Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening en van Financiën over de evaluatie van de ATAD-richtlijn per
31 juli 2024 (ingezonden 4 november 2024).
Vraag 1
Hoe kijkt u aan tegen de stelling dat de implementatie van de Anti-Tax Avoidance Directive
(hierna: ATAD) in artikel 15b Wet Vpb niet zo zeer belastingplichtigen met een ongezonde
solvabiliteit raakt, maar juist belastingplichtigen met een lage rentabiliteit?
Vraag 2
Deelt u de mening dat door deze systematiek vooral maatschappelijke organisaties geraakt
worden die niet op het behalen van rendementen gericht zijn?
Vraag 3
Kunt u aangeven waarom het gewenst is om geen onderscheid te maken tussen verschillende
groepen belastingplichtigen terwijl het voor maatschappelijke organisaties evident
voor een verzwaring zorgt?
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom in uw ogen een verlichting niet mogelijk is terwijl een verzwaring
wel mogelijk is?
Vraag 5
Wat is uw mening over de uitzondering die gemaakt is voor zogenoemde projecten van
Publiek Private Samenwerking (hierna: PPS)?
Vraag 6
Kunt u aan de hand van een tijdpad aangeven waarom de uitzondering voor PPS-constructies
pas zo laat in de wet terecht is gekomen en waarom er toen gekozen is voor het uitzonderen
van leningen die zien op PPS-constructies welke zijn afgesloten vóór 25 oktober 2018?
Vraag 7
Kunt u aangeven waarom de argumenten voor de uitzondering van ATAD-regels op PPS-projecten
niet gebruikt konden worden voor de bestaande leningen gezien deze belastingplichtige
ook geen rekening heeft kunnen houden met de renteaftrekbeperking?
Vraag 8
Kunt u aangeven wat in de periode 2019–2022 de (verwachte) niet aftrekbare rente van
alle belastingplichtigen gezamenlijk betrof?
Vraag 9
Kunt u aangeven wat in diezelfde periode de totale last van de vennootschapsbelasting
(hierna: vpb) van alle belastingplichtigen was?
Vraag 10
Kunt u aangeven hoe de renteaftrekbeperking voor de verschillende sectoren uitpakte
en tot welke vpb-last dit leidde?
Vraag 11
Corporaties dragen voor ca 3% bij aan de opbrengsten van de vpb. Naar verwachting
is de bijdrage in de ATAD-last in verhouding veel groter (onderzoek van het Ministerie
van Financiën wijst op ongeveer 12%). Kunt u bevestigen dat woningcorporaties, die
voor de uitvoering van hun wettelijke taak per definitie gefinancierd worden door
vreemd vermogen, hiermee disproportioneel geraakt worden en uw antwoord verklaren?
Vraag 12
Hoe doelmatig vindt u deze nationale kop op Europese regelgeving?
Vraag 13
Kunt u in uw reactie ingaan op het feit dat 12% van de ATAD gedragen wordt door een
sector die geen eigen vermogen kan aantrekken en aan wie het beleidsdoel om vreemd
en eigen vermogen met elkaar in balans te brengen dus volledig verloren gaat?
Vraag 14
Welke EU-landen hebben op dit moment via de vrijstelling voor infrastructuurprojecten
de sociale huursector vrijgesteld van de effecten van de earnings stripping maatregel?
Vraag 15
Schat u in dat de Europese Commissie er bezwaar tegen zou hebben als Nederland via
de vrijstelling voor infrastructuurprojecten de sociale huursector zou vrijstellen
van de effecten van de earnings stripping maatregel?
Vraag 16
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat meer beleidsvrijheid voor lidstaten
om gericht sectoren uit te zonderen wordt meegenomen in het uitgebreide verslag van
de Europese Commissie?
Vraag 17
Bent u bereid om in de huidige richtlijn te kijken naar mogelijke oplossingen of zo
nodig zich in Europees verband in te spannen voor een aanpassing van de richtlijn;
zodat de primaire werkzaamheden -het verhuren van sociale huurwoningen- van corporaties
uitgezonderd kunnen worden?
Vraag 18
Wat vindt u ervan dat met de methode «indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties»
(IBW) gesteld kan worden dat bij een gemiddelde ATAD-last die oploopt naar 530 miljoen
(bron: Aedes VPB onderzoek 2023) op termijn de bouw van zeker 70.000 woningen niet
tot stand kan komen?
Vraag 19
Kunt u aangeven hoeveel meer onrendabel de bouw van een sociale huurwoning wordt voor
corporaties als zij de rente niet meer kunnen aftrekken?
Vraag 20
Kunt u bovenstaande vragen één voor één, onderbouwd en binnen drie weken beantwoorden?