Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Ministers voor Klimaat en Energie
en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het onderzoek «De keuze voor
warmtenetten of andere warmteoplossingen» (ingezonden 13 juni 2024).
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het onderzoek «De keuze voor warmtenetten of andere warmteoplossingen»
van Berenschot?1
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de uitkomst van het onderzoek dat de kosten van warmtenetten
(in het geval van een onderzochte casus in Den Haag) vanuit maatschappelijk perspectief
dertig procent goedkoper blijken dan individuele all-electric warmtepompen?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u in dat licht de conclusie van de gemeente Den Haag van eind 2023
dat collectieve warmtenetten op dat moment niet financieel haalbaar waren? Ziet u
hierin een opdracht voor het Rijk om, gezien de maatschappelijke meerkosten, het aanleggen
van warmtenetten financieel aantrekkelijker te maken?
Vraag 4
Ziet u noodzaak om het maatschappelijk kostenvoordeel van warmtenetten meer tot uitdrukking
te laten komen in de eindverbruikerskosten? Zo ja, op welke manieren wilt u dat bereiken?
Vraag 5
Leidt volgens u de in het ontwerpWet collectieve warmte verankerde kostprijsplusmethode
in de praktijk tot een hogere of lagere prijs voor eindgebruikers? Klopt het dat lange
tijd gedacht is dat deze methode tot lagere prijzen voor eindgebruikers zou leiden
dan nu, maar dat inmiddels bij warmtebedrijven de verwachting is dat de prijzen voor
eindgebruikers zullen stijgen?
Vraag 6
Wat betekent uw antwoord op vraag 5 concreet voor burgers die sinds kort vastzitten
aan een warmtenetproject, zoals in Schiedam Groenoord? Op welke wijze kunt u (kwetsbare)
eindgebruikers die bewust hebben gekozen om van aardgas los te komen met de verwachting
dat de warmteprijs niet hoger zou worden, tegemoetkomen dan wel voorkomen dat zij
in de toekomst worden geconfronteerd met een onverwacht flink hogere energierekening?
Vraag 7
Wat verwacht u dat de bijdrage is van de Warmtenet-Investeringssubsidie (WIS) aan
een oplossing voor de geschetste problematiek? Op welke wijze zet u deze subsidie
in om zoveel mogelijk nieuwe warmtenetaansluitingen te realiseren?
Vraag 8
Bent u bereid om te bezien of u de middelen van de WIS in kunt zetten via een maatwerkaanpak,
zoals bij de industrie, door minder vanuit generieke regels te kijken (scherp begrensd
per woning en project), maar door te kijken naar wat nodig is om de grote vastgelopen
projecten, zoals in Amsterdam, Den Haag en Utrecht, vlot te trekken?
Vraag 9
Bent u bereid om de WIS nog dit jaar te evalueren om te bezien of de regeling inderdaad
op de juiste manier in elkaar zit om de warmtetransitie zoveel mogelijk te versnellen?
Vraag 10
Bent u bereid om opties in kaart te brengen hoe de totale maatschappelijke kosten
beter kunnen meegewogen in de keuze voor een warmte-oplossing, bijvoorbeeld door advisering
door de netbeheerders bij het opstellen van de energieplanologie verplicht te stellen?
Vraag 11
Hoe verhoudt het subsidiebeleid voor individuele warmtepompen zich tot plannen voor
de aanleg van warmtenetten? Acht u het noodzakelijk om in het beleid rekening te houden
met situaties waarin er al concrete plannen zijn om een wijk op het warmtenet aan
te sluiten?
Vraag 12
Bent u bereid om te onderzoeken of en zo ja, hoe de kosten van het energiesysteem
eerlijker verdeeld zouden kunnen worden, bijvoorbeeld door de infrakosten van warmtenetten
(voor een groter deel) te socialiseren of door eindgebruikers van warmtenetten een
lager vastrecht te laten betalen voor stroom dan gebruikers met een warmtepomp?
Vraag 13
Bent u bereid om te verkennen op welke manier de bereidheid tot investeren in warmtenetten
kan worden vergroot en te onderzoeken of de aanpak, zoals die bij wind op zee is toegepast,
ook toepasbaar is bij de investeringen in warmtenetten, bijvoorbeeld door als Rijk
garanties te bieden en de risico’s voor marktpartijen te verkleinen of door middel
van een investeringsfonds het aantrekkelijker te maken voor grote investeerders als
pensioenfondsen te investeren in warmtenetten?