2014D41326 Lijst van vragen

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over het eindrapport van de commissie d.d. 15 oktober 2014.

Voorzitter van de commissie, Geurts

Adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

Nr

Vraag

   

1

Op welke wijze wordt voorkomen dat het BIT1 tot een toename van de administratieve lasten leidt?

2

Wat gebeurt er als het BIT niet wordt opgericht?

3

Zijn de kosten (eenmalig en structureel) van het in te stellen BIT in beeld en wat zijn de geprognotiseerde besparingen?

4

Welke zeggenschap heeft de rijksoverheid over ict-projecten zoals de OV-chipkaart dat uitgevoerd wordt door TLS?

5

Verschillende ICT-projecten2 moeten door gemeenten uitgevoerd worden (bijvoorbeeld mGBA). Wat is dan de rol van de gemeente, uitvoerend of medebepalend? Zou medebepalend kostenbesparend werken?

6

Kan de relatie tussen Actal en BIT worden verduidelijkt, met name in het licht dat ICT de administratieve lasten zou moeten verminderen?

7

Werpen de recente berichten over misstanden (Zembla-uitzending over Ordina) rondom aanbesteding van ICT bij de overheid een ander licht op de bevindingen en aanbevelingen van de commissie3?

8

Waren de bevindingen en aanbevelingen van de commissie anders in het geval dat de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Sociale Zaken en Werkgelegenheid wel tijdig de gevraagde informatie bij respectievelijk tunnels A73 en Werk.nl geleverd zouden hebben?

9

Waarom is gekozen voor een maximale termijn voor het BIT?

10

Waarom is de ondergrens van vijf miljoen euro voor projecten die verplicht langs het BIT moeten op precies die hoogte vastgesteld?

11

Heeft de commissie concrete ideeën hoe vooraf moet worden vastgesteld welke kosten mee gaan tellen voor het bepalen van de grens? Ziet de commissie hier een rol voor de zakelijke rechtvaardiging en wie gaat hier op toezien?

12

Is de volgorde van punten waarop het BIT moet toetsen toevallig gekozen of geeft dit een prioriteit aan?

13

Heeft de commissie concrete ideeën hoe naleving van het reeds bestaande beleid op het gebied van open standaarden en open source moet worden afgedwongen?

14

Hoe denkt de commissie tegelijkertijd zowel voor open standaarden en open source (aanbeveling 9) te kunnen kiezen als voor een bestaande oplossing te kiezen (toelichting BIT regel 3, p. 115), daar momenteel bestaande systemen veelal niet aan de eerste voorwaarden voldoen?

15

Waarom heeft de commissie ervoor gekozen om tijdens de uitvoering van projecten het BIT een inhoudelijk bewakende rol te geven? Als bij de start door het BIT een effectieve projectsturing wordt afgedwongen (BIT-regels 1,4,5,7,9) is het dan niet voldoende om in eerst instantie te controleren of deze projectsturing daadwerkelijk adequaat wordt afgedwongen?

16

Wat voor rol ziet de commissie voor projecten die onder de BIT-grens zijn gestart maar gedurende uitvoering om welke reden dan ook boven deze grens uitkomen?

17

Welke nieuwe bevoegdheden stelt de commissie concreet voor om bij de CIO4 van het Rijk te beleggen? Hoe kan die voorgestelde doorzettingsmacht effectief vormgegeven worden?

18

Pleit de commissie met de aanbevelingen 31–34 (voor professioneler contractmanagement) specifiek voor de functie contractmanager? Hoe staat de commissie tegenover versterking van de functie van contractmanager bij het bewaken van de gemaakte afspraken, met name door de contractmanager via de CIO-lijn de bevoegdheid te geven een project te stoppen als deze te veel afwijkt van de oorspronkelijke contractueel vastgelegde doelstellingen?

19

Moeten contractmanagers een rechtstreekse rapportagelijn krijgen naar de departementale CIO om vorm te kunnen geven aan een toegewezen verantwoordelijkheid voor professionelere besturing van leveranciers?

20

Kan de commissie met een concrete invulling van aanbevelingen 11 en 22 toelichten hoe dit problemen oplost bij projecten waar meerdere departementen bij zijn betrokken?

21

Heeft de commissie voor omgevingen die zich lastig laten uitdrukken in functiepunten, ideeën voor het meten van de hoeveelheid werk in relatie tot de prijs?

22

Waarom is de actuele stand ten opzichte van de zakelijke rechtvaardiging niet in de voorgestelde projectrapportage meegenomen?

