Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de levering van chipmachines aan China (ingezonden 28 maart 2023).

Vraag 1

Wat is de reden dat u in uw brief aan de Kamer van 8 maart 2023 specifiek niet «China» benoemde met betrekking tot de uitgebreide exportcontrole van halfgeleiders?

Vraag 2

Is er een mogelijkheid dat Nederlandse productieapparatuur van halfgeleiders via tussenhandelaren en tussenlanden alsnog in handen kan komen van China? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 3

Hoe gaat u voorkomen en controleren dat Nederlandse chipmachines niet via-via alsnog in handen komen van China, bijvoorbeeld via andere landen en bedrijven waarmee China een vriendschappelijke band heeft?

Vraag 4

Bent u voorstander van het opzetten van een internationale samenwerking tussen gelijksoortige landen die chipmachines produceren, bijvoorbeeld gelijkvormig aan de Organization of the Petroleum Exporting Countries (OPEC)? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Lopen andere chipproducerende landen zoals Duitsland gelijk met Nederland wat betreft exportbeperking van chiptechnologie aan China?

Vraag 6

Waarom gaat Nederland «per geval» exportvergunningaanvragen beoordelen? Creëert een heldere scheidslijn niet meer duidelijkheid en zorgt een beoordeling «per geval» niet juist voor veel grijze gebieden waardoor Nederlandse chiptechnologie uiteindelijk op onwenselijke plekken kan eindigen?

Vraag 7

Betekent uw uitspraak dat u exportvergunningen «per geval» gaat verlenen dat elke vergunning een soort «internationale koehandel» wordt waarin ook per geval onderhandeld moet worden?

Vraag 8

Voor hoelang geldt deze exportbeperking?

Vraag 9

Welke andere stappen kan Nederland nog nemen om de exportbeperking te verbreden, bijvoorbeeld door niet alleen geavanceerde chiptechnologie in te perken maar ook de meer gangbare technologie?

Vraag 10

Kunt u deze vragen beantwoorden alvorens 4 april 17:00 (vanwege het ingeplande commissiedebat China op 5 april)?

Naar boven