2014D37761 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen ter beantwoording voorgelegd aan de initiatiefnemers van de initiatiefnota over opvang en terugkeer van vluchtelingen (Kamerstuk 34 006, nr. 2)

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inhoudsopgave

     
 

1.

Inleiding

 

2.

Probleemschets

 

3.

Initiatieven vanuit de samenleving

 

4.

Aanbevelingen overige organisaties

 

5.

Visie initiatiefnemers

 

6.

Financiën

 

7.

Conclusies en aanbevelingen

II.

Reactie van de initiatiefnemers

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende initiatiefnota. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen. Zij lezen in de initiatiefnota het volgende: «Goede opvang heeft bovendien positieve maatschappelijke gevolgen: minder criminaliteit, minder overlast voor gemeenten, minder maatschappelijke onvrede over buitenlanders, meer vertrek en vooral een menswaardigere behandeling.» Zij vragen waar de initiatiefnemers de stelling op baseren dat goede opvang tot meer terugkeer leidt? Voorts vragen voornoemde leden of de initiatiefnemers achter het uitgangspunt staan van het huidige terugkeerbeleid, namelijk dat de vreemdeling die Nederland dient te verlaten in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor zijn vertrek? De initiatiefnemers stellen dat veel uitgeprocedeerde vluchtelingen geen eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. De leden van de VVD-fractie vragen of het pleidooi van de belangenorganisaties en de politici om mensen die illegaal in Nederland verblijven opvang te verlenen, er juist toe leidt dat deze uitgeprocedeerden hun eigen verantwoordelijkheid Nederland te verlaten niet zullen nemen?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende initiatiefnota. Zij delen de mening dat de lokale en de landelijke overheid een verantwoordelijkheid hebben zoveel mogelijk te voorkomen dat vreemdelingen op straat belanden zonder enige voorzieningen. Zij zijn voor het leveren van maatwerk en initiatieven zoals van de burgemeester van Amsterdam om vreemdelingen in nood tijdelijk onderdak te bieden en hen te begeleiden bij verblijf of terugkeer. Uitgeprocedeerde vreemdelingen kunnen gebaat zijn bij extra rust en tijd teneinde hun perspectieven, zoals terugkeer naar het land van herkomst, te realiseren. Voornoemde leden zijn blij dat de huidige regering de mogelijkheden voor de opvang van zieke uitgeprocedeerde asielzoekers sterk heeft uitgebreid. Deze leden hebben over meerdere punten in de initiatiefnota nog vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen van bovengenoemde initiatiefnota. Zij vinden dit een belangrijk onderwerp en complimenteren de initiatiefnemers voor het behandelen van dit probleem. Zij hebben over de initiatiefnota enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen de indieners naar hun mening over de huidige inzet van de regering te zorgen voor een menswaardige opvang. Nederland is al herhaaldelijk op de vingers getikt door verschillende mensenrechtenorganisaties omtrent het mensenrechtenbeleid, onder andere op het gebied van de omgang van kwetsbare vluchtelingen. Voorts gaf het Comité voor de Sociale Rechten van de Raad van Europa (ECSR) recentelijk het voorlopig oordeel dat Nederland moet zorgen voor bed, bad en brood. De regering legt dit soort heldere aanwijzingen vrijwel steevast naast zich neer met het argument dat deze niet «juridisch bindend» zijn. Delen de initiatiefnemers de mening dat deze signalen door de regering uiterst serieus genomen moeten worden en dat hier veel minder laconiek mee dient te worden omgegaan, helemaal gezien het feit dat Nederland zich graag presenteert als gidsland op het gebied van de mensenrechten.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige initiatiefnota. Zij danken de initiatiefnemers voor de door hen geleverde inspanningen deze initiatiefnota tot stand te brengen. Zij hebben daarover nog enkele vragen. Waarom hebben de initiatiefnemers op dit moment hun nota gepresenteerd en niet gewacht tot het moment dat de regering het wetsvoorstel Terugkeer en bewaring dit najaar naar de Kamer zendt? Ten aanzien van de eigen verantwoordelijkheid van asielzoekers, vragen deze leden de initiatiefnemers een beschouwing te geven ten aanzien aan deze eigen verantwoordelijkheid voor vertrek na een negatief oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en/of de rechter op een asielverzoek.

