2016D48086 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 december 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brief van 28 oktober 2016 over de hoofdlijnen van het multilateraal instrument BEPS (Kamerstuk 25 087, nr. 135).

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het multilateraal instrument (MLI) BEPS en hebben daarover nog een aantal vragen. Naast de aanpak van belastingontwijking vinden deze leden het belangrijk om ook het vestigings- en investeringsklimaat in het oog te houden. Uiteindelijk gaat het namelijk vaak om veel werkgelegenheid en banen in Nederland.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris welke landen allemaal meedoen aan de MLI en vooral ook welke belangrijke landen niet meedoen? Is het waar dat de Verenigde Staten (VS) niet meedoen? Zo ja, waarom niet en wat zijn daarvan de gevolgen? Wat zijn de gevolgen voor de concurrentiepositie van Nederland dat een belangrijk land als de VS en eventueel andere landen niet meedoen met de MLI?

Welke keuzes maken de verschillende landen die deelnemen aan de MLI? Kan u daarbij ingaan op de keuzes bijvoorbeeld voor de minimum standard tegen verdragsmisbruik, zoals een Principal Purpose Test (PPT) of een combinatie van een Limitation On Benefitsbepaling (LOB) met een PTT of een anti-doorstroombepaling, maar ook op keuzes rond andere zaken? Kan u een totaaloverzicht bieden?

De leden van de VVD-fractie kan de keuze voor een PPT overigens wel onderschrijven, want dit werkt het beste en deze keuze lijken veel meer andere landen te maken. Kan de Staatssecretaris garanderen dat als een ander land iets anders kiest dan een PPT, Nederland in de onderhandeling daarna daar dan niet mee zal instemmen? Zo nee, waarom niet en in welke gevallen zou Nederland hier onverhoopt van willen afwijken?

Waar en hoe wijken de afspraken in de MLI af van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, zo vragen deze leden? Zou u een uitgebreide en gedetailleerde toelichting kunnen geven per onderdeel? Wat zijn de verschillen tussen de huidige keuzes van Nederland als het gaat om de BEPS-actiepunten 6 (verdragsmisbruik) en 7 (vaste inrichtingen)? Wat zijn de gevolgen van de afwijkingen voor het bedrijfsleven? Zou u ook dit uitgebreid per onderdeel kunnen toelichten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland al aan de minimum standard voor geschilbeslechting voldoet (actiepunt 14). Kan u aangeven wat exact de verschillen zijn en wat de gevolgen daarvan zijn? Niet alle landen hebben volgens de Staatssecretaris hetzelfde ambitieniveau als het gaat om bindende arbitrage. Welke landen maken een andere keuze en waarom?

Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat de MLI vooral de implementatie is van bestaand verdragsbeleid. Kan de Staatssecretaris dat toelichten. Waar zitten eventueel de verschillen? De verdragsgerelateerde BEPS-maatregelen zullen «vrijwel geheel» deel uitmaken van het gewijzigde OESO Modelverdrag dat per 2017 zal gelden. Wat zijn de verschillen gelet op de term «vrijwel geheel»? Kan u aangeven waar en hoe de MLI afwijkt van de huidige versie van het OESO Modelverdrag?

In de brief geeft u aan dat Nederland zoveel mogelijk verdragen onder de werking van de MLI wil brengen. Waarom kiest u er niet voor alleen die verdragen onder de MLI te brengen van landen die meedoen aan de uitwerking van de BEPS-actiepunten en/of de MLI? Wat is het effect hiervan op de onderhandelingspositie van Nederland?

Voorts vragen deze leden of het waar is dat de MLI feitelijk een tijdelijke werking heeft? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Nederland bij een heronderhandeling van een verdrag weer andere dingen kan afspreken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er ook nog overige verdragsgerelateerde BEPS-maatregelen zijn met betrekking tot BEPS-actiepunt 2 (hybride mismatches) en BEPS-actiepunt 6 (verdragsmisbruik). Kan u aangeven wat de relatie hiervan is met de MLI en waarom dit hier is opgenomen?

Kan u aangeven waar de hier genoemde zaken verschillen van de huidige Nederlandse lijn bij BEPS-actiepunt 2, 6 en 14? Kan u voorts aangeven wat de gevolgen zijn voor het bedrijfsleven?

