2018D27365 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit COM (2018) 131.

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord

Inhoudsopgave

I.

Algemeen

2

     

II.

Vragen en opmerkingen over de Nederlandse inzet in de Europese onderhandelingen

2

     

III.

Gewenste informatie-afspraken over de voortgang van de Europese onderhandelingen over een Europese Arbeidsautoriteit

8

     

Bijlage I

10

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit en bijbehorend fiche. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben de volgende vragen bij dit schriftelijk overleg.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit COM (2018) 131. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit COM (2018) 131. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit COM (2018) 131. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit COM (2018) 131. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

II. Vragen en opmerkingen over de Nederlandse inzet in de Europese onderhandelingen

Hoewel de leden van de VVD-fractie terughoudend zijn als het gaat om overkoepelende Europese aanpakken, hebben we op dit onderwerp meermaals, in het belang van een goedlopende en eerlijke interne markt, gepleit voor betere grensoverschrijdende samenwerking tussen inspecties. Niet alleen steeds meer bedrijven, maar ook steeds meer Nederlanders verdienen hun brood over de grens. En ook andersom maken we in Nederland dankbaar gebruik van arbeidskrachten uit andere Europese landen. Duidelijke regels daarbij zijn noodzakelijk, maar werken niet als adequate handhaving ontbreekt. Door beperkte samenwerking tussen landen en inspecties ontstaat ruimte voor ontduiking van premies, onderbetaling en ontwijking van arbeidsvoorwaarden. Verschillen in prioriteit en de opvatting van wet- en regelgeving kunnen nu leiden tot grote verschillen tussen lidstaten. Een intensievere en structurelere manier van samenwerking tussen inspecties, zoals de Europese Commissie nu voorstelt, helpt bij fraude op sociaal gebied. Om te borgen dat de regels die we met elkaar vaststellen ook worden gehandhaafd zien de leden van de VVD-fractie, op onderdelen, de toegevoegde waarde van het voorstel. Wel hebben de leden enkele twijfels, met name over de breedte en focus van het takenpakket, als ook een aantal zorgen, met name over de daadwerkelijke verbetering van de beoogde handhaving en de eventuele regeldruk die uit dit voorstel voortvloeit.

Zoals bekend hechten de leden van de VVD-fractie zeer aan de bestaande competentieverdeling tussen de lidstaten en de EU-instellingen op het gebied van de «sociale dimensie». Sociaal- en arbeidsmarktbeleid is primair een nationale competentie. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat buiten kijf staat dat lidstaten in het kader van inspectie en handhaving zelf in de lead zijn, er geen nieuwe rechten of verplichtingen voor personen en bedrijven moeten worden geïntroduceerd, de Europese Arbeidsautoriteit geen zelfstandige inspectiebevoegdheid mag hebben en er, behalve informatievoorziening en zachte bemiddeling, ook geen harde arbitragemogelijkheden mogen worden geïntroduceerd? Gezien de, door Europese Commissie gebruikte terminologie «autoriteit», wordt er een supranationale bevoegdheid gesuggereerd. De Europese Commissie geeft in haar voorstel ook aan meerdere opties met verdergaande overdracht van taken en bevoegdheden te hebben overwogen. Kan de Minister inzicht geven in deze overwegingen, die uiteindelijk tot dit voorstel met verwarrende benaming hebben geleid? Hoe duidt de Minister deze overwegingen? In het meest verregaande scenario dat de Europese Commissie vorig jaar naar voren bracht met haar discussienota over de Sociale Dimensie, wordt een competentieverschuiving van lidstaten naar Europa mogelijk geacht. Kan de Minister ingaan op het mogelijke risico dat de Europese Commissie nu dit voorstel introduceert, maar op een later moment nog doorschakelt naar een andere bevoegdheidsverdeling op het vlak van handhaving en inspectie? Kan de Minister ook inzicht geven in de opvattingen van de diverse lidstaten over deze arbeidsautoriteit? Hoe ziet het krachtenveld eruit? Op specifiek welke taken is vanuit de verschillende lidstaten de meeste discussie? En hoe kijken lidstaten naar zowel de breedte van het takenpakket als de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de Europese arbeidsautoriteit?