23

Waarom toetst het BIT wel bij de start van projecten en kan het ingrijpen tijdens de loop van projecten, maar heeft het BIT geen rol wanneer bij het stopzetten van projecten onvoldoende rekening gehouden wordt met de zakelijke rechtvaardiging?

24

Heeft de commissie een indruk hoe de ICT-prestaties van de overheid zich verhouden tot die van grote bedrijven? Is de regel «6-3-1» (bladzijde 166) wezenlijk anders bij bedrijven? Zijn de faalkosten daar vergelijkbaar? Werken grote bedrijven sneller? Is het opdrachtgeverschap professioneler? Hoe verhouden de prestaties van de Nederlandse overheid zich tot overheden elders?

25

Hoe verhoudt de oprichting van een BIT zich tot het politiek primaat, met het oog op de bevoegdheden die het BIT zou moeten krijgen?

26

Op welke wijze zou afstemming plaats moeten vinden tussen parlement en BIT om de rollen effectief te laten samenlopen, waarbij het politiek primaat bij het parlement ligt en het BIT zijn controlerende en corrigerende taak uit kan voeren?

27

De commissie stelt dat ICT-projecten boven vijf miljoen euro getoetst moeten worden aan het BIT. Is budget het enige of belangrijkste criterium voor toetsing door BIT? Kan de commissie aangeven waarom er voor deze maat is gekozen en niet voor een complexiteitsmaat? Ziet de commissie andere criteria die toetsing nodig maken? Zo ja, welke?

28

Hoe ziet de commissie de toekomstige rolverdeling tussen BIT, NCDO5 en de CIO van het Rijk? Hoe ziet de rapportagelijn van een concreet project eruit? Wie is binnen het ambtelijk apparaat aanspreekbaar voor het al dan niet stilleggen van een project? Welke Minister is vervolgens verantwoordelijk?

29

Welke organisatie dient niet en welke organisatie dient wel als voorbeeld waar het gaat om de vorming van het BIT?

30

Welke onderdelen in de organisatie van de overheid (de zogenaamde spaghetti) worden geschrapt als het BIT eenmaal wordt gevormd?

31

Hoe stelt de commissie zich het draagvlak onder de eindgebruikers voor als het gaat om nieuwe ICT-projecten?

32

Kan de overheid volgens de commissie nog als Launching Customer optreden waar het om ICT-toepassingen gaat?

33

Uit de aanbeveling van de commissie blijkt dat het BIT niet alleen bij aanvang, maar ook gedurende het project betrokken is. Hoe kan het BIT ingrijpen op processen «tijdens de rit» en hoe komt het daarbij aan zijn informatie? In hoeverre doorkruist dat de verantwoordelijkheid van de CIO? Hoe verhoudt zich dat tot BIT-regel 6 op bladzijde 115? En hoe tot aanbeveling a op bladzijde 13?

34

Waarom wil de commissie het BIT onderbrengen bij het Ministerie van Algemene Zaken? Leent de coördinerende rol van het ministerie zich voor de go-/no-gobeslissing? Wat waren de overwegingen om niet te kiezen voor onderbrenging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën of de Algemene Rekenkamer te meer omdat de aansluiting op de budgetcyclus te zwak wordt bevonden (bladzijde 57)?

35

Waarom kan het BIT niet ongevraagd een meekijkconsult uitvoeren bij de latere aanbestedingsfase?

36

Het BIT mag tijdens de uitvoeringsfase op eigen initiatief documenten opvragen, maar wordt dit wettelijk vastgelegd met een informatierecht? Welke organisaties – zowel publiek als privaat – moeten gehoor geven aan een al dan niet wettelijk gefundeerd verzoek om informatie van het BIT?

37

Waarom meent de commissie dat het noodzakelijk is dat het BIT het laatste woord heeft in het al dan niet laten doorgaan van projecten in de voorgestelde vorm en komt daarmee de ministeriele verantwoordelijkheid niet in het geding?

38

Zou de commissie ook één Minister verantwoordelijk willen maken voor gemeenschappelijke ICT-voorzieningen van decentrale overheden?

39

Dient de fractieondersteuning ook beter toegerust te worden op ICT-gebied en hoe zou dit kunnen gebeuren?

40

Waarom wordt gesteld dat aan beleidsnota's en MvT's6 van wetsvoorstellen een ICT-paragraaf kan worden toegevoegd in plaats van dat dit altijd het geval dient te zijn indien sprake is van ICT-componenten?

41

Dient er een apart Ministerie van ICT opgericht te worden nu wordt gesteld dat er één Minister verantwoordelijk dient te zijn voor het beleid rond de beheersing van ICT-projecten?

