Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
over de lozing van chemicaliën op de Waddenzee door Friesland Campina (ingezonden
5 december 2024).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de lozing van chemicaliën, waaronder het industriële schoonmaakmiddel
Divosan Delladet, door FrieslandCampina in de Waddenzee?
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat FrieslandCampina jaarlijks 938 kilo van een middel loost
dat volgens het veiligheidsinformatieblad «zeer giftig voor in het water levende organismen,
met langdurige gevolgen» is?
Vraag 3
Is er inzicht in de precieze samenstelling en concentraties van de chemicaliën die
worden geloosd door FrieslandCampina? Indien niet, bent u bereid om onderzoek te initiëren
om volledige transparantie te verkrijgen?
Vraag 4
Klopt het dat FrieslandCampina ook lozingen doet van stoffen waarvan niet bekend is
wat de langetermijnimpact op het milieu is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit vanuit het
voorzorgsprincipe en de verplichtingen die Nederland heeft in het kader van bescherming
van de Waddenzee?
Vraag 5
Wat is uw reactie op de conclusie van Milieubureau Tauw dat er «mogelijk negatieve
effecten» op het ontvangende water te verwachten zijn en dat de lozing «bezwaarlijk»
is?
Vraag 6
In hoeverre is het toegestaan om dergelijke stoffen in de Waddenzee te lozen?
Vraag 7
Hoe verhouden deze lozingen zich tot nationale en internationale regelgeving, zoals
de Europese Kaderrichtlijn Water, de Natuurherstelverordening en de Vogel- en Habitatrichtlijn
(graag een onderbouwing met de vermelding van relevante wet- en regelgeving en artikelen)?
Vraag 8
Welke concrete stappen onderneemt u om lozingen van potentieel schadelijke stoffen
in Natura2000-gebieden zoals de Waddenzee te beperken of te voorkomen, op welke termijn
en wat zijn de meetbare resultaten van al gedane inspanningen?
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de huidige situatie waarbij de vergunningverlener, de provincie Groningen,
niet weet sinds wanneer de lozing van deze stoffen plaatsvindt? Wat gaat u doen om
daar verandering in te brengen?
Vraag 10
Wat vindt u van de aanpak waarbij in de ontwerpvergunning wordt voorgeschreven dat
het bedrijf moet onderzoeken of het gebruik van de middelen verminderd kan worden,
zonder concrete gehaltes te specificeren?
Vraag 11
Deelt u de mening van milieuorganisaties dat de gezondheid van de Waddenzee als uitgangspunt
moet worden genomen bij het verlenen van vergunningen?
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de dagelijkse lozing van zeven miljoen liter afvalwater dat nog steeds
zuivelresten en meststoffen bevat, in een UNESCO Werelderfgoed-gebied?
Vraag 13
Bent u bereid maatregelen te treffen tegen FrieslandCampina of andere bedrijven die
de Waddenzee vervuilen, bijvoorbeeld door de herziening en aanscherping van vergunningen?
Zo ja, op welke termijn en voor welke bedrijven en lozingen specifiek?
Vraag 14
Hoe beoordeelt u (wetenschappelijk onderbouwd) de situatie waarin lozingen van warm
water plaatsvinden op het droogvallende wad, wat mogelijk verstorende effecten kan
hebben?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij het geloosde afvalwater in strijd is met de regels
omdat het menggebied de bodem raakt?
Vraag 16
Welke concrete stappen onderneemt u om te garanderen dat de definitieve vergunning
volledig in lijn is met de nationale en Europese milieu- en natuurbeschermingseisen
voor de Waddenzee, hoe ziet u uw verantwoordelijkheid in dit proces en op welke wijze
heeft u hier contact over met de provincie Groningen?
Vraag 17
Kunt u alle vragen één voor één beantwoorden?