2018D26801 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 26 april 2018 een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn schriftelijke reactie van 10 april 2018 op de motie van het lid Nijboer die het kabinet verzoekt om de optie van het behouden van een gouden aandeel om inspraak te houden op het beloningsbeleid van financiële instellingen te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren (Kamerstukken 32 013, nr. 189 en 32 013, nr. 173).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën. Het is goed dat het kabinet de suggestie van een «gouden aandeel» snel heeft ontkracht. Hoe zeer prioriteitsaandelen ook deel uitmaken van het Nederlandse vennootschapsrecht, het creëren van bijzondere zeggenschap in een vennootschap ten behoeve van de overheid staat op gespannen voet met de vrijheid van vestiging en de vrijheid van kapitaalverkeer. Een gouden aandeel om meer invloed te krijgen als overheid zou een grove inbreuk zijn op de verhoudingen binnen een vennootschap.

Dit klemt des te meer omdat investeerders in ABN AMRO gerechtvaardigde verwachtingen koesteren over een snelle en volledige exit van de overheid. Deze verwachtingen zijn ook bevestigd door het regeerakkoord. De Staat heeft op dit punt een reputatie hoog te houden. Het opnieuw zinspelen op een juridische constructie die eerder is verboden door het Europees Hof van Justitie creëert slechts onrust. Deelt u deze mening met de leden van de VVD-fractie?

Bij de leden van de VVD-fractie leeft nog een aantal inhoudelijke vragen over het gouden aandeel. Is het waar dat uit het arrest Commissie-België (Hof van Justitie, 2 juni 2002, C-503/99) blijkt dat de overheid een bijzonder aandeel slechts kan gebruiken tegen een beslissing van de vennootschap als zij zich pas achteraf verzet, daarbij een procedure met strikte termijnen en formele, nauwkeurige motivering hanteert en een doeltreffende rechterlijke controle mogelijk maakt? Is het waar dat het voor het Hof van Justitie geen verschil maakt of de bijzondere zeggenschap voortkomt uit een prioriteitsaandeel of uit een specifieke publiekrechtelijke regeling? Wat waren de overwegingen van het Hof van Justitie in 2006 om het bijzonder aandeel in KPN en TPG (TNT Post Groep) te verbieden? Is het juist dat het Hof van Justitie daarbij ook overwoog dat voor dit soort bijzondere overheidszeggenschap een vastomlijnd criterium moet bestaan, omdat anders rechterlijke toetsing onmogelijk is? Is het mogelijk een vastomlijnd criterium voor beloningen van CEO’s op te stellen op een wijze die recht doet aan de relevante arbeidsmarkt en niet politiek wordt beïnvloed?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de motie van het lid Nijboer met betrekking tot het behouden van een gouden aandeel.

Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat het introduceren van een gouden aandeel ter bescherming van ABN AMRO strijdig is met artikel 63, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De leden van de PVV-fractie willen weten of dit tevens strijdig is met Nederlands recht. Zo ja, welke wetsartikelen zijn in dezen van toepassing?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het belemmeren van het vrije verkeer van kapitaal enkel gerechtvaardigd is als er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang. De Minister stelt dat het invloed houden op het beloningsbeleid hiervoor geen rechtvaardiging is.

De leden van de PVV-fractie willen weten wat hiervoor wel een rechtvaardiging zou kunnen zijn.

Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten of de Minister het eens is met de stelling dat een solide bankensector zonder meer in het algemeen belang is en dat het streven naar hogere beloningen bankiers een perverse prikkel geeft de bank bloot te stellen aan risico’s die gedekt worden door de belastingbetaler. Zo nee, kunt u dit onderbouwen?

Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat in Kamerbrief toekomstplannen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL d.d. 23 augustus 2013 (Kamerstuk 32 013, nr. 40) gesteld wordt dat het verbinden van verregaande zeggenschapsbevoegdheden aan een zeer beperkt aandelenpercentage of aan een gouden aandeel een negatieve impact op de waarde van de onderneming en daarmee de verkoopopbrengst van de Staat zou hebben. De leden van de PVV-fractie willen weten in welke mate het feit dat een aandeel stemrechtloos is leidt tot een daling van de marktwaarde van dit type aandeel ten opzichte van het type aandeel waarbij het stemrecht kan worden uitgeoefend.