42

Dient de CIO van het Rijk zelfstandig doorzettingsmacht te krijgen ten opzichte van zijn collega's, of moet dit via de politieke lijn verlopen?

43

Welke onderbouwing heeft u voor de genoemde besparingen door open standaarden en open source?

44

Dient de toepassing van open standaarden beter afgedwongen te worden?

45

Bestaat voor aanbeveling c een objectieve meetmethode met beleidsmatig bruikbare uitkomsten?

46

Waarom stelt de commissie voor dat de centralisatie van de ICT dient te worden voortgezet terwijl het wellicht, met het oog op meer professionalisering bij de overheid waar het om het opzetten, inkopen en (laten) uitvoeren van ICT-projecten, aanbevelingswaardig zou kunnen zijn om juist decentraal in te kopen?

47

De commissie constateert op bladzijde 12 dat ICT «overal» is en deel uitmaakt van elk onderwerp. Is het dan nog mogelijk en wenselijk de kosten van ICT losstaand te administreren? Vindt de commissie dat het betoog van Minister Blok, voormalig CIO Hillenaar (bladzijde 151) en toenmalig Minister Zalm (bladzijde 155) op dit punt hout snijden? Is de jaarrapportage grote en risicovolle ICT-projecten (bladzijde 92) niet een beter middel dan een hernieuwd Jaaroverzicht ICT (bladzijde 154)? Ziet de commissie ICT idealiter als een losstaande kolom binnen de bedrijfsvoering of als een in alle beleidsprocessen geïntegreerde discipline?

48

Hoe moet het evenwicht worden gevonden in het ter hand nemen van beter hanteerbare ICT-projecten, dat wil zeggen het in verschillende kleinere, beter bestuurbare delen opdelen van grote ICT-projecten enerzijds en het voorkomen van het opknippen van ICT-projecten om onder de BIT-grens te blijven, aangezien het eerste als wenselijk en het tweede als onwenselijk zou worden gezien?

49

Heeft de commissies concrete suggesties ten aanzien van het beter omgaan met de business cases bij ICT-projecten en wat valt te leren van projecten waarbij dit wellicht al wel goed is gebeurd?

50

Welke rol denkt u dat een totaaloverzicht van de ICT-kosten gaat hebben in het politieke debat?

51

Is het waar dat bij een door het BIT uitgevoerde starttoets er mogelijk sprake kan zijn van een beoordeling van het eigen werk, als het BIT ook de uitkomsten van het eigen werk betrekt in zijn algemene toets?

52

Heeft de commissie een mening over de positionering van de CIO binnen een ministerie met betrekking tot zijn rol of functie (zie bladzijde 78)? Is de functie van CIO bijvoorbeeld te combineren met die van plaatsvervangend secretaris-generaal?

53

Kan de commissie nader ingaan op het aan het Verenigd Koninkrijk afgelegde werkbezoek en op de overleggen die aldaar zijn gevoerd?

54

Kan de commissie uitleggen van welke zaken Nederland kan leren waar het om de Engelse Major Projects Authority gaat?

55

Welke positieve prikkel is er om informatie open te delen, zodat er een open cultuur in organisaties ontstaat?

56

Op welke wijze ziet de commissie de versterking van de positie van de departementale en CIO van het Rijk voor zich?

57

Denkt de commissie bij een overleg met de markt bij ICT-aanbestedingen ook aan een concurrentiegerichte dialoog?

58

Welke consequenties zouden er in ogen van de commissie moeten zijn ten gevolge van het niet naleven van de gedragscode voor ICT-leveranciers?

59

Op welke wijze kan de toename van kennis en de cultuurverandering blijvend veranderd worden?

60

Kan de commissie aangeven op welke termijn de respectievelijke aanbevelingen in haar ogen moeten zijn geïmplementeerd?

61

Zijn er aanvullingen in wet- of regelgeving nodig om parlementaire enquêtecommissies in de toekomst beter in staat te stellen zich te (laten) informeren? Zo ja, welke aanvullingen?

62

Was er ten aanzien van het verstrekken van informatie aan de commissie sprake van moedwillige tegenwerking van de overheid of de ambtenaren die de informatie moesten verstrekken? Zo ja, waar blijkt dat uit?

63

Wat is de oorzaak van het feit dat departementen hun archieven niet op orde hebben?

64

Is uit de gebrekkige informatievoorziening door de overheid aan de commissie gebleken dat er sprake was van overtredingen van de Archiefwet? Zo ja, wat was de aard en omvang van die overtredingen?