Voornoemde leden vragen de initiatiefnemers of zij de kritiekpunten die in internationaal verband worden geuit uiteen kunnen zetten alsmede de reactie daarop van de regering, indien en zover bekend. Ook vragen zij aandacht te besteden aan de opvattingen van Nils Muiznieks, de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, die recentelijk naar buiten heeft gebracht.1 Kan meer inzicht worden gegeven in de populatie van de 100.000 illegale vreemdelingen? Door de initiatiefnemers wordt geen onderscheid gemaakt in het gegeven of deze vluchtelingen al dan niet zijn uitgeprocedeerd. Kunnen de initiatiefnemers dit inzichtelijk maken? Kunnen zij tevens aangeven wat het verschil in benadering is van de overheid jegens uitgeprocedeerde en niet-uitgeprocedeerde vluchtelingen? Om hoeveel zieke vreemdelingen van de 100.000 gaat het die niet willen en/of kunnen terugkeren wegens gebrek aan feitelijke beschikbaarheid van medische voorzieningen in het land van herkomst?

De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige initiatiefnota. Zij zijn geen voorstanders van het bieden van opvang aan uitgeprocedeerde vreemdelingen zoals in de nota is verwoord. De vragen die deze leden hebben komen verderop in het verslag aan de orde.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voornoemde initiatiefnota. Zij delen de mening dat het recht op een menswaardig bestaan niet gebonden is aan de verblijfsstatus van een persoon. Deze leden zijn het met de initiatiefnemers eens dat er maatregelen genomen moeten worden ten aanzien van de opvang en terugkeer van vluchtelingen. In de praktijk blijkt dat een groot aantal van de uitgeprocedeerde asielzoekers niet kunnen worden uitgezet omdat het land waar zij vandaan komen hen niet meer toelaat. Deze mensen worden dan – in ambtelijke termen – «geklinkerd», oftewel op straat gezet. Gemeenten mogen geen menswaardige opvang aanbieden. Dat wordt namelijk door de regering verboden terwijl in verschillende internationale verdragen een zorgplicht is vastgelegd, ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De leden van de D66-fractie zijn met de initiatiefnemers van mening dat er maatregelen genomen moeten worden om de spanning tussen het bestuursakkoord aan de ene kant en de zorgplicht aan de andere kant weg te nemen. Zij delen het uitgangspunt dat uitgeprocedeerde asielzoekers uiteindelijk moeten terugkeren naar het land van herkomst. Terugkeer vanaf de straat blijkt in de praktijk echter niet de meest effectieve manier om dit te bewerkstelligen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voornoemd initiatiefwetsvoorstel. Zij delen de zorg van de initiatiefnemers over de aanwezigheid en de situatie van uitgeprocedeerde vreemdelingen in Nederland. Deze leden kunnen zich echter niet aan de indruk ontworstelen dat het evenwicht ontbreekt tussen de verantwoordelijkheid van de uitgeprocedeerde vreemdelingen de verantwoordelijkheid van de overheid.

De leden van de SGP-fractie lezen dat uitgeprocedeerde vreemdelingen volgens de initiatiefnemers met goede opvang en begeleiding sneller terugkeren. Graag vernemen zij welke aanwijzingen en onderzoeken aan deze stelling ten grondslag liggen. Deze leden ontkennen niet dat met de beschreven initiatieven positieve effecten kunnen worden bereikt. Zij missen in de initiatiefnota echter overtuigende aanwijzingen dat dergelijke initiatieven – als alternatief voor het huidige beleid -beduidend effectiever zullen zijn. Zij vragen in hoeverre het logisch is dat meer prikkels voor vertrek ontstaan bij een uitgeprocedeerde vreemdeling die in Nederland met een uitgebreid pakket aan collectieve voorzieningen kan leven dan bij een vreemdeling die in een miserabelere positie verkeert.

