Vragen van het lid Van Zanten (BBB) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de reactie op de motie van het lid Van Zanten c.s. over geen subsidiebeleid voor inclusie en diversiteit met een dwingend karakter en een evenredigere verdeling van cultuursubsidies over Nederland (ingezonden 7 maart 2024).

Vraag 1

U schijft in uw brief van 5 februari 2024 dat bij het vormgeven van het cultuurbestel vanaf 2029 de Code Diversiteit en Inclusie opnieuw zal worden afgewogen1; hoe rijmt u dat met de aangenomen motie van het lid Van Zanten c.s.2, waarmee een meerderheid van de Kamer heeft aangegeven dat (culturele) diversiteit en inclusie geen dwingende voorwaarden mogen zijn bij een aanvraag voor een cultuursubsidie?

Vraag 2

Is bij u bekend dat, ondanks dat er geen sprake was van dwingende sturing op diversiteit en inclusie in de bis-periode 2021–2024, instellingen en lokale overheden wel degelijk verregaande maatregelen op dit vlak namen?3

Vraag 3

Kunt u aangeven op welke wijze aan aanvragers in aanloop naar de bis-periode 2025–2028 kenbaar is gemaakt dat er geen harde norm werd gesteld voor het naleven van de Code Diversiteit en Inclusie?

Vraag 4

Hoe gaat u de aanvragen over de bis-periode 2025–2028 wegen, nu de Kamer heeft uitgesproken dat eisen m.b.t. (culturele) inclusie en diversiteit geen dwingend karakter mogen hebben bij de toekenning van cultuursubsidies?

Vraag 5

Naast de bis kent het ministerie vele subsidie-instrumenten voor cultuur en media. Hoe neemt u de Kameruitspraken daarin mee?

Vraag 6

Kunt u meetbaar onderbouwen dat het meenemen van geografische spreiding in beoordelingscriteria bij aanvragen ook daadwerkelijk heeft geleid tot een evenredigere verdeling van cultuursubsidies over Nederland?


X Noot
1

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 106

X Noot
2

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 82

X Noot
3

bis: culturele basisinfrastructuur

Naar boven