Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over het artikel «Kinderrechten en de toetsende taak van de Raad
voor de Kinderbescherming» (ingezonden 30 oktober 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Kinderrechten en de toetsende taak van de Raad
voor de Kinderbescherming» in het Nederlands Juristenblad van 1 november 2024?
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom het acceptabel is dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK),
als onderdeel van de uitvoerende macht van de overheid, toetst of een ander onderdeel
van de uitvoerende macht terecht kinderbeschermingsmaatregelen al dan niet wil verlengen?
Hoort die taak niet te worden opgedragen aan een onafhankelijke en onpartijdige kinderrechter?
Vraag 3
Deelt u de conclusie van de schrijver, mr. B.R. Tromp, namelijk dat op basis van artikel 6
van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de rechtspraak van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de toetsende taak moet zijn belegd bij
de (kinder)rechter in plaats van de RvdK, zodat het nemen, verlengen of beëindigen
van een ondertoezichtstelling valt binnen de reikwijdte van het recht op een eerlijk
proces?
Vraag 4
In de publieke zaak Savanna, zoals beschreven in een van de voetnoten van het artikel,
heeft de RvdK binnen de toetsende taak geen eigen onderzoek gedaan, met verregaande
gevolgen, kunt u toelichten of de RvdK eigen onderzoek heeft gedaan in het toetsingsproces
naar de zaak over het meisje uit Vlaardingen?
Vraag 5
Als het antwoord op vraag 4 ja is, heeft de RvdK, gelet op de lessen die getrokken
konden worden uit de zaak Savanna, eigen onderzoek gedaan en met het Vlaardinger meisje
dat veel ouder is dan Savanna, zelf gesproken voordat zij een toetsingsadvies heeft
gegeven?
Vraag 6
Vindt u dat de RvdK (ook) in die zaak zelf met het kind had moeten spreken (indien
dat niet is gebeurd) voordat een toetsingsbesluit werd genomen?
Vraag 7
Ziet u, gelet op de in het artikel gegeven verwijzingen naar het EVRM en de in het
artikel aangehaalde rapporten en de zaken en het Vlaardinger meisje, de tekortkomingen
in de toetsing die op zich al reden zouden moeten geven om de toetsende taak weg te
halen bij de RvdK en op te dragen aan de onafhankelijke kinderrechter?
Vraag 8
Deelt u de zienswijze over dat kinderen door de RvdK voor een toetsingsbeslissing
niet worden gehoord of gesproken in strijd is met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag?
Vraag 9
Aangenomen dat u de voorgaande zienswijze deelt, op welke wijze bevordert u dan dat
de RvdK zijn verdragsrechtelijke plicht alsnog nakomt en kinderen gaat horen voordat
zij een beslissing neemt?
Vraag 10
Deelt u in dit verband ook de zienswijze van de schrijver van het artikel dat de belangen
van ouders en kinderen bij het al dan niet verlengen van een beschermingsmaatregel,
niet met elkaar mogen worden vereenzelvigd en dat een toetsing door een kinderrechter
bovendien niet afhankelijk worden gemaakt van het initiatief van ouders?
Vraag 11
Deelt u de zienswijze van de schrijver van het artikel dat vanuit het perspectief
van de rechten van het kind de overheid moet borgen dat de toetsing over het al dan
niet beëindigen of verlengen van kinderbeschermingsmaatregelen altijd door de kinderrechter
plaatsvindt?
Vraag 12
Als u de laatste zienswijze deelt, welke gevolgen verbindt u daaraan? Als u de zienswijze
niet deelt, wilt u dan uitleggen op welke gronden voorbij kan worden gegaan aan de
rechtspraak van het Europees Hof waar de schrijver van het artikel in zijn noten naar
verwijst?