2. Probleemschets

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemers dat er gehoor moet worden gegeven aan de uitspraak van het ECSR dat de Nederlandse overheid moet zorgen voor eten, kleding en onderdak voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Zij willen benadrukken dat deze uitspraken zijn gedaan op basis van internationaal recht en daarom moet deze uitspraken gerespecteerd worden. Nederland heeft zich gecommitteerd aan het Europees sociaal handvest van de Raad van Europa. Voornoemde leden zijn van mening dat het de internationale reputatie van Nederland niet ten goede zal komen als de uitspraak van het ECSR niet uitgevoerd zal worden.

Voornoemde leden delen voorts de mening dat er naar het bestuursakkoord uit 2007 moet worden gekeken. Volgens dit bestuursakkoord zouden gemeenten hun noodopvang moeten beëindigen en in ruil daarvoor zou de vertrekregeling van niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen worden bevorderd. Gemeenten zouden meer juridische middelen moeten krijgen teneinde opvang mogelijk te maken. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe zij deze wijziging willen vormgeven.

3. Initiatieven vanuit de samenleving

De leden van de SGP-fractie lezen dat de gemeente Utrecht er bewust voor heeft gekozen het harde Rijksbeleid te doorkruisen. Zij vragen waarom de initiatiefnemers hun kritiek eenzijdig op de rijksoverheid richten, terwijl de overheden gezamenlijk een bestuursakkoord hebben gesloten. Zij vragen wat de initiatiefnemers vinden van het feit dat een gemeente de afspraken doorkruist die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn ondertekend en die nog steeds als geldend worden aangemerkt.

4. Aanbevelingen overige organisaties

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de initiatiefnemers terecht wijzen op de opvangnota van het Kamerlid Spekman uit 2010. Hij presenteerde toen voorstellen teneinde te waarborgen dat er altijd onderdak voor kinderen is. Realiseren de initiatiefnemers zich dat als gevolg van een Europese uitspraak kinderen tegenwoordig recht op onderdak hebben, waarvoor ook de vele gezinslocaties zijn opgericht? Het Kamerlid Spekman was ook de initiatiefnemer van de regeling voor opvang voor zieke vreemdelingen, die door deze regering verder is verruimd. Hierdoor is voorts bewerkstelligd dat een deel van de kwetsbare groepen, kinderen en zieke vreemdelingen opvang kunnen krijgen. Kan worden aangegeven welke kwetsbare groepen nog geen recht op onderdak hebben en dus risico’s lopen zoals door de initiatiefnemers wordt beschreven?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de mening van de initiatiefnemers over de reactie van de regering op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Uit dit advies blijkt dat opvang en andere voorzieningen veel te snel worden afgewezen bij het ontbreken van een verblijfsvergunning en dat daarmee te streng wordt omgegaan. Ook wijst de ACVZ op de veel te korte vertrektermijnen, waardoor veel vreemdelingen niet de tijd krijgen hun terugkeer goed te regelen. De ACVZ is een permanent adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges en is ingesteld bij de Vreemdelingenwet 2000. Men zou dus kunnen verwachten dat de regering de adviezen van dit orgaan ter harte neemt. In hoeverre hebben de initiatiefnemers de indruk dat de regering serieus is omgegaan met de in de nota genoemde adviezen van de ACVZ?

De leden van de CDA-fractie merken op dat door de initiatiefnemers wordt verwezen naar het feit dat de ACVZ erop wijst dat de vertrektermijn van maximaal vier maanden veel te kort is voor uitgeprocedeerde vluchtelingen om terugkeer te regelen. Gesteld wordt ook dat uitgeprocedeerde vluchtelingen de kans nodig hebben om te beseffen dat ze echt terug moeten. Voornoemde leden vragen de initiatiefnemers of het treffen van praktische voorbereidingen voor terugkeer niet een ander punt betreft dan het accepteren van en het mentaal voorbereiden op de terugkeer. Zij vragen of het met betrekking tot dat laatste niet lastig zal zijn een termijn te bepalen, waardoor het eerste punt het uitgangspunt zou moeten vormen voor het bepalen van een termijn. Op die laatste gedachte voortbordurend vragen deze leden of de termijn van maximaal vier maanden dan nog niet te kort is om praktische regelingen te treffen voor vertrek. In dat verband vragen voornoemde leden ook het gegeven hierbij te betrekken dat 81% terugkeert van de groep vreemdelingen die korter dan drie maanden in vreemdelingendetentie heeft gezeten.

