Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de boodschappenproblematiek die niet wordt opgelost met de Participatiewet in balans (ingezonden 16 september 2024).

Vraag 1

Klopt het dat er in het wetsvoorstel Participatiewet in balans (Kamerstuk 36 582) in artikel 31 op het onderdeel giften in natura, een wijziging is aangebracht in de memorie van toelichting ten opzichte van de versie die ter consultatie was voorgelegd? Bent u in gesprek geweest met de gemeenten die u geconsulteerd heeft over deze wijziging?

Vraag 2

Waarom is deze wijziging bij het aanbieden van de stukken niet expliciet genoemd?

Vraag 3

Waarom is deze wijziging aangebracht en hoe draagt deze wijziging bij aan het vergroten van bestaanszekerheid?

Vraag 4

Deelt u de conclusie dat er met het voorliggende wetsartikel niets verandert aan de wijze waarop giften in natura (waaronder boodschappen) gekort moeten worden op de bijstandsuitkering? Waarom heeft u deze keuze gemaakt?

Vraag 5

Hoe reflecteert u erop dat met het voorliggende artikel een inwoner wel structureel tot € 1.200 contant geld mag ontvangen om er vervolgens boodschappen van te kopen, terwijl er een korting op de uitkering moet plaatsvinden als iemand gedurende het jaar € 1.200 in natura aan boodschappen ontvangt? Vindt u dit rechtvaardig?

Vraag 6

Bent u van mening dat het voor inwoners in de bijstand nog steeds heel moeilijk blijft om te begrijpen wat de regels zijn, dat deze willekeur aan inwoners niet is uit te leggen en dat daardoor het risico op het maken van onbedoelde fouten heel groot blijft, waardoor inwoners onnodig in de problemen komen door boetes en terugvorderingen?

Vraag 7

Deelt u de conclusie dat de inlichtingenplicht van artikel 17 Participatiewet blijft gelden indien een inwoner gedurende het jaar boodschappen in natura ontvangt, ook als deze boodschappen een waarde van minder dan € 1.200,– vertegenwoordigen? Zo ja, wanneer dient iemand bij het college te melden dat er boodschappen ontvangen worden en wanneer kan een inwoner dit nalaten? Wat gebeurt er als iemand dit niet meldt?

Vraag 8

Bent u ervan overtuigd dat de tekst in de memorie van toelichting voldoende duidelijkheid biedt voor de gemeenten als uitvoerende partij? Heeft u dit bij gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) getoetst?

Vraag 9

Herkent u zich in de maatschappelijke en politieke ophef die zich de afgelopen jaren voordeed bij de zogenoemde boodschappenaffaire bij de casus van de gemeente Wijdemeren? Hoe ziet u de voorliggende wettekst als een antwoord op deze maatschappelijke en politieke ophef?

Naar boven