Zoals gezegd, zien de leden van de VVD-fractie voordelen in het coördineren van taken die nu binnen Europa door verschillende instellingen worden georganiseerd. Specifiek ondersteunen de leden het coördineren en ondersteunen van onderling afgestemde, gezamenlijke inspecties. Specifiek taak «c» uit hoofdstuk II van de verordening, ondersteunen van samenwerking tussen lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van de Europese regels en het faciliteren van gezamenlijke inspecties is een taak die de Europese Unie past. Daarbij is, wat de leden van de VVD-fractie betreft, subsidiariteit niet in het geding, mits het plaatsvindt op verzoek van lidstaat of lidstaten. Kan de Minister deze rolopvatting bevestigen? En kan de Minister nader ingaan op hoe we, gegeven die rolopvatting, zo optimaal mogelijk borgen dat lidstaten elkaar ook daadwerkelijk vinden in een gezamenlijke handhaving, elkaar daar ook effectief op aanspreken en er daarmee geen extra bevoegdheden nodig zijn voor een grensoverschrijdende aanpak? Zo kan de Europese Arbeidsautoriteit inspecties suggereren en niet afdwingen, maar moeten lidstaten die hier niet op ingaan wel een schriftelijke melding geven. Verwacht de Minister dat vanuit dit instrumentarium voldoende druk zal uitgaan? En wat zijn, in dat licht, de consequenties voor de manier van werken van onze eigen inspectie? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de regeldruk? Is de Minister bereid een eigen impactanalyse te maken? Kan de Minister daarnaast een overzicht geven van reeds bewezen succesvolle samenwerkingsverbanden tussen inspectie-autoriteiten van Nederland en andere landen? En ziet de Minister in dit kader voor Nederland ook een voortrekkersrol om grensoverschrijdende samenwerking naar een hoger plan te tillen (zonder overdracht van bevoegdheden)?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het takenpakket dusdanig breed is, dat zowel de effectiviteit, als de elementen die verder gaan dan de grensoverschrijdende handhaving, ook de subsidiariteit (op den duur) wel in het geding kan brengen. Kan de Minister hierop ingaan? Zo moedigen de leden van de VVD-fractie het kabinet graag aan focus te kiezen in de discussie binnen de Europese Unie. Is de Minister het eens dat er, zeker in de beginfase van de Europese Arbeidsautoriteit, sprake van risico is van vooral goede bedoelingen en weinig echte focus? Is de Minister bereid in te zetten op een beperkter pakket aan taken? En deelt de Minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat de focus van de Europese Arbeidsautoriteit met name zou moeten liggen op die taken die het meest relevant zijn voor het bevorderen van samenwerking rond handhaving, te weten kerntaken twee en drie en daarmee de taken «b», «c», «d», «g» uit hoofdstuk II van de verordening? Kan de Minister nader ingaan op welke prioritering hij hanteert in de verschillende genoemde taken uit het voorstel? En tot slot, is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat de Europese Arbeidsautoriteit een puur uitvoerende taak moet hebben en niet moet leiden tot een nieuwe politiek orgaan met dito rol in het Europese debat over de sociale dimensie en eventuele nieuwe wet- en regelgeving?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat Nederland een soeverein land moet zijn en zelf moet gaan over haar eigen arbeidsmarktbeleid. Het sociale domein behoort primair bij de lidstaten te liggen. De Europese Commissie heeft zich dan ook niet te bemoeien met het Nederlandse arbeidsmarktbeleid en de leden van de PVV-fractie wijzen een Europese Arbeidsmarktautoriteit met klem af. Deze leden verzoeken de Minister zich niet ondergeschikt aan de Europese Commissie op te stellen, zich soeverein op te stellen en de Europese Arbeidsautoriteit af te wijzen en derhalve iedere vorm van bemoeienis en invloed op het Nederlandse beleid niet te accepteren.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de taken van de Europese Arbeidsautoriteit gestroomlijnder moeten zijn dan in het voorliggende Commissievoorstel en dat het Europees Portaal voor Beroepsmobiliteit (EURES) geen onderdeel zou moeten gaan uitmaken van de Europese Arbeidsautoriteit. Is de Minister bereid dat tot de inzet van Nederland te maken? Deze leden vragen verder of de Minister de analyse deelt dat teveel taken de slagvaardigheid van de Europese Arbeidsautoriteit niet ten goede komt en dat de doelen van de Europese Arbeidsautoriteit moeten worden teruggebracht tot doel twee en drie: samenwerking tussen lidstaten (inclusief gezamenlijke inspecties) en bemiddelen bij geschillen tussen nationale autoriteiten. Is de Minister bereid dat tot de inzet van Nederland te maken?