Momenteel is per belastingverdrag geregeld waar BV/NV’s met bestuurders van verschillende woonplaatsen en nationaliteiten worden belast (bijvoorbeeld bij een Franse en Nederlandse bestuurder in een BV), zo merken de leden van de VVD-fractie op. Met dit OESO-actiepunt gaan landen dat voortaan in onderling overleg uitmaken. Dat levert onzekerheid en onduidelijkheid op bij het opstarten van een BV, terwijl het momenteel wel helder is in de bilaterale verdragen waar belasting wordt betaald. Ook kan het makkelijker leiden tot dubbele belasting, omdat beide landen van de bestuurders dan willen heffen of lang moeten overleggen. Dat blijkt ook uit de praktijk. Het enige land waarmee we dit nu op deze manier doen is het Verenigd Koninkrijk (VK). Dat heeft eerder in de Kamer (die dat niet meer wil) al geleid tot gedoe, omdat dan vaak beide landen willen heffen of er lang overdoen om onderling te bepalen waar de belasting moet worden betaald. Dat geeft onzekerheid en extra belasting voor ondernemers. Er zijn nogal wat voorbeelden van een BV met bijvoorbeeld een Britse en Nederlandse bestuurder waar lange tijd niet helder is waar belasting moet worden betaald. Daardoor betalen ze per saldo in beide landen, omdat ze dan geen beroep kunnen doen op de clausule van geen betalen van dubbele belasting in het bilaterale belastingverdrag. Waarom wordt er hier dan toch voor gekozen? In hoeverre is dit een verslechtering ten opzichte van de huidige praktijk in bilaterale verdragen en dus onwenselijk?

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het ATAD-pakket ook afspraken zijn gemaakt over hybride mismatches. In hoeverre wijken deze af van het nu voorgestelde? Wat is daarvan de reden? Wat zijn daarvan de gevolgen? Wat mankeerde er aan de eerdere afspraken?

Kan er bij BEPS-actiepunt 6 een voorbehoud worden gemaakt voor landen waarmee we al een goed belastingverdrag hebben met anti-misbruikbepaling? Zo nee, waarom niet? Kan u aangeven welke bezwaren u hier tegen heeft?

Over welke punten is over de specifieke uitwerking overeenstemming in OESO-verband en welke niet? Is het waar dat over de uitwerking van de BEPS-actiepunten 2 en 6 in OESO-verband nog geen overeenstemming is? Zo ja, waarom worden er punten opgenomen waarover in OESO-verband nog geen overeenstemming of consensus bestaat?

Eerder heeft het kabinet de toezegging gedaan om bij de invoering van de GAAR (general anti-abuse rule)/main purpose test in de moeder-dochter-richtlijn om dit nader te verduidelijken wat nu precies wordt verstaan onder gebruik en misbruik van de richtlijn en/of het verdrag. Kan dat alsnog gedaan worden? In hoeverre kan er in volstrekt normale situaties toch discussie ontstaan? Kunt In hoeverre is dat goed/slecht het investeringsklimaat van Nederland?

Indien andere grote of concurrerende landen heel andere keuzes maken, kan Nederland dan de keuze daarop nog aanpassen? Is Nederland bereid om dat dan ook te doen? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn de effecten van de MLI op ons vestigingsklimaat? Wanneer wordt de MLI geëvalueerd?

In hoeverre gaat MLI ook gelden voor de andere landen van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao of St. Maarten)? En in hoeverre gaat MLI ook gelden voor de BES-eilanden?

Waarom kiezen niet alle deelnemende landen ervoor alle verdragsgerelateerde BEPS-maatregelen via MLI te implementeren? Welke landen niet en om welke maatregelen gaat het dan?

Klopt het dat er op 24 november jl. al een akkoord is bereikt en ondertekend door de landen met betrekking tot MLI? Wat is dan nog de rol en positie van de Tweede Kamer? Welke ruimte is er nog op zaken aan te passen?

Wanneer komt de goedkeuringswet over de MLI naar de Tweede Kamer? Waarom wordt er naast de belastingontwijking niet ook gesproken over het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat, waarvoor de belastingverdragen toch ook een belangrijk element zijn?