65

Constateerden eerdere parlementaire enquêtecommissies ook een gebrek aan gevoel van urgentie bij de ambtelijke ondersteuning van bewindspersonen als het ging om informatievoorziening aan die commissies? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom is dat gebrek dan alleen bij de deze commissie aan de orde?

66

De aspecten beveiliging en privacy (onder andere centrale onderzoeksvraag I) komen niet terug in de aanbevelingen van de commissie. Zijn deze aspecten buiten het onderzoek gelaten of gaven ze simpelweg geen aanleiding tot aanbevelingen?

67

Pakweg 70% van ICT-kosten zit in beheer en onderhoud en niet in nieuwe projecten. Waarom heeft de commissie dan alleen onderzoek gedaan naar projecten?

68

Van de onderzochte ICT-projecten was van tevoren bekend dat zich budgetoverschrijdingen of andere problemen hadden voorgedaan. Heeft het zin om nader onderzoek te doen naar projecten die wél volgens schema en begroting zijn uitgevoerd, om best practices te ontwikkelen?

69

De commissie is bij de gunning benaderd door een voormalig lid van de Tweede Kamer. Is hierbij naar het oordeel van de commissie sprake van een inbreuk op de gedragsregels? Zo ja, wie was het betrokken oud-Kamerlid, welke commerciële partijen waren betrokken en wat was de aard van de uitgeoefende druk?

70

Welke van de maatregelen uit de I-strategie sluiten aan bij de aanbevelingen van de commissie?

71

De volledige tekst van Hillenaar was: «Daarmee moeten we een heel eind kunnen komen, maar ik heb zo’n overzicht op dit moment niet paraat.» (Verhoren, bladzijde 243). Heeft de commissie na de ondervraging navraag gedaan naar een dergelijk overzicht?

72

Hoe verhoudt de hier bepleite doorzettingsmacht van de NCDO zich tot de eerdere bepleite doorzettingsmacht van de CIO van het Rijk (bladzijde 14) en de centrale sturing van ICT-beleid (bladzijde 13)?

73

De commissie maakt melding van open source softwarepakketten. Het gaat daarbij om pakketten voor standaardtoepassingen. Heeft de commissie ook in beeld in hoeverre bij de onderzochte complexe projecten gebruik is gemaakt van open source?

74

De commissie constateert dat er binnen de rijksoverheid te weinig overkoepelend gezag en centrale sturing is om haar ambities voor elkaar te krijgen. Hoe kijkt de commissie naar die ambities gelet op de casus? Hebben de gemaakte koppelingen tussen verschillend beleid ook tot uiterst succesvolle ICT-projecten geleid? Hoe kijkt de commissie naar standaarden voor koppelingen?

75

Is een meer centrale sturing op herstructurering van werkprocessen wenselijk? Hoe zou deze moeten worden ingericht? Wat zou de relatie met centrale sturing op ICT-governance moeten zijn?

76

Uit de bijlagen van het rapport en de verhoren blijkt dat de ICT-kennis van geen van de ondervraagde bewindslieden optimaal is. Is de commissie van mening dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties diepgaande ICT-kennis behoort te hebben? Of dient hij of zij zich juist te concentreren op de bestuurlijke aspecten en enige afstand te houden, zoals ook kan worden opgemaakt uit de passage over de SVB7 op bladzijde 136–137?

77

Een bewindspersoon zou verantwoordelijk moeten worden voor het publieke belang van een project. Moet dit advies aldus worden uitgelegd, dat er één Minister verantwoordelijk is voor de uitvoering van ICT-projecten en een andere Minister functioneert als opdrachtgever uit hoofde van het publiek belang? Zo ja, welke bewindspersoon draagt dan de ministeriële verantwoordelijkheid voor een project?

78

Waarom leent de agile-methode zich goed voor regelmatige aansturing door een vertegenwoordiger van de opdrachtgevende organisatie?

79

Waarom worden uitvoeringsinstanties en ZBO’s8 genoemd en niet de gemeenten. Zij voeren toch ook uit?

80

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties oriënteert zich op de opvolger van de DigiD: de eID. De politieke keuzes die daarbij gemaakt moeten worden hebben betrekking op het al dan niet integreren van identificatiemiddelen met commerciële gebruiksmogelijkheden. Hoe kijkt de commissie, mede op basis van dit hoofdstuk, aan tegen deze afwegingen?

81

De commissie stelt dat de politiek schuldig is aan scoringsdrift, en regelgeving om dit te beteugelen kan beknellend zijn en lastig te handhaven. Hoe kijkt de commissie naar de «risicoregelreflex»? Hoe kan die worden voorkomen?