De leden van de CDA-fractie vragen verder of de Minister het eens is dat de bevoegdheid om betrouwbaarheid van documenten voor grensoverschrijdende activiteiten te controleren en, indien nodig, deze documenten in te trekken, zou moeten liggen bij autoriteiten in zowel het verzendende als het ontvangende land. Moeten nationale instanties aan de Europese Arbeidsautoriteit kunnen rapporteren wanneer lidstaten Europese regels onvoldoende naleven? En moeten nationale autoriteiten verplicht worden om gevraagde informatie te verstrekken? Is de Minister bereid dat tot de inzet van het kabinet te maken? Zou de Minister verder in het kader van dit voorstel willen pleiten voor niet-vrijwillige deelname aan gezamenlijke inspecties en een Europese Arbeidsautoriteit die in voorkomende gevallen nationale instanties hiertoe moet kunnen verplichten?

De leden van de D66-fractie staan positief ten opzichte van het voorstel voor oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit. Inspecties worden nu geconfronteerd met ingewikkelde vormen van ontduiking of selectieve toepassing van wet- en regelgeving. Door echt meer samen te werken en met een gecoördineerde aanpak te komen, kan de Europese Arbeidsautoriteit zorgen voor eerlijke arbeidsmobiliteit binnen de interne markt.

De leden van de D66-fractie zouden wel graag zien dat de Europese Arbeidsautoriteit duidelijk mandaat krijgt en dat het de Nederlandse inzet is om het mandaat zoals in het voorstel is beschreven, wordt gehandhaafd of zelfs op een aantal punten wordt uitgebreid. De leden van de D66-fractie zien een grote rol voor de Autoriteit in het bevorderen van het vrije verkeer van personen en diensten, juist door het bevorderen van toegang voor individuele burgers en werkgevers tot informatie over hun rechten, plichten en relevante diensten.

De leden van de D66-fractie staan ook positief tegenover voorstellen om de Europese Arbeidsautoriteit verder adviesrecht te geven als er tegenstrijdigheden worden geconstateerd in de Europese en/of de nationale wetgeving. Als het gaat om de mogelijkheid om zelf inspecties te initiëren zouden de leden van de D66-fractie graag zien dat het mandaat van de Europese Arbeidsautoriteit verder wordt versterkt. Het slagen van de Europese Arbeidsautoriteit hangt af van de medewerking van de nationale instellingen. Er zou geen situatie moeten kunnen ontstaan dat doordat lidstaten structureel niet deelnemen aan de activiteiten van de Europese Arbeidsautoriteit, de effectiviteit ervan achterblijft. De leden van de D66-fractie zien dit graag terug bij de inzet van Nederland in de onderhandelingen.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn van mening dat er een gelijk speelveld zou moeten zijn op de Europese arbeidsmarkt. Met het oog daarop vragen zij de Minister of er, naast het principeakkoord over de detacheringsrichtlijn, andere akkoorden in de maak zijn of voorgesteld worden door het Nederlandse kabinet over delen van de Europese arbeidsmarkt die zijn uitgesloten van de detacheringsrichtlijn, zoals de vervoerssector. Zij vragen tevens of het kabinet voornemens is om andere voorstellen te doen om concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen lidstaten te bestrijden. Zij vragen de Minister in hoeverre de richtlijn voor transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden van toepassing is op grensoverschrijdende uitzending en payrolling. Zij vragen hoe de richtlijn samenhangt met de op te richten Europese Arbeidsautoriteit en of de Arbeidsautoriteit bijvoorbeeld kan aanspreken op overtredingen van deze richtlijn. Daarnaast vragen de leden of de te introduceren Europese Arbeidsautoriteit ook een rol zou kunnen hebben in het initiëren van en adviseren van nieuwe wet- en regelgeving, zoals de detacheringsrichtlijn.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister op welke vlakken de Nederlandse arbeidsinspectie momenteel problemen ervaart met het controleren op Europese wet- en regelgeving en op welke manier een Europese Arbeidsmarktautoriteit een uitkomst kan bieden voor deze problemen. In een brief die de FNV op 20 april 2018 aan de commissie voor Sociale Zaken Werkgelegenheid heeft gestuurd, schreef de vakbond: «Nu stopt de handhaving aan de grens, terwijl onder het vrij verkeer van diensten malafide bedrijven zich niets van diezelfde grenzen hoeven aan te trekken.» De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister of hij dit beeld herkent.