Wat zijn de argumenten voor de aanpassing van de inwonersbepaling? Hoe ziet het kabinet dit in relatie met de tiebreaker regel? Waren er problemen met betrekking tot de werking van de tiebreaker regel, zo ja welke? Hoe wordt complexiteit ingeschat om het nieuwe systeem te implementeren? Is er rekening mee gehouden dat landen verschillende meningen hebben over wanneer een vennootschap inwoner is? Zo ja, hoe worden die internationale verschillen bezien in het kader van de wenselijkheid- en uitvoerbaarheid van de aanpassing van de inwonersbepaling?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd met de snelle onderhandelingen over het multilateraal instrument (MLI). Onderhandelingen over bilaterale belastingverdragen kunnen lang duren. Dat er zo snel ambtelijke overeenstemming is over dit multilaterale verdrag is daarom te prijzen en onderstreept dat het BEPS-project een bijzonder en belangrijk project is. De leden van de PvdA-fractie achten het multilaterale instrument van groot belang om de resultaten van BEPS ook daadwerkelijk effectief te laten worden. Zij hebben niettemin de nodige vragen en opmerkingen bij de brief van de Staatssecretaris.

Op de website van de OESO is de tekst van multilaterale verdrag gepubliceerd zoals het nu voor ligt. Kan deze voorzien van commentaar naar deze Kamer worden verstuurd? De leden van de PvdA-fractie vragen welke ruimte er bestaat om hier nog wijzigingen in aan te brengen, en of en wanneer hier op politiek niveau verder over wordt onderhandeld. Hoe werkt het stelsel van voorbehouden? Kunnen alle deelnemende staten voorbehouden maken op alle artikelen? Welke onderdelen van het MLI worden beschouwd als een minimum standard? Op welke onderdelen overweegt Nederland een voorbehoud? Hoe groot is het risico dat landen zoveel voorbehouden maken dat matches zeldzaam zijn, waardoor het instrument tandeloos wordt?

De leden van de PvdA-fractie vragen of er al uitwerkingen zijn van de Pinciple Purpose Test bepalingen? Komen deze overeen met de teksten die in meer Nederlandse belastingverdragen staan? Wat wordt precies bedoeld met een antidoorstroombepaling? Kan de regering hier concrete voorbeelden van geven en wat dit betekent voor Nederland?

Hoe wordt duidelijk welke verdragen onder de werking het MLI worden gebracht? Wordt dit opgeslagen in een register en wordt dit openbaar? Wat is de status van het OESO modelcommentaar ten aanzien van verdragen die onder het MLI vallen? In veel gevallen betrekken rechters het OESO modelcommentaar bij hun afwegingen, kan dit ook nog bij verdragen die onder het MLI vallen en ten aanzien van bepalingen uit het MLI? Kan het commentaar dynamisch worden geïnterpreteerd ten aanzien van verdragen tussen staten die beide deelnemen aan het MLI? Kunnen partijen zich beroepen op bestaande rechtspraak, bijvoorbeeld ten aanzien van een PPT die vergelijkbaar is met de test uit het MLI, maar daar niet exact mee overeen komt? In hoeverre kan rechtspraak uit andere landen van invloed zijn op rechtspraak in Nederland ten aanzien van het MLI?

Welke verdragsonderhandelingen lopen momenteel en welke van deze landen doen mee aan het MLI? Betekent het MLI dat de verdragsonderhandelingen vertraagd kunnen worden?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat wordt gesteld dat actiepunt 7 BEPS al verdragsbeleid is; welke gevolgen heeft dat voor de keuzes die in het MLI voorliggen ten aanzien van vaste inrichtingen? Neemt Nederland alle drie opties over?

Het verdrag met de Verenigde Staten kent reeds een bepaling ten aanzien van hybride mismatches. Welke gevolgen heeft het MLI voor deze bepaling, voor de protocollen bij het verdrag en voor eventuele bestaande toezeggingen en beleidsbesluiten horende bij het verdrag met de Verenigde Staten?

Welke gevolgen hebben de bepalingen voortkomend uit BEPS actiepunt 6 voor Nederland?

Wat is de toegevoegde waarde van een «saving clause»? Is dit bedoeld om de Verenigde Staten eenvoudiger belasting te laten heffen op onderdanen die wonen in het buitenland? Zullen de Verenigde Staten aandringen op toepassing van de saving clause op verdragen met de Verenigde Staten? Welke gevolgen zou dat hebben voor het verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten en voor onderdanen van de Verenigde Staten die in Nederland wonen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de MLI. Deze leden stellen hierover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie willen weten of de VN, naast de OESO, ook bepalingen tegen belastingontwijking kent. Deze leden vragen het kabinet overzichtelijk weer te geven welke bepalingen de OESO kent en welke de VN kent en in hoeverre ze van elkaar verschillen. Is het kabinet hiertoe bereid?

