Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Leijten (SP) aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister-President over een Wob/Woo-verzoek uit
januari 2021 naar de reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» (ingezonden 4 mei 2023).
Vraag 1
Klopt het dat u meer dan twee jaar geleden een zeer specifiek Wob-verzoek ontvangen
heeft met de volgende strekking: a. alle conceptversies van de Kamerbrief met de reactie
van het kabinet op het rapport «Ongekend onrecht» en b. van het nieuwsbericht getiteld
«Kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» dat is gepubliceerd op rijksoverheid.nl
over de periode van 3 januari 2021 tot en met 18 januari 2021; en c. de redeneerlijnen,
Q&A's, en memo's met betrekking tot de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht»
over de periode van 10 januari 2021 tot en met 18 januari 2021.
Vraag 2
Kunt u heel precies aangeven hoe u de afgelopen 2 jaar met dit Wob/Woo-verzoek bent
omgesprongen en kunt u elke processtap in een tijdlijn zetten, inclusief overleg,
bezwaren, beroepen, ingebreke stellingen, gerechtelijke uitspraken? Wilt u daarbij
de reacties van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Algemene Zaken
(AZ), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Financiën (Fin), de landsadvocaat
en anderen niet vergeten?
Vraag 3
Klopt het dat een van de stappen in dit proces geweest is dat de rechtbank Midden
Nederland op 10 juni 2022 het beroep van de indiener gegrond verklaard en het besluit
van 15 september 2021 vernietigd1, voor zover daarin is beslist over openbaarmaking van de concepten van de Kamerbrief
en voor zover het Wob-verzoek niet is doorgestuurd.
Vraag 4
Kunt u die uitspraak en de andere uitspraken van de rechtbank over dit Wob-verzoek
aan de Kamer doen toekomen?
Vraag 5
Herinnert u zich dat u in antwoord op mijn Kamervragen, die gesteld waren op 21 juli
2022 en beantwoord zijn op 15 september 2022 een lijst stuurde met in behandeling
zijnde Wob/Woo-verzoeken bij het Ministerie van Algemene Zaken per 16/6/2023 en dat
het oudste verzoek daarop 373 dagen oud was?
Vraag 6
Waarom stond dit Woo-verzoek niet op de lijst?
Vraag 7
Kunt u een herziene lijst sturen?
Vraag 8
Herinnert u zich dat vraag 13 van deze vragenset, die gericht was aan de Minister
van Binnenlandse Zaken en de Minister van Algemene Zaken luidde: «Bent u bereid ervoor
te zorgen dat voor 1 september aanstaande een besluit genomen wordt en stukken gepubliceerd
worden op alle Wob-besluiten, waarop u volgens de rechter een besluit moet nemen?»2
Vraag 9
Herinnert u zich dat het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken luidde: «Er
zijn op dit moment binnen mijn Ministerie geen besluiten in behandeling waarop volgens
de rechter binnen een daartoe gestelde termijn een besluit moet worden genomen.»?
Vraag 10
Kunt u verklaren waarom dit verzoek niet vermeld is bij dat antwoord? Zijn er nog
meer Woo-verzoeken die aan de Kamer gemeld hadden moeten worden?
Vraag 11
Kunt u een inventarislijst die bij dit Woo-verzoek hoort, openbaar maken en alle stukken
die daarop staan aan de Kamer doen toekomen (verzoek onder artikel 68 Grondwet)?
Vraag 12
Klopt het dat er Wob/Woo-verzoeken gedaan zijn naar de afhandeling van dit Wob/Woo-verzoek?
Zo ja, wanneer zijn die gedaan en bij wie?
Vraag 13
Kunt u aangeven waar het besluit van het Ministerie van Algemene Zaken over het Woo-verzoek
naar de afhandeling van het Woo-verzoek gepubliceerd is? Indien het niet gepubliceerd
is, waarom is het dan niet gepubliceerd en kunt het u het aan de Kamer doen toekomen?
Vraag 14
Kunt u ook de andere Woo-verzoeken daarover publiceren?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de gang van zaken in de afhandeling van het Woo-verzoek?
Vraag 16
Kunt u deze vragen voor 22 mei 12.00 uur beantwoorden i.v.m. de commissiedebatten
op 23 en 24 mei over de afhandeling van «Ongekend Onrecht» en over de Woo?
Indien u een of twee vragen niet kunt beantwoorden voor dat tijdstip, kunt u dan de
andere antwoorden wel voor genoemd tijdstip naar de Kamer sturen en aangeven waarom
de overige vragen niet tijdig beantwoord konden worden?
X Noot
1Rechtbank Midden-Nederland, 10 juni 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2280
X Noot
2Aaanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4032