities to allocate the phosphate rights in accordance with its manure law, including the granting of possible exemptions»?

86

Hoe oordeelt u over de redenering van de directeur van het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie en deelt u de argumentatie dat het te verdedigen is om biologische melkveehouders onder een gunstiger regime te brengen? Zo nee, waarom niet?

87

Deelt u de aanname dat de groep gecertificeerde, biologische melkveehouders af te bakenen is?

88

Hoe verhoudt uw beantwoording in het verslag van het schriftelijk overleg Stand van zaken fosfaatrechten (Kamerstuk 33 037, nr. 288) («De voorgenomen vrijstellingsregeling is in voorbereiding. Ook hierover voeren we overleg met de relevante sectorvertegenwoordigers en met de Europese Commissie») zich tot het niet verlenen van vrijstelling aan de biologische melkveehouders en houders van zeldzame runderrassen?

89

U schrijft in het verslag van het schriftelijk overleg Stand van zaken fosfaatrechten (Kamerstuk 33 037, nr. 288 dat een vrijstellingsregeling «controleerbaar en handhaafbaar» moet zijn; deelt u de aanname dat een vrijstelling voor biologische melkveehouders en voor houders van zeldzame runderrassen «controleerbaar en handhaafbaar» zou zijn?

90

Is voorafgaand aan het afwijzen van vrijstellingsverzoeken door biologische melkveehouders en houders van zeldzame runderrassen aan de Europese Commissie gevraagd hoe ze dergelijke vrijstellingen zou beoordelen?

91

Kunt u aangeven of een vrijstellingsregeling voor biologische melkveehouders en houders van zeldzame runderrassen op juridische en / of praktische onmogelijkheden stuit? Met andere woorden: kan een dergelijke uitzondering niet of is het een politieke keuze om het wel of niet te doen?

92

Kunt u aangeven hoeveel procent van de totale hoeveelheid fosfaat van de Nederlandse veehouderij veroorzaakt wordt door biologische melkveehouders?

93

In hoeverre is in de prognose van het CBS voor de fosfaatproductie van melkvee in 2018 het effect van de generieke korting verwerkt?

94

Is de veronderstelling juist dat de prognose van het CBS voor de fosfaatexcretie van de melkveestapel in 2018 gebaseerd is op de grootte van de melkveestapel op 1 april 2018, en dat de verwerking van de generieke korting door melkveehouders op zichzelf in de loop van het jaar nog een daling van het aantal stuks melkvee op kan leveren ten opzichte van de melkveestapel op 1 april 2018? Om welke hoeveelheid fosfaat gaat het dan naar verwachting?

95

Welke bijdrage levert het «voerspoor fosfaatreductieplan» in 2018 aan fosfaatvermindering als het wordt doorgezet in 2018?

96

Is het voerspoor onderdeel van de CBS-prognose voor 2018? Zo nee, welk effect heeft het doorzetten van het voerspoor in 2018 op de CBS-prognose?

97

Is de verwachting reëel dat, gezien het feit dat het aantal stuks vrouwelijk jongvee tot één jaar op 1 april 2018 bijna een kwart lager lag dan het aantal stuks vrouwelijk jongvee van één jaar en ouder, het aantal stuks vrouwelijk jongvee van één jaar en ouder evenals bijbehorende fosfaatproductie in de loop van het jaar zal afnemen?

98

Kunt u een schatting geven van het gemiddelde aantal aanwezige runderen in 2017 in de volgende categorieën:

– Biologisch-dynamische melkveehouderij;

– Melkveehouderij – zeldzame runderrassen (excl. dubbeldoel);

– Melkveehouderij – zeldzame runderrassen (uitsluitend dubbeldoel);

– Biologische melkveehouderij (excl. de drie bovenstaande categorieën)?

99

Kunt u een schatting geven van de gemiddelde daadwerkelijke fosfaatexcretie per rund per jaar in de volgende categorieën:

– Biologisch-dynamische melkveehouderij;

– Melkveehouderij – zeldzame runderrassen (excl. dubbeldoel);

– Melkveehouderij – zeldzame runderrassen (uitsluitend dubbeldoel);

– Biologische melkveehouderij (excl. de drie bovenstaande categorieën)?

100

Kunt u een overzicht geven van het aantal melkveebedrijven waarbij de gemiddelde melkproductie per koe boven de 11.500 kg ligt, uitgesplitst over de jaren 2013 tot het meest recente jaar waar gegevens van zijn, en het aantal melkgevende koeien dat op deze specifieke bedrijven aanwezig is?

Naar boven