Kan de Staatssecretaris aangeven of de ontwikkelingslanden die vertegenwoordigd waren in de Ad Hoc groep, van het begin af aan betrokken waren bij de MLI? Hoe werden deze ontwikkelingslanden vertegenwoordigd en door wie, vragen de leden van de SP-fractie? Hadden deze ontwikkelingslanden van meet af aan net zoveel invloed als de OESO-landen en de andere landen in de Ad Hoc groep?

Wanneer verwacht het kabinet dat er overeenstemming is bereikt over de inhoud van de MLI en deze kan worden geopenbaard, vragen de leden van de SP-fractie? En wanneer denkt de regering dat de belastingverdragen zijn gemoderniseerd?

Kan de Staatssecretaris uitleggen wat het verschil is tussen een verdrag onder de werking van de MLI brengen en om bilateraal de nieuwe OESO-standaarden in het verdrag te verwerken, vragen de leden van de SP? Ziet de MLI op verdragsmisbruik in den brede en niet enkel op bijvoorbeeld rente, dividend en royalty? Geldt dit ook wanneer de minimumstandaarden bilateraal worden overeengekomen en in verdragen worden opgenomen? Welke meerwaarde heeft het om bij lopende onderhandelingen bilateraal de nieuwe OESO-standaarden op te nemen, terwijl deze toch al via de MLI worden geïmplementeerd?

Kan de Staatssecretaris aangeven of en zo ja, hoe een LOB-bepaling heeft geleid tot overkill en geen dubbele belasting wordt voorkomen, vragen de leden van de SP-fractie? Leidt een LOB-bepaling vaker tot dubbele belasting dan andere antimisbruikbepalingen? Acht de regering het niet logisch om precies te beschrijven welke belastingplichtigen in welke omstandigheden gerechtigd zijn om verdragsvoordelen te genieten?

Volgens de Staatssecretaris is een combinatie van een LOB en een anti-doorstroombepaling onzekerheid of verdragsmisbruik wel op effectieve wijze wordt bestreden, omdat de anti-doorstroombepaling nog niet is uitgewerkt, zo lezen de leden van de SP-fractie. Kan de opvatting van de Staatssecretaris veranderen wanneer deze wel is uitgewerkt, vragen zij? Immers, wanneer deze is uitgewerkt, is er toch ook weer zekerheid voor belastingplichtigen? Wanneer denkt de Staatssecretaris dat de anti-doorstroombepaling is uitgewerkt?

Kan de Staatssecretaris uitleggen welke voorkeur inzake antimisbruikbepalingen ontwikkelingslanden meestal hebben? Wijkt deze voorkeur af van de Nederlandse of van de OESO-landen, vragen de leden van de SP-fractie? Blijven in de verdragen die al in werking zijn getreden, andere antimisbruikbepalingen gewoon gelden, vragen de leden van de SP-fractie? Kan de Staatssecretaris uitsluiten dat andere antimisbruikbepalingen worden geschrapt als gevolg van de MLI?

Welke van de drie maatregelen ten aanzien van het kunstmatig ontgaan van vaste inrichtingen kiest de Staatssecretaris, vragen de leden van de SP-fractie?

Kan de Staatssecretaris uitleggen of het gebruik van een antimisbruikbepaling altijd wordt gemeld door verdragspartners, vragen de leden van de SP-fractie? Is het gebruikelijk dat het wordt gemeld wanneer een antimisbruikbepaling wordt ingeroepen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën over het multilateraal instrument. Deze leden zijn groot voorstander van dit instrument. Een multilaterale wijziging is veel efficiënter dan het heronderhandelen van alle afzonderlijke belastingverdragen. Hoe gaat dit technisch in zijn werk?

Presenteert het Ministerie van Financiën na aanname van het MLI de nieuwe Nederlandse belastingverdragen waarin de nieuwe artikelen zijn opgenomen? Zal de ingangsdatum van de MLI-bepalingen voor alle OESO-landen hetzelfde zijn?

De vastgestelde tekst van het MLI bevat voor alle artikelen nog veel opties. Kan de Staatssecretaris aangeven welke opties zijn voorkeur hebben? Hoe verhouden deze opties zich tot het Nederlandse fiscale verdragsbeleid?

