Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contact) aan de Minister voor Rechtsbescherming
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de rechtsbescherming
van ouders en kinderen bij spoedverzoeken aan de kinderrechter (ingezonden 27 mei
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel van Tromp over de tekortschietende rechtsbescherming
van ouders en kinderen bij spoedverzoeken aan de kinderechter?1
Vraag 2
Deelt u de daarin neergelegde visie dat de urgentie om een spoedmaatregel te nemen
niet afdoet aan de verplichting van de kinderrechter om de genomen beslissing controleerbaar
en aanvaardbaar te motiveren, zowel ten aanzien van (i) de beslissing om zonder zitting
een beslissing te nemen en ten aanzien van (ii) de concrete feiten en omstandigheden
waarop de genomen beslissing rust?
Vraag 3
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat de rechtsbescherming van ouders (en
kinderen) moet worden versterkt doordat wanneer beslissing is genomen zonder voorafgaande
zitting, alsnog binnen uiterlijk drie dagen een zitting moet plaatsvinden?
Vraag 4
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat de rechtsbescherming van ouders (en
kinderen) moet worden versterkt door toevoeging van een advocaat aan de ouders?
Vraag 5
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat bezien vanuit de artikelen 6 en 8
van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) het besluitvormingsproces na een spoedverzoek de in het artikel beschreven
gebreken vertoont?
Vraag 6
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat wanneer de wetgever de spoedprocedure
in het jeugdrecht zou inrichten in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit
het EVRM, de procedure zou zijn ingericht in overeenstemming met de in 2020 ingevoerde
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd)?
Vraag 7
Als u die visie deelt, welke maatregelen wilt u dan treffen om de rechtsbescherming
in lijn met het artikel te versterken, zodat ouders en kinderen in ieder geval de
minimale rechtsbescherming krijgen die hen verdragsrechtelijk toekomt?
Vraag 8
Deelt u de visie van Tromp die stelt dat bij het nemen van een crisismaatregel op
grond van de Wvggz en de Wzd een inbreuk wordt gemaakt op dezelfde fundamentele rechten
als bij een spoedmaatregel in de jeugdzorg? Zo ja, noodzaakt dat dan niet dat ouders
en kinderen hetzelfde hoge niveau van rechtsbescherming krijgen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
U hebt besloten om onderzoek te doen naar de onterechte uithuisplaatsingen2: wat is de stand van zaken met betrekking tot dat onderzoek?
Vraag 10
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2024, waarin
opnieuw een onterechte uithuisplaatsing centraal staat als gevolg van een – zo blijkt
uit de uitspraak – een onzorgvuldig genomen spoedmaatregel?3
Vraag 11
Vindt u dat die uitspraak van de rechtbank Den Haag in samenhang genomen met de eerdere
uitspraken die u onderzoekt en die hebben geleid tot onterechte uithuisplaatsingen,
noopt tot onmiddellijke versterking van de rechtsbescherming van ouders en kinderen?
Vraag 12
Bent u bereid om, vooruitlopend op wetgeving, maatregelen te nemen die ertoe leiden
dat in lijn met het hoge niveau van rechtsbescherming die de Wvggz en de Wzd aan de
betrokkene bieden, ouders en kinderen altijd een controleerbaar en aanvaardbaar gemotiveerde
beschikking krijgen, binnen uiterlijk drie dagen na het nemen van een spoedmaatregel
worden gehoord en dan worden bijgestaan door een advocaat naar eigen keuze of bij
gebreke van een eigen keuze ambtshalve toe te voegen advocaat?
Vraag 13
Als die bereidheid bij u ontbreekt, kunt u dan toelichten hoe in weerwil van wat Tromp
in zijn artikel stelt, wel kan worden aangenomen dat de rechtsbescherming van ouders
en kinderen beantwoordt aan de verdragsrechtelijke uitgangspunten die in het artikel
worden genoemd?
X Noot
1B.R. Tromp, «Rechtsbescherming van ouders en kinderen schiet tekort bij spoedverzoeken
aan de kinderrechter», NJB 2024/17, p. 330.
X Noot
2Algemeen Dagblad, 4 juli 2023, Minister doet onderzoek naar onterechte uithuisplaatsing
kinderen: «Dit is afschuwelijk».
X Noot
3Rechtbank Den Haag, 25 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7370.