82

Is de overheid meer of minder dan het bedrijfsleven aangewezen op nieuwe technologie? Komt dat voort uit de bijzondere eisen die de politiek stelt, of wordt «proven technology» niet eens overwogen?

83

De commissie gaat slechts terloops in op de grote financiële en organisatorische gevolgen van specificatiewijzigingen «tijdens de rit», al blijken die wel uit de casus Tunnels A73 (zie ook bladzijde 74 en 188), mGBA en OV-chipkaart. De heer De Bruijn (verhoren, bladzijde 315) doelt hier ook op. Zou het belang van een consistente opdracht niet een kernaanbeveling van de commissie moeten zijn?

84

Hoe verhoudt een wettelijke plicht voor ministers om zich te houden aan de beslissingen van het BIT zich tot de constitutionele verhoudingen in Nederland? Botst dit met de ministeriële verantwoordelijkheid? (zie ook vraag 37)

85

Innovatie, ook in het publieke domein, vergt experimenten. Ziet de commissie voldoende ruimte om te experimenteren en fouten te maken zonder daarvoor te worden gestraft?

86

De commissie constateert een gebrek aan «echt goede» ICT-projectmanagers en pleit voor passende beloning. Zijn er «binnen het bestaande loongebouw» van het BBRA9 beperkingen om een talent salaris in een relatief hoge schaal aan te bieden? Sluit de formulering «binnen het bestaande loongebouw» uit dat voor ICT-talenten op het hoogste niveau een uitzondering wordt gemaakt op de WNT10?

87

Is het voldoende uitnodigend om «óók de pijn» in de beloning en de carrièrekansen te verwerken als daartegenover de gemiddelde beloning laag is en er geen plaats is om successen extra te belonen?

88

Kan de commissie een concreet afwegingskader geven om te beoordelen in welke gevallen werk gedaan moet worden door een ambtenaar en inhuur van externen niet toelaatbaar is? Is het denkbaar een regieoverheid in te richten, die zich volledig toelegt op goed opdrachtgeverschap en zoveel mogelijk uitvoerend werk uitbesteedt?

89

Deelt de commissie de mening van de heer Mensonides (verhoren, bladzijde 470) dat veel werk juist uitbesteed zou moeten worden?

90

Waaruit blijkt dat de huidige beloning van projectmanagers tekortschiet en waaruit blijkt het verband tussen een hogere beloning en beter projectmanagement?

91

Kan het stellen van vooraf vastgestelde harde – en dus niet achteraf op te hogen – budgetten voor ICT-projecten er aan bijdragen dat de kosten voor dat project noch de tijdsplanning worden overschreden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

92

Is het juridisch mogelijk om voor alle bij een ICT-project betrokken partijen (waaronder de opdrachtnemer) vooraf een hard en niet veranderbaar budget contractueel vast te leggen? Zo ja, waarom gebeurt dat dan niet? Zo nee, waarom niet?

93

Kan de commissie reflecteren op het mede door de overheid bekostigde DAVI11, dat zich toelegt op de ontwikkeling van een auto zonder stuur?

94

Welke concrete bepalingen voegt een gedragscode toe aan de bestaande en breed gedragen gedragscode van ICT Nederland? Wat draagt een gedragscode bij aan de geschetste fouten die de overheid maakt bij aanbesteding?

95

Welke conclusies verbindt de commissie aan de (allicht oneigenlijke) eisen die bij aanbestedingen worden gesteld? Biedt een concurrentiegerichte dialoog enige mogelijkheid voor kleinere bedrijven, of is die juist in het voordeel van grote partijen?

96

Hoe vaak worden er nu al contractvormen gebruikt waarbij de opdrachtnemer tenminste financieel medeverantwoordelijk wordt gemaakt voor het overschrijden van het budget dan wel de tijdsplanning?

97

Hoe vaak komt het nu al voor dat meerwerk niet als verdienmodel in een contract is opgenomen?

X Noot
1

BIT: bureau ICT-toetsing

X Noot
2

ICT: Informatie- en Communicatietechnologie

X Noot
3

De commissie: Tijdelijke Commissie ICT-projecten bij de overheid

X Noot
4

CIO: Chief Information Officer

X Noot
5

NCDO: Nationaal Commissaris Digitale Overheid

X Noot
6

MvT: memorie van toelichting

X Noot
7

SVB: Sociale Verzekeringsbank

X Noot
8

ZBO: Zelfstandig bestuursorgaan

X Noot
9

BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren

X Noot
10

WNT: Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector

X Noot
11

DAVI: Dutch Automated Vehicle Initiative

Naar boven