Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de plannen die de provincies moeten maken voor stikstofdoelen in 2030, terwijl de wet 2035 voorschrijft en over de juridische onhaalbaarheid van onteigenen op basis van het Aerius-model (ingezonden 20 maart 2023).

Vraag 1

Bent u bekend met het gegeven dat in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering een resultaatsverplichting is vastgelegd dat het areaal van de stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden, waarop de depositie van stikstof niet groter is dan de hoeveelheid in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van deze habitats niet op voorhand is uit te sluiten, in 2035 74 procent bedraagt?

Vraag 2

Klopt het dat de provincies op of rond 1 juli 2023 stikstofplannen moeten indienen waarin dit doel niet in 2035 maar in 2030 wordt gehaald, omdat dat in het coalitieakkoord staat, maar nog niet in de wet staat?

Vraag 3

Op welk moment wordt de wetgeving ingediend om 2030 in de wet te verankeren?

Vraag 4

Zal de wetgeving die wordt ingediend de deadline op 2030 zetten, zal er een andere deadline worden gekozen of zullen er ontsnappingsclausules worden ingebouwd?

Vraag 5

Hoe denkt u provincies te kunnen dwingen om plannen te maken op basis van een nog niet bestaande wet? Wat is daarvoor de wettelijke grondslag?

Vraag 6

Herinnert u zich dat de Kamer, via de motie van het lid Omtzigt, een onafhankelijk juridisch advies heeft aangevraagd over de geschiktheid van de gemodelleerde stikstofdeposities van individuele bronnen voor het toekennen of intrekken van Wet Natuurbescherming (Wnb)-vergunningen, omdat er enorm sterke twijfel is of je boeren kunt onteigenen op basis van waarden in het Aerius-model?1

Vraag 7

Kunt u aangeven hoe u die motie gaat uitvoeren door de conceptopdracht en degene aan wie u voornemens bent de opdracht te gunnen aan de Kamer te doen toekomen?

Vraag 8

Kunt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, onder andere omdat deze vragen van belang zijn voor de nieuwe Staten en de nieuwe colleges?


X Noot
1

Kamerstuk 34 682, nr. 144

Naar boven