De leden van de SGP-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen bevestigen dat de geciteerde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep enkel van toepassing zolang de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen landelijke regeling heeft getroffen. Zij vragen waarom het in lijn met deze uitspraak niet voor de hand ligt de rijksoverheid aan te sporen een landelijke oplossing te treffen, in plaats van de inzet op het verruimen van de mogelijkheden die gemeenten nu noodgedwongen bieden.

5. Visie initiatiefnemers

De leden van de VVD-fractie merken op dat de initiatiefnemers voorstellen het «meewerk-criterium» te vervangen door een «niet-meewerk-criterium», zodat aan de hand van een checklist kan worden vastgesteld of iemand laakbaar zijn uitzetting tegenwerkt. Betekent dit dat er een mogelijkheid moet zijn het geboden onderdak stop te zetten als de vreemdeling niet werkt aan terugkeer? Voornoemde leden vragen voorts hoe de initiatiefnemers willen voorkomen dat opvang een eindstation wordt voor uitgeprocedeerde vreemdelingen en daarmee een groep vreemdelingen langdurig in Nederland dreigt te blijven terwijl er geen zicht is op rechtmatig verblijf. Hoe willen de initiatiefnemers uitgeprocedeerde vreemdelingen stimuleren om te werken aan terugkeer? Zij vragen de initiatiefnemers of zij vinden dat de opvang van illegalen een taak is van de gemeenten of een taak is van de rijksoverheid. Welke concrete aanwijzingen hebben de initiatiefnemers voor de stelling dat zieke illegalen niet weten waar ze terecht kunnen of dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd?

De aan het woord zijnde leden merken op dat Denemarken in reactie op vragen in het kader van een studie (The Organisation of Reception Facilities for Asylum Seekers in different Member States, EMN, 2014) van het Europees Migratie Nerwerk (EMN) naar de inrichting van de opvangfaciliteiten in verschillende Europese lidstaten, heeft gemeld dat het bieden van opvang aan asielzoekers waarvan de asielaanvraag is afgewezen de opvangcapaciteit in Denemarken onder druk zet omdat de uitstroom gering is. Eind 2013 bestonden de bewoners in opvanglocaties voor een derde uit asielzoekers waarvan de asielaanvraag was afgewezen. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij zo’n situatie als in Denemarken willen vermijden. Zo ja, hoe zij dat willen doen als iedere uitgeprocedeerde vreemdeling opvang krijgt?

De leden van de PvdA-fractie horen graag in zijn algemeenheid, nu de initiatiefnota naast opvang ook over terugkeer gaat, hoe de voorstellen van de initiatiefnemers zich verhouden tot terugkeer. Zijn die voorstellen bevorderlijk voor terugkeer of juist niet? Graag ontvangen deze leden een onderbouwing, ook nu er algemene kritiek is dat het oneindig opvangen van uitgeprocedeerde vreemdelingen ertoe kan leiden dat vreemdelingen niet meer gestimuleerd worden Nederland te verlaten. Deze leden willen ook graag weten, waarom de initiatiefnemers naast voorstellen voor extra opvang, geen voorstellen doen voor het bevorderen van terugkeer. Kunnen de initiatiefnemers daar alsnog voorstellen voor doen?