Hoe werkt het MLI uit als beide landen van een bilateraal belastingverdrag andere opties kiezen? Wat gebeurt er dan? Blijft het oude belastingverdrag onaangepast van kracht? Gaan de twee landen met elkaar in overleg over welke optie ze willen? Is het mogelijk dat verdragen niet aan de minimum standard blijven voldoen, omdat de twee verdragslanden er niet uitkomen welke optie ze willen?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij er rekening mee gehouden heeft dat dit hele proces voor Nederland zeer omvangrijk kan zijn, omdat Nederland relatief veel belastingverdragen heeft.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de MLI alleen een zeer efficiënt instrument is als de MLI één voorgeschreven set artikelen bevat en niet als het een optielijst wordt. Dan zullen landen immers nog steeds met alle verdragslanden moeten onderhandelen voor welke optie gekozen wordt. Hoe minder opties, hoe eenvoudiger het proces van implementatie zal worden. Wil de Staatssecretaris hierop reageren?

Tot slot herinneren de leden van de CDA-fractie de regering nog aan de deadline voor de uitwisseling van rulings op 31 december 2016, waarvan het kabinet heeft aangekondigd deze niet te zullen gaan halen. Naar aanleiding daarvan zou de Kamer voor 31 december 2016 vernemen:

  • Hoeveel rulings er zijn in Nederland;

  • Hoeveel rulings er uitgewisseld zijn per 31 december 2016;

  • Of er nog opvallende vondsten tussen de rulings zitten: is er sprake van gelijk beleid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris inzake het multilateraal instrument BEPS. Naar aanleiding van het genoemde punt hebben de leden van de PVV-fractie een aantal vragen.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Staatssecretaris aangeeft dat hoewel er inmiddels ambtelijk overeenstemming is bereikt over de inhoud van de MLI, de tekst nog niet formeel is afgerond. Kunt u een indicatie geven van wanneer de tekst ongeveer openbaar zal worden gemaakt?

Tevens vragen de leden van de PVV-fractie om een lijst van landen die het OESO-akkoord hebben ondertekend, zoals OESO op 24 november jl. bekend heeft gemaakt.1

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de nieuwe OESO-standaarden – op basis van wederkerigheid – in beginsel alleen zullen gelden in relatie met staten die dezelfde OESO-normen hanteren en implementatie daarvan via de MLI hebben geaccepteerd voor het desbetreffende belastingverdrag. De leden van de PVV-fractie willen weten welke uitzonderingen hierop van toepassing zullen zijn, gelet op het gegeven dat er gesteld wordt dat de OESO-standaarden «in beginsel» alleen zullen gelden in relatie met staten die dezelfde OESO-normen hanteren. Zal het niet aan de orde zijn dat belastingverdragen eenzijdig aangepast kunnen worden waaraan Nederland eenzijdig gebonden wordt of zullen hier uitzonderingen op van toepassing zijn en zo ja, welke?

Daarnaast stellen de leden van de PVV-fractie vast dat de Staatssecretaris aangeeft dat bij lopende onderhandelingen het nuttig kan zijn om bilateraal de nieuwe OESO-standaarden in het verdrag te verwerken. De Staatssecretaris geeft aan hierover in gesprek te zijn met de desbetreffende partners. De leden van de PVV-fractie vragen hier nader op in te gaan. Wanneer zal hier meer over bekend zijn?

Ten aanzien van de bepalingen over bindende arbitrage in de MLI willen de leden van de PVV-fractie verder weten binnen welke termijn geschilpunten over de interpretatie of toepassing van een belastingverdrag zullen worden opgelost.

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de Staatssecretaris aangeeft dat uit de besprekingen in de Ad Hoc Groep gebleken is dat niet alle landen hetzelfde ambitieniveau hebben als Nederland met betrekking tot bindende arbitrage. De leden van de PVV-fractie willen weten om welke landen het hier precies gaat.

Verder willen de leden van de PVV-fractie weten met welke 11 ontwikkelingslanden Nederland in gesprek is over opname van een antimisbruikbepaling.

Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten hoe voorkomen zal worden dat indien andere landen toch niet voor alle optionele maatregelen kiezen, de concurrentiepositie van Nederland er niet op achteruit zal gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën over het MLI. De leden zijn voorstander van de MLI en vinden het goed dat er stappen gezet worden om dit instrument in te zetten. De leden hebben nog enkele vragen.

