Vragen van de leden Bikker en Grinwis (beiden ChristenUnie) aan de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening over het bericht ««Den Haag laat kinderen op straat slapen», woede over beperken
opvang van dakloze gezinnen» (ingezonden 31 januari 2025).
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het bericht ««Den Haag laat kinderen op straat slapen», woede
over beperken opvang van dakloze gezinnen»1?
Vraag 2
Hebt u contact met het college van Den Haag over de koerswijziging om niet-rechthebbende
gezinnen in principe niet toe te laten tot de opvang? Zo nee, gaat u dat alsnog doen
om te bespreken hoe kan worden voorkomen dat kinderen op straat belanden? Zo ja, wat
was de strekking van het gesprek?
Vraag 3
Wat zijn de oorzaken van de stijging van het aantal gezinnen in de opvang en de stijging
van de kosten, die onevenredig zijn gestegen? Komen al deze gezinnen uit Den Haag
of ziet u ook ontwikkelingen dat gezinnen van elders komen en kunt u deze verklaren?
Vraag 4
In welke mate zijn de kosten voor de opvang van dak- en thuislozen in het algemeen
en dakloze gezinnen de afgelopen jaren gestegen in Den Haag en wat is de prognose
qua kostenontwikkeling de komende tijd? Wijkt Den Haag in de kostenontwikkeling af
van andere (centrum)gemeenten? Als dat het geval is, hoe komt dat?
Vraag 5
Waar moeten gezinnen heen als zij niet in de gezinsopvang en niet in een hotel of
vakantielocatie worden opgevangen? Deelt u de mening dat de gemeente de verantwoordelijkheid
houdt om hen een dak boven het hoofd te geven? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Deelt u de overtuiging dat de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om
besluiten te nemen die de belangen van het kind ten goede komen, onder andere op basis
van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), het Europees Sociaal
Handvest en art. 22 lid 2 Grondwet? Hoe geeft u daar in het kader van gezinnen in
de opvang invulling aan?
Vraag 7
Hoe is een besluit om niet-rechthebbende minderjarigen met hun ouder(s) niet op te
vangen te rijmen met de landelijke ambitie dat er niemand meer onvrijwillig op straat
slaapt in 2030? Hoe rijmt u dit bovendien met de aangenomen motie Ceder-Krul (29 325, nr. 178) om maatregelen in het Nationaal Actieplan Dakloosheid die specifiek gericht zijn
op minderjarigen voorrang te geven?
Vraag 8
Deelt u de mening dat het in het geval van de meest kwetsbaren, dakloze kinderen,
geen pas geeft hen vanwege budgetproblemen op straat te zetten? Zo ja, waar blijkt
dat uit?
Vraag 9
Bent u bekend met het feit dat verschillende gemeenten op basis van regiobinding bepalen
of iemand Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gerechtigd is? Hoe verhoudt zich
dat tot het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang van de Vereniging
van de Nederlandse Gemeenten (VNG)? Is er wat u betreft een basis om iemand op basis
van regiobinding uit te sluiten van de Wmo?
Vraag 10
De opvang van dakloze gezinnen vindt veelal plaats in de centrumgemeenten maatschappelijke
opvang; welke instrumenten heeft u om de opvang van dakloze gezinnen ook in regiogemeenten
te stimuleren?
Vraag 11
Kunt u aangeven of de situatie van (re)migrerende gezinnen die een beroep doen op
de opvang specifiek in Den Haag speelt, of ook in andere plaatsen voorkomt?
Vraag 12
Welke beleidsmatige en financiële consequenties zouden verbonden moeten worden als
Den Haag een uitzondering is ten opzichte van andere (centrum)gemeenten?
Vraag 13
Welke verantwoordelijkheid bent u bereid te nemen om het vraagstuk van niet-rechthebbende
dakloze gezinnen met de bestuurders van de vier grote steden (G4) te bespreken en
wanneer verwacht u een gezamenlijke oplossing te vinden?
Vraag 14
Welke inzet pleegt u samen met gemeenten om structurele opvangplekken voor gezinnen
te realiseren?
Vraag 15
Welke inzet pleegt u samen met gemeenten om de doorstroming vanuit de opvang naar
reguliere woonruimte te verbeteren?