Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur-
en Waterstaat over de compensatieregeling vuurwerkbranche (ingezonden 16 december
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de «compensatieregeling» voor ondernemers uit de vuurwerkbranche
die gedwongen moeten stoppen in verband met het verbod op consumentenvuurwerk?
Vraag 2
Hoe verhoudt het ontbreken van een goede compensatie zich tot uw eerdere publieke
uitspraken waarin u stelde te «streven naar een nette en eerlijke compensatie»?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het risico dat honderden ondernemers failliet dreigen te gaan, omdat
zij worden geconfronteerd met het verbod, maar noch kunnen overstappen op andere bedrijfsmodellen,
noch hun investeringen kunnen terugverdienen?
Vraag 4
Wordt de schade voor vuurwerkondernemers die hebben geïnvesteerd in inpandige bunkers,
externe opslaglocaties en zware veiligheidsvoorzieningen, gecompenseerd, aangezien
deze investeringen door het verbod waardeloos worden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Hoe wordt in de compensatieregeling omgegaan met ondernemers die nog voor meerdere
jaren vastzitten aan langdurige huurcontracten, terwijl zij geen inkomsten meer kunnen
genereren uit de verkoop van vuurwerk?
Vraag 6
Bent u bereid om in de compensatieregeling een aparte component op te nemen voor transitievergoedingen
die moeten worden betaald aan personeel dat vanwege het verbod moet worden ontslagen?
Vraag 7
Bent u van mening dat het eerlijk is om het verdienmodel van ondernemers af te nemen
en om hen vervolgens te compenseren met slechts een percentage van de jaaromzet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat wetgeving die ondernemers dwingt hun (kern)activiteit te beëindigen
zonder adequate compensatie, op gespannen voet staat met de rechtsstaat, het eigendomsrecht
en de beginselen van behoorlijk bestuur?
Vraag 9
Bent u bekend met het amendement van het lid Michon-Derkzen (Kamerstuk 35 386, nr. 16) dat voorschrijft dat het ontwerp-koninklijk besluit tot inwerkingtreding van de
wet via een zware voorhangprocedure aan de Staten-Generaal moet worden voorgelegd?
Vraag 10
Deelt u de opvatting dat het amendement duidelijk stelt dat voor inwerkingtreding
van de wet een «eerlijke en nette compensatieregeling» moet zijn vastgesteld in afstemming
met de vuurwerkbranche? Zo ja, kunt u toelichten welke criteria u hanteert om te beoordelen
of aan deze voorwaarde is voldaan?
Vraag 11
Erkent u dat het ontbreken van een volledige compensatieregeling betekent dat de wet,
conform de voorwaarden van het amendement, niet in werking kan treden? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 12
Wanneer kunnen de Kamer en de branche een volledig uitgewerkte compensatieregeling
verwachten die voldoet aan de voorwaarden van het amendement, inclusief een sluitende
financiële dekking?
Vraag 13
Kunt u uiterlijk op 1 februari 2026 bevestigen dat er voldoende budget beschikbaar
is voor de compensatieregeling? Zo nee, bent u dan bereid tot uitstel van de invoering
van de wet, totdat er voldaan is aan een eerlijke en nette compensatieregeling?