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de Wet op het financieel toezicht mogelijkheden biedt om invloed op een groep banken af te dwingen. Zo zou de regering hierin kunnen opnemen dat zij het laatste woord wil houden bij de topsalarissen van alle systeemrelevante banken. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom de regering er niet voor kiest om dit op te nemen in de wet.

Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten welke opties er zijn om de overheid inspraak te geven inzake het beloningsbeleid van financiële instellingen. Kunt u tevens een overzicht geven van de voor- en nadelen hiervan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de kabinetsbrief over het gouden aandeel. Zij hebben nog enkele vragen hierover.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of er voorbeelden zijn, in Nederland of in andere Europese lidstaten, waarbij er wel een gouden aandeel werd behouden in een situatie van privatisering. Zijn er voorbeelden waarbij dit is gelukt? Waarin verschilden die voorbeelden met de casus van een gouden aandeel bij ABN AMRO?

De leden van de D66-fractie lezen dat het aanhouden van een gouden aandeel na privatisering investeringen vanuit andere EU-lidstaten zou belemmeren. Zij ondersteunen het belang van vrij verkeer van kapitaal. Wel vragen ze de Minister waarom het aanhouden van een gouden aandeel vrij verkeer meer belemmert dan wanneer een private partij dit aandeel in bezit zou hebben. Zijn er redenen om aan te nemen dat aanhouden van een gouden aandeel door een overheid na privatisering leidt tot waardedaling van aandelen? Zijn hiervan voorbeelden uit het verleden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de motie van het lid Nijboer over behouden van een gouden aandeel. Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Minister dat een gouden aandeel een ongerechtvaardigde mate van zeggenschap zou verschaffen aan de Staat. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de discussie over het betrekken van het algemeen belang bij het bestuur van maatschappelijk relevante bedrijven, zoals in de financiële sector, telecommunicatie en de postbezorging, uiterst actueel is. Deze leden constateren dat de Minister de afgelopen jaren reeds haar invloed heeft doen gelden in deze sectoren, bijvoorbeeld bij voorgenomen overname van ondernemingen of dreigend faillissement, ofschoon dit niet via gouden aandelen geschiedde. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat financiële instellingen zonder twijfel behoren tot maatschappelijk relevante bedrijven met een nutsfunctie. Beslissingen binnen deze instellingen hebben een grote maatschappelijke relevantie, en het beloningsbeleid draagt bij aan de cultuur binnen financiële instellingen waarbinnen het bestuur deze beslissingen neemt.

De leden van de SP-fractie constateren dat zowel bij ABN AMRO als bij SNS over werd gegaan tot het verkrijgen van een meerderheidsbelang toen dat nodig bleek. Deze leden zijn hierom benieuwd welk beleid de Minister heeft op het interveniëren in het bestuur van financiële instellingen ter bescherming van het algemeen belang en welke instrumenten zij thans hiervoor in beschikking heeft. Zij vragen de Minister beleid en wetgeving op dit vlak te ontwikkelen indien de huidige instrumenten tekort schieten, omdat de regering zelf constateert dat het behouden van gouden aandelen juridisch niet houdbaar zou zijn.

De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Minister dat belemmering van het vrij verkeer van kapitaal alleen gerechtvaardigd is als sprake is van een «dwingende reden van algemeen belang». Daarnaast lezen zij dat het beïnvloeden van het beloningsbeleid ten bate van de stabiliteit van het financiële stelsel een dwingende reden van algemeen belang zou kunnen zijn, maar dat dit niet voldoet aan het evenredigheidsbeginsel. Deze leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat roekeloos gedrag van onder andere bankiers, gedreven door prestatieafhankelijke bonussen, een van de voornaamste oorzaken was van de financiële crisis, en dat een herhaling van een dergelijke crisis dient te worden voorkomen. Voorgenoemde leden vragen de Minister daarom zijn standpunt te heroverwegen en het beïnvloeden van het beloningsbeleid binnen de financiële sector wel degelijk als een evenredig ingrijpen in het algemeen belang te zien.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor zijn korte, beknopte brief over de juridische houdbaarheid van een gouden aandeel in financiële instellingen om zo invloed uit te kunnen oefenen op het beloningsbeleid. In het kort stelt de Minister dat de mogelijkheid van een gouden aandeel reeds is onderzocht. Destijds ging het echter om een gouden aandeel om ondernemingen te beschermen tegen ongewenste overnames.