In een andere brief, ontvangen door de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 23 april 2018, schreef de CNV: «Lidstaten zouden in het kader van deze Verordening aangemoedigd moeten worden om maximaal te investeren in de kwaliteit en capaciteit van hun eigen inspectiediensten.» De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister in hoeverre enige problemen bij het controleren op wet- en regelgeving aangaande grensoverschrijdende arbeidsconstructies verholpen zouden kunnen worden door een investering in de Nederlandse arbeidsinspectie. Zij vragen tevens of er problemen met grensoverschrijdende arbeidsconstructies momenteel niet of slecht worden aangepakt door falende inspecties in andere inspecties in andere landen. De voornoemde leden willen daarbij vragen of de beoogde omvang van de Europese Arbeidsautoriteit genoeg is om tussen alle lidstaten samenwerkingen te kunnen faciliteren.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar aanleiding van de opmerking van de Minister in het fiche of de mogelijkheden van de Europese Arbeidsautoriteit niet te beperkt zijn. Zij vragen welke stappen de Europese Arbeidsautoriteit in het huidige voorstel kan nemen als er lidstaten zijn die niet willen samenwerken. De leden willen weten of één land een bilaterale samenwerking, geïnitieerd door de Europese Arbeidsautoriteit, kan tegenhouden. In vervolg daarop vragen zij of de Minister verdere rechten van de Europese Arbeidsautoriteit ondersteunt zoals controlebezoeken door de arbeidsautoriteit, een meldoptie voor vakbonden of andere instrumenten.

De leden van de PvdA-fractie zien dat samenwerking op Europees niveau om grensoverschrijdende fraude, schijnconstructies en malafide bedrijven aan te pakken noodzakelijk is. Op dit moment stopt handhaving vaak bij de grens, terwijl onder het vrij verkeer van diensten malafide bedrijven zich niets van diezelfde grenzen hoeven aan te trekken. De leden van de PvdA-fractie vinden een daadkrachtige Europese Arbeidsinspectie, naast alle nationale inspecties daarom van groot belang. Het huidige voorstel voor een Europese Arbeidsautoriteit is wat betreft de leden van de PvdA-fractie te vrijblijvend. Daarom zien de leden van PvdA-fractie graag de volgende bevoegdheden bij de Europese Arbeidsautoriteit terug komen:

  • vakbonden moeten te allen tijde misstanden bij de Europese Arbeidsautoriteit kunnen melden, waarna onderzoek door de Europese Arbeidsautoriteit plaatsvindt. Het voorgestelde stakeholdersoverleg met sociale partners dat twee keer per jaar wordt georganiseerd is hierbij onvoldoende;

  • lidstaten en de Europese Commissie moeten in openbaarheid kunnen reageren op de uitgevoerde onderzoeken;

  • De Europese Arbeidsautoriteit dient intensief te kunnen samenwerken met andere EU-instituties, zoals Europol;

  • Europese bedrijven die al eerder in de fout zijn gegaan met fraude of sociale dumping, moeten op een publieke lijst komen te staan. Dit heeft een afschrikwekkend effect, zorgt voor transparantie en ondersteunt de handhaving.

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag per bevoegdheid of de Minister deze in zijn inzet meeneemt. Verder horen de leden van PvdA-fractie graag hoe de Minister aankijkt tegen de vrijwilligheid van lidstaten om deel te nemen aan inspecties. Is de Minister bereid om hierin een steviger standpunt in te nemen, waarbij deelname aan inspecties niet op basis van vrijwilligheid is, maar dat de Europese Arbeidsautoriteit nationale instanties hier onderbouwt toe kan verplichten?