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers welke termijnen voor vertrek zij verbinden ten aanzien van het voorstel het meewerkcriterium om te draaien en de wijze waarop moet worden omgegaan met groepen als de vluchtelingen in Den Haag en Amsterdam. Zij vragen initiatiefnemers welke nadelen kleven aan het verbinden van een termijn of het stellen van een langere termijn dan nu het geval is. Deze leden vragen de initiatiefnemers aan wat voor soort diplomatieke oplossing gedacht moet worden a;s terugkeer niet mogelijk is omdat het land van herkomst geen onderdanen wil terugnemen.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de plannen van de initiatiefnemers zich verhouden tot de slechte resultaten die zijn geboekt door de gemeente Amsterdam in de zogenaamde Vluchthaven. Erkennen de initiatiefnemers dat met dit project reeds gebleken is dat het bieden van opvang aan illegalen zeker niet bijdraagt aan terugkeer? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt de initiatiefnota zich om illegalen te voorzien van bed, bad en brood tot de wettelijke vertrekplicht van uitgeprocedeerde vreemdelingen? Welke waarde wordt er überhaupt door de initiatiefnemers toegekend aan de wettelijke vertrekplicht van uitgeprocedeerde vreemdelingen? Realiseren de initiatiefnemers zich dat van overheidswege altijd opvang wordt geboden wanneer wordt meegewerkt aan terugkeer naar de landen van herkomst? Zo ja, erkennen zij dat met onderhavige initiatiefnota dus degenen worden geholpen die niet willen terugkeren? Is dit de reden dat de initiatiefnemers pleiten voor het criterium «niet-meewerken aan vertrek» in plaats van «meewerken aan vertrek»? Gaan de initiatiefnemers uit van een termijn waarbinnen vertrek moet zijn gerealiseerd, of kunnen illegalen, als het aan de initiatiefnemers ligt, tot in lengte van dagen worden opgevangen in Nederland?

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen, in lijn met het ACVZ advies, het »meewerkcriterium« te vervangen door een »niet-meewerkcriterium«. Hierdoor zal beter naar de intentie van een vreemdeling gekeken kunnen worden dan naar de papieren werkelijkheid. Ook de overmacht, ondanks goede bedoelingen, zou hierdoor beter te verifiëren zijn. Mensen die echt hun terugkeer frustreren zullen hierdoor hun recht op opvang verliezen. Deze leden vragen hoe deze checklist er uit zal komen te zien. Welke criteria zullen er meegenomen worden?

Voorts zijn voornoemde leden van mening dat ernstig zieke vreemdelingen meer opvang moeten krijgen. Dit past bij een humaan asielbeleid. Mensen die ernstig ziek zijn moeten niet vanwege hun asielstatus opvang worden geweigerd maar hoe dan ook worden geholpen. Als hun medische situatie weer verbeterd is kan hun opvangsituatie worden heroverwogen. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe zij dit in concreet beleid willen vastleggen.

Verder constateren de leden van de D66-fractie dat er in de initiatiefnota een aantal problemen wordt benoemd waar vervolgens geen concrete aanbevelingen over worden gedaan. Hoe willen de initiatiefnemers problemen rondom de buitenschuld-procedure of het inreisverbod aanpakken? De aan het woord zijnde leden zijn benieuwd naar de visie van de initiatiefnemers hierop en willen voorts benadrukken dat er kritisch gekeken moet blijven worden naar de terugkeermogelijkheden van vreemdelingen. Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid om aan hun vertrekplicht te voldoen. Wel achten deze leden het van groot belang dat er voldaan wordt aan de minimale voorwaarden voor een menswaardig bestaan.

De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de visie van de initiatiefnemers op de Koppelingswet. Zij constateren namelijk dat de Koppelingswet wordt genoemd in de context van de kritiek door de initiatiefnemers op het Nederlandse beleid. Deze leden constateren dat de initiatiefnemers wel de koppeling aanbrengen tussen opvang en meewerken, maar missen een uiteenzetting over de koppeling tussen rechtmatig verblijf en collectieve voorzieningen. Graag ontvangen zij een nadere toelichting. Het is deze leden na lezing van de initiatiefnota onvoldoende duidelijk wat de meerwaarde en het onderscheid is tussen het criterium meewerken en het criterium niet-meewerken. De initiatiefnemers beginnen met het uitoefenen van kritiek op de koppeling tussen opvang en terugkeer, om vervolgens de noodzaak ervan te onderkennen, terwijl het betoog eindigt in een pleidooi voor een niet-meewerkcriterium. Zij vragen verheldering aan de hand van het genoemde voorbeeld van Irakezen en Somaliërs in tentenkampen. Waarom is het uitgangspunt dat van uitgeprocedeerde vreemdelingen verwacht wordt dat zij meewerken en bereid zijn om te spreken over hun verblijfspositie en terugkeermogelijkheden inadequaat?

