Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het niet naar tevredenheid beantwoorden van een vraag over de Catshuissessie
met moslimjongeren (ingezonden 21 november 2025).
Vraag 1
Hoeveel berichten heeft u precies ontvangen toen u stelde dat uw inbox na de Catshuissessie
«volstroomde» met reacties? Om welke inbox gaat het?
Vraag 2
Kunt u specificeren binnen welke datum en tijdspanne deze vermeende stroom aan berichten
binnenkwam?
Vraag 3
Op basis van welke objectieve criteria kwam u tot de conclusie dat uw inbox «volstroomde»?
Kunt u de onderbouwing van deze kwalificatie inzichtelijk maken?
Vraag 4
Hoe rijmt u uw publieke bewering van een «stroom aan berichten» met uw weigering om
deze correspondentie – zelfs volledig geanonimiseerd – met de Kamer te delen? Kunt
u deze tegenstrijdigheid toelichten?
Vraag 5
Bent u bereid te bevestigen dat uw uitspraak over het «volstromen» van uw inbox gebaseerd
is op feitelijk verifieerbare correspondentie? Zo ja, waarom weigert u dan de mogelijkheid
tot verificatie?
Vraag 6
Kunt u uitsluiten dat uw uitspraak over een «stroom aan berichten» een overdrijving
is geweest of een verkeerde indruk heeft gewekt over de werkelijke hoeveelheid reacties?
Zo ja, waarop baseert u dat uitgesloten kan worden?
Vraag 7
Waarom heeft u niet gekozen voor een geanonimiseerde opsomming van de ontvangen berichten
bijvoorbeeld het aantal reacties, de globale aard van de inhoud, de verhouding tussen
positieve en negatieve signalen zodat de Kamer kan toetsen of uw uitspraak feitelijk
juist was?
Vraag 8
Vindt u het verantwoord om in een parlementair debat een beroep te doen op de hoeveelheid
ontvangen reacties, terwijl u vervolgens geen enkele vorm van onderbouwing of verificatie
verstrekt aan de Kamer?
Vraag 9
Erkent u dat uw weigering om enige onderbouwing te geven bij uw claim van een «stroom
aan berichten» de indruk kan wekken dat deze stroom niet (in die omvang) heeft plaatsgevonden?
Waarom wel of niet?
Vraag 10
Waarom duurde het 69 dagen voordat u met een antwoord kwam dat geen aantallen noemt,
geen categorisering bevat en geen enkele onderbouwing geeft van uw publieke uitspraak?
Vraag 11
Kunt u toelichten op basis van welke concrete uitzonderingsgrond uit de Wet open overheid
(Woo) u heeft besloten om geen enkel onderdeel van de door u genoemde berichten te
verstrekken, ook niet in geanonimiseerde of samengevatte vorm, terwijl de Woo nadrukkelijk
mogelijkheden biedt voor gedeeltelijke openbaarmaking en anonimisering? Welke Woo-grond
past u precies toe, en waarom?
Vraag 12
Kunt u aan de Kamer geanonimiseerd doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief
de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie
in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt
in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn
gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met «buikpijn»
uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren
ervoeren als faciliterend aan moslimhaat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Ziet u in dat uw weigering om de door u zelf aangehaalde correspondentie met de Kamer
te delen de situatie creëert waarin Kamerleden zich genoodzaakt kunnen voelen om via
de Woo toegang tot informatie te vragen, en acht u dat wenselijk in het licht van
de verhouding tussen parlement en kabinet?
Vraag 14
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden en binnen de gestelde termijn
beantwoorden?