De Europese Arbeidsautoriteit kan een waardevolle en noodzakelijke bijdrage leveren aan het beschermen van werknemersrechten, het borgen van socialezekerheidsstelsels en het creëren van een eerlijk speelveld op Europese arbeidsmarkten. Om te voorkomen dat de Europese Arbeidsautoriteit een vrijblijvend platform wordt moet Nederland inzetten op een sterk mandaat voor de Europese Arbeidsautoriteit, waarbij haar onderzoeken misstanden openbaren, en waarop de Europese Commissie en de lidstaten moeten reageren. Het voorstel van de Europese Commissie biedt een eerste aanzet voor een effectieve Europese Arbeidsautoriteit, maar kan volgens de leden van de PvdA-fractie de geschapen verwachtingen nog niet waarmaken.

De leden van de 50PLUS-fractie willen vooraf herhalen dat zij – in tegenstelling tot de minister- niet overtuigd zijn, dat de doelstellingen van de Europese Arbeidsautoriteit niet afdoende op het niveau van afzonderlijke lidstaten bereikt kunnen worden. Ook zijn zij niet overtuigd dat het voorstel proportioneel is, en geen nieuwe verplichtingen voor lidstaten kan gaan inhouden, en slechts voortbouwt op bestaande structuren, immers: er wordt een geheel nieuwe «autoriteit» gecreëerd. De leden van de 50PLUS-fractie stáán voor bevordering van «eerlijke arbeidsmobiliteit», het uitbannen van fraude, de hoofddoelstelling van de Europese Arbeidsautoriteit. Wat hen betreft moet het ook blijven bij die hoofddoelstelling voor de Europese Autoriteit. De leden van de 50PLUS-fractie onderschrijven het doel van de Nederlandse inzet om afgesproken Europese regels effectief te willen handhaven, het nationale primaat hierbij, en de noodzaak van goede grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van handhaving. Deze leden beoordelen de Europese Arbeidsautoriteit op de toegevoegde waarde ten opzichte van bestaande Europese structuren, de taken, bevoegdheden, structuur en ophanging van de Europese Arbeidsautoriteit. Zij benadrukken dat het sociaal beleid onvoorwaardelijk een nationale competentie moet blijven. De Europese Arbeidsautoriteit mag niet leiden tot een inperking. Deelt de Minister die mening, en zo ja, hoe wil hij zich hier voor gaan inzetten?

Net als de Minister zijn de leden van de 50PLUS-fractie kritisch over de benaming «autoriteit». Dit suggereert een soort «supranationaliteit». Zij vinden – samenvattend – dat de nieuwe instelling alleen ondersteunend moet zijn aan nationale instellingen, bij grensoverschrijdende activiteiten. Haar rol moet beperkt blijven tot informatievoorziening, niet dwingende coördinatie bij grensoverschrijdende handhaving, en het ondernemen van gezamenlijke actie uitsluitend op verzoek van lidstaten. De leden van de 50PLUS-fractie vinden voorts dat de Europese Arbeidsautoriteit zich in ieder geval niet als een soort arbeidsbureau moet gaan bezighouden met het verstrekken van informatie aan werkenden en bedrijven om arbeidsmobiliteit te vergroten. Deelt de Minister deze mening, en zo ja, hoe gaat hij zich inzetten om een dergelijke rol voor de Europese Arbeidsautoriteit te voorkómen?

De leden van de 50PLUS-fractie willen verduidelijkt hebben wat de Minister bedoelt met de opmerking in het betreffende fiche, dat er «voldoende aandacht (moet) komen voor verschillen in het functioneren van de nationale instellingen». Zij willen kortom géén enkele inperking of inmenging in het autonome functioneren van nationale instellingen. Ook willen zij dat onder alle omstandigheden lidstaten zélf bepalen hoe zij inspecties uitvoeren, en zelf bepalen hoe, en met wie zij inspecties uitvoeren. Staat de Minister daar ook voor? En zo ja, hoe gaat hij dit bevorderen?