De leden constateren dat de MLI een efficiënt instrument is voor implementatie van wijzigingen in verschillende belastingverdragen. Aan de andere kant biedt de MLI nog wel enige flexibiliteit. De leden vragen of deze flexibiliteit niet de efficiëntie in de weg staat? Als landen immers allemaal eigen voorkeuren hebben en belastingverdragen alleen gewijzigd kunnen worden als beide landen akkoord zijn, kan dat ook met de MLI complex zijn. Wat is de inschatting hierover van de Staatssecretaris, is de verwachting dat veel landen zullen afwijken van de standaarden in de MLI?

De leden lezen dat veel landen voor de Principal Purpose test zullen kiezen. Wat is hiervoor de reden? En waarom kiest Nederland voor de PPT? Wat is er op dit moment opgenomen in de belastingverdragen van Nederland met andere landen? En als andere landen ook een LOB willen, hoe staat Nederland daar dan tegenover?

Welke verdragen vallen allemaal onder de MLI? Welke landen doen hier allemaal aan mee en welke niet? Hoeveel landen doen niet mee met de MLI waar Nederland wel een verdrag mee heeft?

De leden lezen dat de MLI vooral de implementatie van bestaand verdragsbeleid betreft. Waar wijkt de MLI wel af van bestaand verdragsbeleid? Hoe gaat de Staatssecretaris daar mee om?

Het kabinet wil zoveel mogelijk verdragen onder de werking van de MLI scharen, lezen de leden van de D66-fractie. Klopt het dat alleen verdragen waarover nu onderhandelingen lopen, mogelijk niet onder de MLI vallen, of zijn er nog andere verdragen waarvoor Nederland kiest deze niet onder de MLI te laten vallen?

De leden lezen dat niet alle landen het ambitieniveau van Nederland hebben met betrekking tot bindende arbitrage. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe hier met onderhandelingen mee om wordt gegaan?

De Staatssecretaris geeft aan ook bij ontwikkelingslanden in te zetten op een intensievere samenwerking op het gebied van gegevensuitwisseling. Hoe verhoudt zich dit tot het niet halen van de gestelde deadline voor country-by-country reporting? Hoe gaat de Staatssecretaris deze gegevensuitwisseling mogelijk maken?

Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet

Dank aan de Staatssecretaris voor zijn heldere brief inzake het Multilateraal instrument BEPS, het MLI.

De Staatssecretaris meldt dat er wereldwijd meer dan 3.000 bilaterale belastingverdragen zijn. Om beter inzicht te krijgen in de reikwijdte van de BEPS-actiepunten in het algemeen en van het Multilaterale Instrument (MLI) in het bijzonder, zou ik de Staatssecretaris willen vragen om dit getal verder toe te lichten.

Hoeveel van de +/– 3.000 bilaterale belastingverdragen betreffen verdragen tussen aan BEPS deelnemende landen.

Hoeveel van de +/– 3.000 bilaterale belastingverdragen betreffen verdragen van aan BEPS deelnemende landen met landen die niet deelnemen aan BEPS

Hoeveel van de +/– 3.000 bilaterale belastingverdragen betreffen verdragen tussen landen die (beide) niet deelnemen aan BEPS?

Klopt het dat het MLI alleen van toepassing is (en blijft) op de categorie multilaterale belastingverdragen «tussen aan BEPS deelnemende landen». Indien nee graag een toelichting.

Het standaardiseren van de implementatie van anti-misbruik bepalingen via het nieuwe MLI, betekend een enorme versnelling van het proces, ten opzichte van het aanpassen van afzonderlijke belastingverdragen. Dat betekend ook dat er minder tijd beschikbaar is om de gevolgen te monitoren en daar eventueel op te reageren. Cruciaal punt daarbij is de positie van landen die niet deelnemen aan BEPS en de mogelijke voordelen die zij (kunnen) behalen door niet deel te nemen aan BEPS.

Deelt de Staatssecretaris de mening dat het succes van BEPS in het algemeen en van het MLI in het bijzonder, in belangrijke mate afhangt van het bestaan en het gebruik van ontwijkingsmogelijkheden in en met landen die niet deelnemen aan BEPS en het MLI?

Is er een volgsysteem om bijvoorbeeld profit shifting (of andere vormen van ontwijking) richting landen die niet deelnemen aan BEPS, te monitoren.

Is het volgens de Staatssecretaris voorstelbaar, dat (enkele) grote multinationale ondernemingen kleine landen onder druk zetten om niet deel te nemen aan BEPS?

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën

Naar boven