Vragen van het lid Van Duijvenvoorde (FVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
over het structureel voorrang verlenen aan militaire transporten op het spoor ten
koste van regulier reizigers- en goederenvervoer (ingezonden 15 december 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Leger krijgt in 2026 voorrang: «Treinen rijden de komende twee uur niet, want er
is een militair transport»?1
Vraag 2
Bent u bekend met de Kamerbrief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
van 13 oktober 2025 over weerbaarheid en militaire mobiliteit per spoor (Kamerstuk
30 821, nr. 321)?
Vraag 3
Klopt het dat het kabinet voornemens is om militaire transporten op het spoor vanaf
eind 2026 structureel voorrang te geven boven het reguliere personen- en goederenvervoer,
ook indien dit leidt tot het urenlang stilleggen van treinverbindingen voor reizigers?
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat deze prioritering geen tijdelijke noodmaatregel betreft, maar
een structurele beleidswijziging die wordt verankerd via een wijziging van het Besluit
Capaciteitsverdeling, zoals aangekondigd in de voornoemde Kamerbrief?
Vraag 5
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de wettelijke zorgplicht van de overheid om te
voorzien in betrouwbare, toegankelijke en voorspelbare mobiliteit voor burgers, studenten
en forenzen?
Vraag 6
Acht u het aanvaardbaar dat reizigers zonder reëel alternatief geconfronteerd kunnen
worden met de mededeling dat «treinen de komende twee uur niet rijden» vanwege een
militair transport?
Vraag 7
Op basis van welke concrete dreigingsanalyse acht het kabinet deze maatregel noodzakelijk
en kan deze analyse openbaar met de Kamer worden gedeeld?
Vraag 8
Klopt het dat deze beleidswijziging mede voortvloeit uit NAVO-verplichtingen, waaronder
Host Nation Support, en uit internationale afspraken over militaire corridors richting
Oost-Europa, zoals de North Sea-Baltic Corridor?
Vraag 9
In hoeverre betekent het streven naar een zogenoemd «militair Schengen» dat nationale
besluitvorming over het gebruik van vitale civiele infrastructuur, zoals het spoor,
wordt verschoven naar het internationale niveau?
Vraag 10
In hoeverre wordt het Nederlandse civiele spoor hiermee feitelijk ingezet als logistieke
schakel in internationale militaire operaties, waaronder vervoer van materieel richting
Oekraïne, zoals ook in de Kamerbrief wordt benoemd?
Vraag 11
Acht u het wenselijk dat vitale civiele infrastructuur structureel ondergeschikt wordt
gemaakt aan internationale militaire agenda’s?
Vraag 12
Waarom wordt er niet primair ingezet op alternatieven die de maatschappelijke hinder
beperken, in plaats van het stilleggen van regulier reizigersvervoer?
Vraag 13
Klopt het dat een voorganger van de huidige Staatssecretaris eerder nog stelde dat
voorrang voor militaire transporten «op gespannen voet» staat met andere maatschappelijke
belangen en kunt u delen wat er inhoudelijk is veranderd waardoor deze bezwaren nu
worden losgelaten?
Vraag 14
Wie bepaalt in de praktijk of een militair transport als «urgent» wordt aangemerkt,
welke objectieve criteria worden daarbij gehanteerd en welke democratische controle
bestaat hierop?
Vraag 15
Hoe wordt voorkomen dat het begrip «urgent» in de praktijk steeds ruimer wordt geïnterpreteerd,
waardoor structurele prioritering van militair vervoer de norm wordt in plaats van
de uitzondering?
Vraag 16
Kan worden uitgesloten dat de kosten en gevolgen van deze prioritering – waaronder
verstoringen, infrastructurele aanpassingen en capaciteitsverlies – uiteindelijk worden
afgewenteld op reizigers via hogere tarieven of een verslechterde dienstverlening?
Vraag 17
Acht u het wenselijk dat Ministers via uitvoeringsbesluiten, zonder voorafgaande instemming
van de Kamer, kunnen besluiten tot maatregelen met zulke ingrijpende gevolgen voor
het dagelijks leven van burgers?