Wat betreft bemiddeling bij geschillen tussen lidstaten hechten de leden van 50PLUS aan «zachte, adviserende bemiddeling op verzoek van lidstaten». Zij willen géén harde arbitrage, en bindende uitspraken van de Europese Arbeidsautoriteit. Welke garanties bestaan daarvoor? Ook willen zij verduidelijkt zien, hoe de bemiddelingsfunctie van de Europese Arbeidsautoriteit zich verhoudt tot de rol van het Europese Hof van Justitie bij geschillen over interpretatie en/of toepassing van Europees recht. Zij vragen hoever de bemiddeling van de Europese Arbeidsautoriteit gaat, en staan in principe kritisch tegenover bemiddeling voor de Europese Arbeidsautoriteit op eigen initiatief. Kan deze bevoegdheid nader toegelicht worden? De leden vragen het kabinet aan te dringen op waarborgen, dat de Europese Arbeidsautoriteit een vrijwillig samenwerkingsverband blijft en niet een Europese Arbeidsinspectie wordt of kan worden. Zij hebben juist een voorkeur voor versterking van de nationale inspecties. Hoe gaat de Minister zich dáár voor inzetten? Ook willen zij graag weten hoe de Minister gaat bevorderen dat werkgevers, werknemers, en MKB goed vertegenwoordigd zijn in de organisatie van de Europese Arbeidsautoriteit.

De leden van de 50PLUS-fractie spreken zich dus uit tégen actieve bevordering van vrij verkeer van personen en diensten door de Europese Arbeidsautoriteit. Zij vernemen graag hoe de Minister tegen deze beoogde taak aankijkt, en wat hij hieraan gaat doen. Deze leden willen graag weten hoe de Minister zich gaat inzetten voor een compacte Europese Arbeidsautoriteit, en beperking van bureaucratie, administratieve verplichtingen, en dubbelingen met taken van andere bestaande Europese organisaties op het terrein van de arbeidsmarkt, en overige instellingen van de Europese Unie. Hoe denkt de Minister te kunnen bereiken, dat met de Europese Arbeidsautoriteit echt een efficiëntieslag wordt bereikt, en een «vereenvoudiging van het institutionele landschap». Op dit punt zijn deze leden verre van overtuigd. Het stelt de leden van de 50PLUS-fractie niet gerust, dat de financiële consequenties van de Europese Arbeidsautoriteit (inclusief personele consequenties) voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden zich op dit moment niet goed in laten schatten. Is er totaal geen inschatting te maken van de nationale financiële consequenties? Zo nee, waarom niet? Is er ook geen indicatieve schatting te geven? Graag een toelichting. Ook zijn deze leden benieuwd waarop de aanname van het kabinet is gebaseerd, dat «geen effecten op administratieve lasten» worden voorzien. Ook hier graag een aanvullende toelichting.

III. Gewenste informatie-afspraken over de voortgang van de Europese onderhandelingen over een Europese Arbeidsautoriteit

De vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar procedurevergadering van 24 april 2018 een aantal algemene informatieafspraken omtrent de voortgang van de Europese onderhandelingen ten behoeve van een Europese Arbeidsautoriteit vastgesteld die ze bij deze aan u voorlegt (zie bijlage 1). Graag ziet zij uw reactie hierop tegemoet.

Daarnaast hebben een aantal fracties nog enkele specifieke wensen wat betreft de informatievoorziening.

De leden van de VVD-fractie worden naast de algemene periodieke informatieafspraken graag op de hoogte gebracht van specifieke informatie rond onderstaande punten. Daarbij willen de leden van de VVD-fractie de Minister vragen, gezien de snelheid waarmee besluitvorming tot stand kan komen, op deze onderstaande punten in geval van verandering/verschuiving de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren.

  • In algemene zin de Kamer informeren wanneer sprake is van andere afspraken dan in de verordening nu vastgelegd en specifiek daarop:

    • de ontwikkelingen rond de genoemde taken, zoals de focus op meer of juist minder taken;

    • de veranderingen in de balans tussen taken en bevoegdheden tussen autoriteit en lidstaat en ook bij verschuiving van deze balans ten aanzien van het huidige voorstel;

    • veranderingen ten aanzien van het mandaat en het uitvoerend karakter van de autoriteit, nu gericht op handhaving en niet op beleidsvorming;

    • mogelijke verschuivingen in de «governance» en taakstelling van de autoriteit

    • het acteren van Nederland ten aanzien van de rest van het krachtenveld, verschuivingen binnen het krachtenveld en hoe zich dit verhoudt tot de Nederlandse inzet.

