Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over
de brief «Stand van zaken openstelling SDE++ 2024 en resultaten SDE++ 2023» (ingezonden
2 juli 2024).
Vraag 1
Waarom wordt in de Kamerbrief over de stand van zaken openstelling SDE++ 2024 en resultaten
SDE++ 2023 (kamerstuk 31 239, nr. 398) alleen geschreven dat nieuwe Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-beschikkingen
(SDE++-beschikkingen) voor de productie van bio-energie aan de eisen van de Renewable
Energy Directive (RED-III) moeten voldoen, aangezien lidstaten expliciet de ruimte
hebben gekregen om hun biomassabeleid (zowel binnen RED-II als nu RED-III) aan te
scherpen? Waarom wordt dit ruimere kader niet vermeld?
Vraag 2
Is hier overwogen om de mogelijkheid tot aanscherping mee te nemen in de besluitvorming?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de afwegingen om hier geen gebruik van te maken?
Vraag 3
Welke aanbevelingen heeft u meegekregen van de Minister voor Klimaat en Energie over
beleidsontwikkelingen rondom de duurzaamheidscriteria voor biogrondstoffen?
Vraag 4
Op welk wetenschappelijk bewijs is de bewering dat Bio-Energy with Carbon Capture
Storage (BECCS) een manier is om negatieve emissies te bereiken gebaseerd?
Vraag 5
Wat gaat u doen om de klimaatdoelen te halen als blijkt dat negatieve emissies op
deze wijze niet mogelijk zijn, aangezien u zelf ook aangeeft dat de ontwikkeling van
negatieve emissies in Nederland nog in de kinderschoenen staat, terwijl een belangrijk
deel van de Nederlandse klimaatdoelen wel is gebaseerd op negatieve emissies?
Vraag 6
Waar is de opmerking op gebaseerd dat koolstofverwijdering op korte termijn kan worden
gerealiseerd «onder andere door in te zetten op carbon capture and storage (CCS) bij
biomassa-energiecentrales»? Uit welk onderzoek blijkt dat dit op korte termijn mogelijk
is?
Vraag 7
Kunt u de berekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor de SDE++ van
het basisbedrag voor CCS bij (relatief kleinschalige) biomassa-energiecentrales, waar
in de brief naar wordt verwezen, delen met de Kamer?
Vraag 8
Als er inderdaad bij de herziening van het European Union Emissions Trading System
(ETS) een waardering voor negatieve emissies, bijvoorbeeld door certificaten, zou
komen, worden dan de SDE++-subsidies voor deze categorie verder beperkt?
Vraag 9
Waar wordt naar gerefereerd in het verzoek aan het PBL om in de marktconsultatie voor
de SDE++ 2025 breed te kijken naar «biogene emissies en mogelijkheden tot afvang»?
Vraag 10
Welke andere technieken voor negatieve emissies worden onderzocht? Wat is de status
van dit onderzoek en wie voert de inventarisatie uit?
Vraag 11
Bent u bereid onderzoek naar de langetermijnvisie op negatieve emissies uit te laten
voeren door een wetenschappelijk instituut zoals bijvoorbeeld European Academies Science
Advisory Council (EASAC), Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW),
Joint Research Centre (JRC), Sociaal-Economische Raad (SER) in plaats van het PBL?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Bent u bereid zich in Europees verband uit te spreken om de bekostiging van negatieve
emissies zoals BECCS door het ETS in elk geval niet op biomassaverbranding te richten?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Gezien de hoge kosten voor BECCS in de praktijk, hoe effectief lijkt het u om dit
te laten financieren door het ETS?
Vraag 14
Kunt u aangeven naar welk afbouwpad wordt gerefereerd in het hoofdlijnenakkoord (Kamerstuk
36 471, nr. 37) van de aanstaande regering als er staat dat «er zo snel mogelijk wordt gestopt met
het subsidiëren van bio-energie gecombineerd met CO2-opvang en opslag (BECCS) en biomassacentrales, conform het eerder afgesproken afbouwpad»?
Vraag 15
Bent u, in lijn met het hoofdlijnenakkoord, voornemens om de subsidies voor de SDE-ronde
van 2025 voor biomassacentrales te schrappen, ondanks dat deze voor de ronde van 2024
nog wel zijn gegeven?