Die discussie is breder gevoerd in de maatschappij en vitale ondernemingen zullen mede door middel van wetgeving beter worden beschermd, financiële instellingen hebben via stichtingen om de continuïteit destijds bescherming gekregen.

De leden van de PvdA-fractie hebben thans een ander doel geformuleerd, specifiek om bij financiële instellingen invloed te houden op het beloningsbeleid. De oorzaak is dezelfde als de wetgeving die specifiek voor de beloningen van financiële ondernemingen is doorgevoerd. Mede vanwege het beloningsbeleid zijn vitale nutsfuncties destijds in gevaar gebracht en moest spaargeld met belastinggeld worden veiliggesteld.

Daarbij komt dat de financiële sector keer op keer blijk geeft over onvoldoende lerend vermogen te beschikken. Zo gauw de kans zich voordoet, verhoogt men de beloningen zonder enige rekening te houden met maatschappelijk draagvlak, de medewerkers of ethische overwegingen.

De korte termijn waarmee de Minister haar toegezegde onderzoek naar de Kamer zond, suggereert dat er geen additioneel onderzoek is gedaan. De leden van de PvdA-fractie vragen dit alsnog te doen, mocht er inderdaad geen additioneel onderzoek gedaan zijn.

Het belang van enige controle op het beloningsbeleid is groot. Perverse prikkels zijn een belangrijke factor geweest voor het ontstaan van de financiële crisis. Sindsdien zijn vele maatregelen genomen, zo kent Nederland de strengste bonuswetgeving van Europa. Niettemin constateren de leden van de PvdA-fractie dat er een groot risico is dat financiële instellingen weer hun oude gedrag oppakken nu het beter gaat. De recente loonsverhogingen voor de top van ING en andere banken laten zien dat alles op alles wordt gezet om beloningsregels te omzeilen. Daarbij is de maatschappelijke antenne van deze banken en hun toezichthouders afwezig. Dit vormt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie een gevaar voor de financiële stabiliteit. Een belangrijk middel zou kunnen zijn marginale toetsing door de Minister op het beloningsbeleid. Dat de Minister dit wellicht ook zal willen getuigt zijn reactie op de ING-affaire. De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister alsnog onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een gouden aandeel voor de Staat om invloed uit te oefenen op het beloningsbeleid, en daarbij ook alternatieven te onderzoeken waarmee eenzelfde doel bereikt kan worden. Anders dan bij beschermingsconstructies, waar een gangbaar alternatief, namelijk de bescherming via een stichting continuïteit, voorhanden is, geldt dit voor beloningsbeleid niet. De bonuswetgeving treft immers louter de financiële sector om genoemde redenen. Dit kan als eigenstandig argument worden onderzocht in relatie tot de vigerende Europese wetgeving. Zij verzoeken de Minister daarbij bij de beoordeling van proportionaliteit tevens de proporties van de financiële crisis mee te wegen.

Tot slot verzoeken de leden van de PvdA-fractie tevens de mogelijkheid te onderzoeken om een aandeel aan te houden in de financiële instellingen waar de Staat nog aandelen in heeft. Die instellingen kennen namelijk de allerstrengste normen ten aanzien van beloningsbeleid. Dan geldt immers een bonusverbod. Een praktische weg kan zijn om gewoon een aandeel in financiële instellingen te behouden. Is de Minister bereid deze mogelijkheid verder te verkennen teneinde te voorkomen bij toekomstige onverdedigbare voorstellen voor beloningsverhogingen er slechts bij te staan en er naar te kijken?

II. Reactie van de Minister

Naar boven