Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de rol van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten bij een kort-geding tegen een landelijk dagblad (ingezonden 24 januari 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten een vordering tot tussenkomst heeft ingesteld in de kort geding procedure tussen advocaat Royce de Vries en het Algemeen Dagblad?

Vraag 2

Hoe vaak heeft een deken de afgelopen 10 jaar een vordering tot tussenkomst ingesteld in een civiele procedure tussen een advocaat en een andere partij?

Vraag 3

In welke situaties kan het volgens u geboden zijn dat een lokale deken een vordering tot tussenkomst instelt en wat zou volgens u dan de zelfstandige vordering mogen zijn die een deken vervolgens instelt?

Vraag 4

Welke belangen dienen volgens u te worden afgewogen bij de beslissing voor een deken om een zelfstandige procespositie in te nemen in een civiele procedure tegen een journalist, publicist of nieuwsmedium en wie houdt toezicht op de juistheid en zorgvuldigheid van deze belangenafweging?

Vraag 5

Vindt u dat namens de Orde van Advocaten standpunten ingenomen mogen worden die indruisen tegen de persvrijheid en/of de persvrijheid beknotten? Zo ja/nee, waarom?

Vraag 6

In hoeverre acht u het wenselijk dat een lokale deken onderdeel wordt van een civiele procedure tegen een landelijk dagblad en stellingen inneemt over het wettelijk recht op bronbescherming van journalisten alsmede de persvrijheid?

Vraag 7

Bent u bereid om nadat vonnis is gewezen in gesprek te gaan met de Algemene Raad van de Orde van Advocaten alsmede de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten over waarom laatstgenoemde zich op nadrukkelijke wijze gemengd heeft in een civiele procedure van een advocaat tegen het Algemeen Dagblad?

Naar boven