Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de eenzijdige agenda van de VN-onderzoekscommissie (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden (ingezonden 8 juni 2023).

Vraag 1

Herinnert u zich de Nederlandse kritiek op verschillende aspecten van het mandaat van de United Nations Human Rights Council (UNHRC) Commission of Inquiry (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden?1

Vraag 2

Bent u nog steeds van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld? Zo ja, wat doet Nederland om het mandaat en de termijn te wijzigen, en wat betekent uw kritiek concreet voor de Nederlandse houding ten aanzien van de COI en haar bevindingen?

Vraag 3

Is Nederland door de Verenigde Staten gevraagd om opnieuw een kritisch statement over de COI mee te tekenen? Zo ja, is Nederland bereid dit te doen, net als in 2022? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in uiteenlopende Verenigde Naties (VN)-gremia?

Vraag 5

Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in specifiek de VN-Mensenrechtenraad, om zo bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld?

Vraag 6

Wilt u bij het verschijnen van het volgende COI-rapport ingaan op de vraag hoe objectief, zorgvuldig en accuraat de bevindingen daarin zijn, en de Kamer hierover nader informeren?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3429 «Antwoord op vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Ceder over kritiek op het mandaat, de werkwijze en het eerste rapport van de onderzoekscommissie (COI) naar Israël en de Palestijnse gebieden binnen de VN-Mensenrechtenraad», 06-07-2022

Naar boven