2017D31124 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief d.d. 28 september 2017 betreffende de laatste ontwikkelingen in en vorderingen van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht. (Kamerstuk 33 695, nr. 15).

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Toorenburg

Adjunct-griffier van de commissie, Zeldenrijk

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de negende voortgangsbrief over het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht. Zij constateren met tevredenheid dat het programma gestaag vordert. Graag willen de genoemde leden u aanmoedigen het werk met voortvarendheid te continueren. Inhoudelijke vragen zullen deze leden stellen bij de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen die voortkomen uit het programma. Om die reden hebben zij slechts een vraag: Wanneer verwacht u het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht af te ronden?

Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van het programma herijking faillissementsrecht. Over die brief hebben zij nog enkele vragen.

Niet alleen het opsporen en vervolgen van faillissementsfraude, maar zeker ook het voorkomen daarvan verdient wat de aan het woord zijnde leden betreft altijd veel aandacht wanneer gesproken wordt over mogelijke aanpassingen aan het faillissementsrecht. De genoemde leden vragen of er nog meer maatregelen tegen faillissementsfraude mogen worden verwacht? Of denkt u dat faillissementsfraude nu genoeg aan banden is gelegd? Kunt u uiteenzetten welke maatregelen er de afgelopen vijf jaar zijn genomen om faillissementsfraude aan te pakken en in hoeverre dit volgens u nu voldoende goed werkt?

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de reorganisatiepijler. Denkt u bijvoorbeeld dat een eventuele inwerkingtreding van de Wet continuïteit ondernemingen I (WCO I) zal leiden tot meer, minder of een gelijk aantal doorstarts na faillissement dan nu het geval is? Kunt u dit toelichten?

Bent u bekend met het voorstel van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) om, met toepasselijkheid van de regels van overgang van onderneming, een doorstart na faillissement toch mogelijk te maken door een wetswijziging, gebaseerd op het in EU-richtlijn 2001/23/EG geregelde specifieke regime voor overgang van ondernemingen bij insolventieprocedures? Is het u bekend dat sinds de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Europese Hof) inzake FNV/Smallsteps voor een dergelijke wetswijziging brede steun bestaat onder vertegenwoordigers uit de faillissementspraktijk en insolventie- en arbeidsrechtspecialisten?

Bent u bereid om een dergelijke, op artikel 5 lid 2 EU-richtlijn 2001/23/EG gebaseerde, wetswijziging te betrekken bij het programma herijking faillissementsrecht? Deelt u de conclusie dat indiening van een wetsvoorstel, waarvan deze wijziging onderdeel is, tamelijk urgent is? Zo nee, waarom niet? Kunt u tevens nader uiteenzetten welke wetsvoorstellen u in het kader van de reorganisatiepijler voorbereidt of voornemens bent voor te bereiden en wat de planning is ten aanzien van die wetsvoorstellen?

De leden van de SP-fractie vragen verder een reactie op het bericht «Doodskistenbouwer omzeilde met behulp van de rechter het verbod op flitsfaillissementen.» van 1 november 2017 (zie ook: https://www.volkskrant.nl/economie/doodskistenbouwer-omzeilde-met-behulp-van-de-rechter-het-verbod-op-flitsfaillisementen~a4526851/). Kunt u in deze reactie ingaan op de opmerking in het artikel dat de uitspraak van het Europese Hof ging over het doel van het faillissement, niet over de methode en dat de vraag zou moeten zijn of het faillissement gericht is op liquidatie of op een doorstart? Deelt u de mening dat als het doel overduidelijk voortzetting van de onderneming is, de werknemers dan ook meegenomen dienen te worden?

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot uw voornemen om in het kader van het voorstel voor de wet continuïteit ondernemingen III (WCO III) in overleg met belangenorganisaties opnieuw te kijken naar de positie bij een faillissement van de aandeelhouders met een pand- of hypotheekrecht en de aandeelhouders die tevens kredietverstrekker zijn?

De leden van de SP-fractie vragen verder aandacht voor het financieren van vennootschappen met zogenoemde gesecureerde aandeelhoudersleningen. Kunt u reageren op het artikel van professor De Weijs over dit onderwerp? (zie Prof. Dr. R.J. de Weijs, Wanorde? Hoe het faillissementsrecht zich tegen schuldeisers dreigt te keren, Ondernemingsrecht 2016/123, december 2016) Indien de onderneming een succes is, dan krijgt de aandeelhouder alle winsten. Indien het een mislukking is, dan roept de aandeelhouder zijn zekerheidsrechten in en krijgt hij zo zijn investering terug, nog voor de andere schuldeisers. Acht u deze vorm van financiering wenselijk, zeker in het geval het tot een faillissement komt? Meer in het algemeen vragen de genoemde leden of u het wenselijk acht dat aandeelhoudersleningen gefinancierd worden met geleend geld in plaats van met eigen vermogen. Klopt het dat een gebrek aan eigen vermogen een vennootschap vele malen kwetsbaarder maakt?