De leden van de SGP-fractie vragen ten slotte of de initiatiefnemers inzichtelijk willen maken waarom het door hen voorgestelde criterium bij invoering van de Vreemdelingenwet 2000 bewust is verlaten.

6. Financiën

De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers een schatting kunnen geven van de financiële gevolgen en van de omvang van de kosten van hun aanbevelingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het goed hebben gelezen dat de voorstellen uit de initiatiefnota in beginsel kostenneutraal zullen uitpakken. Graag ontvangen zij een precisering van de geschatte kosten en de geschatte opbrengsten. Ook ontvangen zij graag het volledige opvang- en onderdakmodel zoals de initiatiefnemers dat voorstaan.

7. Conclusies en aanbevelingen

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de initiatiefnemers aangeven dat er opvang moet komen en dat aan oproepen gehoor moet worden gegeven. Kan ook concreter worden aangegeven voor wie zij opvang willen, voor hoelang en onder welke voorwaarden? In welke mate betreffen het asielzoekers in procedure, uitgeprocedeerde asielzoekers, vreemdelingen met een reguliere aanvraag, illegale vreemdelingen, criminele vreemdelingen, etc? Moet er voor alle vreemdelingen altijd opvang zijn, ten tijde van de toelatingsaanvragen tot en met hoger beroep, ook als er geen toelatingsaanvraag loopt? Zo ja, achten de initiatiefnemers dit in overeenstemming met het bestaande vreemdelingenbeleid? Zo nee, wie zijn volgens de initiatiefnemers uitgezonderd van onderdak?

De aan het woord zijnde leden delen de mening dat gemeenten een zorgplicht hebben om mensen in nood op te vangen en dat het Rijk dit niet onmogelijk moet maken. Initiatiefnemers schrijven dat gemeenten ook buiten hun zorgplicht om opvang moeten bieden. Kunnen zij aangeven wat daarmee wordt bedoeld? Tevens vernemen deze leden graag hoe zij de opvangtaak van de gemeente zien ten opzichte van die van het Rijk, waar in de Vreemdelingenwet heel precies is geregeld wanneer vreemdelingen recht hebben op opvang en wanneer niet. Welke taken in het vreemdelingenbeleid zien de initiatiefnemers voor gemeenten weggelegd en hoe verhouden die zich tot het landelijk beleid?

Voornoemde leden begrijpen dat het meewerkcriterium als voorwaarde voor opvang soms te rigide uitpakt. Deze leden vinden eveneens dat uitgeprocedeerde vreemdelingen soms om allerlei redenen meer tijd nodig hebben onverkort voor terugkeer te kunnen kiezen, gelet op de omstandigheden waarin zij verkeren. Het gaat regelmatig ook om vreemdelingen die afkomstig zijn uit zeer onveilige landen, zoals Irak, Somalië of Afghanistan, waarbij er ook angst is om terug te keren. Kunnen de initiatiefnemers uitgebreid onderbouwen wat het verschil is tussen het bestaande meewerkcriterium en het voorgestelde niet-meewerkcriterium? Lezen de leden van de PvdA-fractie het goed dat onderdak wel afhankelijk moet blijven van een bepaalde mate van medewerking aan terugkeer? Geldt dit zowel voor de landelijke opvang als voor de gemeentelijke opvang?

Welke ernstig zieke vreemdelingen worden er nu niet opgevangen? Kunnen de initiatiefnemers hierbij het motie-Spekman c.s. (Kamerstuk 30 846, nr. 4) betrekken? Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen onderdak voor andere kwetsbare groepen, zoals zwangere vrouwen en ouderen?

De leden van de SP-fractie zijn het van harte eens met de conclusies en aanbevelingen die in de initiatiefnota worden gepresenteerd. Werken aan terugkeer doe je niet vanaf de straat. Niemand in Nederland is erbij gebaat dat mensen in de illegaliteit verdwijnen, met alle gevolgen van dien. Deze leden zijn dan ook zeer benieuwd naar de reacties van de andere fracties en naar de reactie van de zijde van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Naar boven