Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over een AOW-gat voor AOW-gerechtigden die enkele jaren in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea hebben gewoond (ingezonden 19 juli 2023).

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat er 740 Algemene Ouderdomswet (AOW)-gerechtigden zijn die tussen 1957 en 1962 enkele jaren in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea hebben gewoond en ooit ingezetene van Nederland zijn geweest, die kampen met een AOW-gat?

Vraag 2

Bent u bekend met het feit dat Nieuw-Guinea net als Suriname pas na invoering van de AOW onafhankelijk is geworden?

Vraag 3

Kunt u schetsen waarom het feit dat er bij de onafhankelijkheid van Nieuw-Guinea geen toescheidingsovereenkomst is gesloten van zodanig belang is dat het een onderscheid rechtvaardigt in compensatie van deze groep en de groep die wel gecompenseerd wordt?

Vraag 4

In hoeverre is het mogelijk om deze groep van 740 personen, ondanks het feit dat de situatie afwijkt van de Surinaamse situatie wegens het ontbreken van een toescheidingsovereenkomst, toch te compenseren?

Vraag 5

Welke andere relevante overwegingen ziet u aangaande het besluit om deze groep al dan niet te compenseren?

Vraag 6

Bent u bekend met het feit dat het gaat om een totale gemiste AOW-opbouw van € 11 miljoen? In hoeverre ziet u mogelijkheden om een eenmalige financiële tegemoetkoming in het leven te roepen voor deze kleine groep?

Vraag 7

Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om deze groep van 740 AOW-gerechtigden die enkele jaren in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea hebben gewoond van een eenmalige compensatie te voorzien?

Vraag 8

Bent u bereid om te onderzoeken in hoeverre ook andere groepen met een AOW-gat eenmalig gecompenseerd zouden kunnen worden, zoals mensen die enkele jaren gewoond hebben op de Nederlandse Antillen, de Molukken of in Indonesië?

Naar boven