De aan het woord zijnde leden vragen ook waarom veel landen (zoals Spanje, Duitsland en Oostenrijk) paal en perk stellen aan de manier waarop een aandeelhouder vorm geeft aan zijn investering, maar dit in Nederland niet het geval is. Klopt het dat er Nederland geen wetgeving over dit onderwerp is? Bent u bereid dit punt in de herijking van de faillissementswet mee te nemen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat aandeelhoudersleningen grosso modo achtergesteld zouden moeten zijn bij faillissement en zij geen afdwingbare zekerheden zouden moeten behelzen? Deelt u voorts de mening dat een dubbele opstelling van aandeelhouder en schuldeiser de grondvesten van het ondernemingsrecht ondergraaft? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het faillissementsrecht er moet zijn voor alle schuldeisers en niet alleen voor de aandeelhouders. Graag horen deze leden of u zich hier in kunt vinden en of u vindt dat het huidige Nederlandse faillissementsrecht hier nog wel genoeg oog voor heeft en zo niet, wat u voor concrete maatregelen gaat nemen om dit te herstellen.

Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met betrekking tot de voortgang van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht. Tevens hebben deze leden kennisgenomen van de brief van de Minister aan de Eerste Kamer met betrekking tot de WCO I. Deze brief is van belang omdat na de behandeling van de WCO I in de Tweede Kamer, de uitspraak van het Europese Hof in de zaak FNV/Smallsteps kwam, die naar de mening van de genoemde leden ook van groot belang is in het kader van de herijking van het faillissementsrecht. In die uitspraak heeft het Europese Hof immers uitspraken gedaan over de belangen van werknemers na een in een prepack voorbereide doorstart van een onderneming. De aan het woord zijnde leden hechten grote waarde aan de belangen van werknemers van een failliete onderneming. Zij zijn van mening dat een faillissement en vervolgens een doorstart van een onderneming niet misbruikt mag worden om op een eenvoudige en goedkope wijze van mogelijk boventallig personeel af te komen. Daarentegen moet de doorstart van een in problemen geraakte onderneming ook niet volledig geblokkeerd worden omdat er na de doorstart geen enkele verandering in het bestaande personeelsbestand of arbeidsvoorwaarden mogelijk zou zijn.

Volgens de leden van de PvdA-fractie bieden de genoemde uitspraak en de EU-richtlijn 2001/23/EG betreffende overgang van ondernemingen genoeg waarborgen om zowel de belangen van werknemers te dienen, als ook de mogelijkheden voor een succesvolle doorstart open te houden. Terwijl artikel 5 lid 1 van de richtlijn bepaalt dat die richtlijn ter bescherming van werknemers ook van toepassing kan zijn in faillissementsprocedures, bepaalt artikel 5 lid 2 van de richtlijn dat werknemers weliswaar niet vanwege de overgang maar wel om bedrijfseconomische redenen ontslagen kunnen worden. Ook stelt het artikel dat met de vakbonden kan worden overeengekomen dat de arbeidsvoorwaarden zullen worden aangepast. Kunt u hier nader op in gaan?

Deelt u de mening dat, als het al niet in de WCO I is, de belangen van werknemers in een doorstart naar aanleiding van de uitspraak FNV/Smallsteps tenminste op een andere wijze in het faillissementsrecht dienen te worden verankerd en wel in de zin dat er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die artikel 5 EU-richtlijn 2001/23/EG biedt? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven welke aspecten met betrekking tot de positie van werknemers bij faillissement bij het wetsvoorstel WCO III en/of andere wetsvoorstellen in het kader van de herijking zullen worden betrokken?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat u voornemens bent om de positie van de werknemer en het onderwerp medezeggenschap in bijzonder te betrekken bij het programma herijking faillissementsrecht. Naar de mening van deze leden is het onderwerp medezeggenschap in deze van groot belang, maar mag het als het om het verbeteren van de positie van de werknemer gaat niet daarbij blijven. Deelt u die mening? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de fraudepijler in de wetgeving afgerond is en in werking is getreden. De genoemde leden vragen in hoeverre de fraudepijler in de praktijk al bijdraagt aan de bestrijding van faillissementsfraude?

Naar boven