Wat de specifieke informatieafspraken betreft zouden de leden van de D66-fractie graag zien dat de wijzigingen in het mandaat van de Europese Arbeidsautoriteit, zowel in positieve als negatieve zin, in de periodieke rapportage wordt opgenomen. Daarnaast verzoeken de leden van de D66-fractie tijdige informatie over een aanstaand akkoord, om het concept te kunnen bestuderen.

De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken de Minister om alert te zijn op veranderingen in het voorstel aangaande de verhouding tussen nationale inspecties en de Europese Arbeidsautoriteit. De leden vragen of hij de Kamer tijdig kan informeren over de introductie van bevoegdheden van de Europese Arbeidsautoriteit die verder gaan dan een informerende aard of een faciliterende aard, zoals de mogelijkheid tot het verplichten van samenwerking tussen inspecties van verschillende landen, de mogelijkheid om vanuit de Europese Arbeidsautoriteit controleonderzoeken te verrichten, de mogelijkheid om een zwarte lijst met frauderende bedrijven op te stellen en andere vormen van controle en handhaving die niet in het huidige voorstel zijn opgenomen.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen de Minister de Kamer specifiek tussentijds te informeren, indien zich mogelijk wijzigingen gaan voordoen in de balans tussen de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten; indien er zich in de onderhandelingen wijzigingen voordoen in het karakter en taken van de Europese Arbeidsautoriteit, en indien zich in de onderhandeling wijzigingen voordoen in budget en bemensing van de Europese Arbeidsautoriteit. De leden van de 50PLUS-fractie vragen de Minister verder de Kamer specifiek tussentijds te informeren indien zich tijdens de onderhandelingen wijzigingen van betekenis voordoen ten aanzien van:

  • Taken en bevoegdheden van de Europese Arbeidsautoriteit die leiden of kunnen leiden tot een (verdere) inperking van bevoegdheden van nationale inspecties en inperking van de autonomie van de lidstaten;

  • Nieuwe (administratieve) verplichtingen voor lidstaten;

  • De beoogde bemiddelende / arbitrage-functie, de voorlichtingsfunctie, en de coördinerende functie van de Arbeidsautoriteit, ten aanzien van inspecties;

Bijlage I Algemene informatie-afspraken behandelvoorbehoud Europese Arbeidsautoriteit

  • 1. De Kamer periodiek, via de geannoteerde agenda van de (informele) Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, te informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Dit betreft zowel de voortgang van de onderhandelingen in de Raad alsook die met het Europees parlement (trilogen);

  • 2. De Kamer tijdig te informeren wanneer de Minister voorziet in de onderhandelingen te moeten afwijken van het kabinetsstandpunt zoals weergegeven in het BNC-fiche en/of nadien vastgelegd met de Kamer (bijv. in toezeggingen en moties);

  • 3. De Kamer tijdig te informeren wanneer er substantiële nieuwe elementen aan de oorspronkelijke voorstellen lijken te worden toegevoegd tijdens de EU-onderhandelingen;

  • 4. De Kamer tijdig te informeren (dus de Kamer in staat stellende de inzet nog te bespreken voordat de onderhandelingen in een beslissende of afrondende fase zijn) over opties die voorliggen ter besluitvorming in de Raad en onderliggende overlegfora die gevolgen hebben voor belangrijke elementen van de voorgestelde richtlijnen en/of de Nederlandse inzet;

  • 5. De Kamer tijdig te informeren zodra een akkoord aanstaande is, zodat dit in concept kan worden bestudeerd;

  • 6. Zodra de onderhandelingen in de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en met het Europees parlement zijn afgerond een appreciatie naar de Kamer te sturen van het uiteindelijk behaalde resultaat in relatie tot de oorspronkelijke Nederlandse onderhandelingsinzet.

Naar boven