Vragen van het lid Heite (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «6–0 voor toeslagenouders, maar Staat blijft doorprocederen» en een civiele dan wel bestuurlijke uniforme massaschadeactie om tot een versnelling te komen van het herstelprobleem (ingezonden 24 oktober 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «6–0 voor toeslagenouders, maar Staat blijft doorprocederen»?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op het beeld dat wordt geschetst in het artikel dat het doorprocederen van de Staat tegen beter weten in is?

Vraag 3

Wat is de kern van de zes discriminatieklachten die gegrond zijn verklaard door het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College)?

Vraag 4

Deelt u de mening dat na zes oordelen van discriminatie er geen reden meer is om per geval verweer te voeren tegen deze klachten? Zo nee, hoe rechtvaardigt u dat het kabinet doorgaat met verweer, terwijl gedupeerden al zwaar zijn belast?

Vraag 5

Waarom is de Staat voornemens door te blijven procederen, ondanks dat in de zes al beoordeelde gevallen er sprake is van discriminatie door de Belastingdienst? Deelt u de mening dat het doorprocederen tegen toeslagenouders, ondanks de reeds bestaande oordelen van het College, het vertrouwen in de overheid verder schaadt?

Vraag 6

Nu zes gevallen van discriminatie zijn bevestigd door het College, waarom wordt er nog steeds een individueel oordeel afgewacht in andere zaken? Bent u bereid om de discriminatie in toekomstige zaken direct te erkennen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Advocaten bepleiten dat schadevergoedingen sneller toegekend moeten worden omdat de discriminatie duidelijk is. Neemt het kabinet specifieke stappen om dit proces te versnellen?

Vraag 8

Volgens het kabinet heeft het College de definitie van indirecte discriminatie «opgerekt». Op basis waarvan maakt het kabinet deze analyse en hoe wordt dit juridisch onderbouwd?

Vraag 9

Volgens het kabinet zou de opgerekte definitie niet meer zijn gebruikt bij het zesde oordeel. Hoe verschilt de definitie van de eerste vijf oordelen van de definitie van het zesde oordeel? Hoe verklaart het kabinet dat óók in het zesde oordeel is geoordeeld dat er sprake was van discriminatie door de Belastingdienst?»?

Vraag 10

Kunt u toelichten welke gevolgen u voorziet van een veranderende definitie van indirecte discriminatie in toekomstige zaken waarover het College zal beslissen?

Vraag 11

Bent u op de hoogte van het artikel «De afwikkeling bij de toeslagenaffaire kan veel sneller als die aan de rechter wordt overgedragen»?

Vraag 12

Deelt u de mening uit dit artikel? Kan op deze manier een substantiële versnelling worden aangebracht in het herstelproces, dat is vastgelopen en moet worden gereset?

Vraag 13

Klopt het dat de rechter een aantal categorieën kan aanbrengen van gelijksoortige zaken en dan in deze zaken een gelijksoortige compensatie kan toekennen, zonder dat iedere zaak individueel moet worden bezien?

Vraag 14

Deelt u de mening dat via de Wet Wamca de rechter bindende uitspraak kan doen, wat niet alleen tijdwinst zou opleveren, maar ook bij de gedupeerde ouders een gevoel van rechtvaardigheid kan geven, omdat niet de overheid, maar de rechter hierover beslist?

Vraag 15

Moet u niet, gezien de situatie over de gehele keten, een crisisorganisatie overwegen?

Vraag 16

Is een oplossing denkbaar zoals in de Verenigde Staten met een collectieve actie, met daarbij een opt-out, en daarnaast nog verschillende opties op basis van de aangeleverde bewijzen?

Vraag 17

Klopt het dat dit de ouders weer regie geeft, met name in de afweging tussen zorgvuldigheid en snelheid?

Vraag 18

Klopt het dat het met name bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) ontbreekt aan de nodige snelheid, zowel in het zelf opzetten van een efficiëntere organisatiestructuur als in het afhandelen van de verzoeken om de werkelijke aanvullende schade te vergoeden?

Vraag 19

Klopt het dat de CWS tot nu toe in vier jaar 540 zaken heeft afgehandeld? Terwijl de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH) toe zou kunnen werken naar 350 zaken per week?

Vraag 20

Wanneer verwacht u de 350 zaken per week te bereiken?

Vraag 21

Kunt u toelichten waarom de CWS niet in de buurt komt van het door de SGH gestelde doel?

Vraag 22

Deelt u de conclusie dat de afhandeling van aanvullende schade door de CWS, met 540 ouders in vier jaar tijd, ook niet loopt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Vraag 23

Zijn er alternatieven denkbaar volgens u als de huidige aanvullende schaderoutes vast blijven lopen?

Vraag 24

In hoeverre herkent u zich in het beeld dat de samenwerking met de SGH in een impasse zit sinds de samenwerkingsovereenkomst van voor de zomer?

Vraag 25

Kunt u voor het commissiedebat op 6 november 2024 met de SGH bespreken of u beiden nog vertrouwen hebt in een goed verloop van de huidige samenwerkingsovereenkomst?

Vraag 26

Kunt u aangeven waarom er voor bijzondere, schrijnende en traumatische gebeurtenissen een maximum bedrag van 2.500 euro is afgesproken?

Vraag 27

Herinnert u zich de motie-Van Vroonhoven van april 2024 over een uniforme schadeafhandeling binnen het bestuursrecht? Hoe staat het met de uitvoering hiervan? Bent u hier al mee bezig?

Vraag 28

Deelt u de mening dat een uniforme, bestuursrechtelijke herstelregeling met de bijbehorende waarborgen een snelle en zorgvuldige hersteloperatie mogelijk kan maken?

Vraag 29

Deelt u de mening dat voor de schadeberekeningen de oorspronkelijke beschikkingen (met name de hogere terugbetalingen) uit de periode 2010–2020 als leidraad genomen kunnen worden?

Vraag 30

Kunt u deze Kamervragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van twee weken, in ieder geval ruim voor het commissiedebat van 6 november 2024?

Naar boven