Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de beoordeling van habitats in de standaardgegevensformulieren (ingezonden 21 februari 2023).

Vraag 1

Hoe kan het dat in het onderbouwende rapport van de Wageningen Universiteit voor de standaardgegevensformulieren (SDF) nauwelijks habitats zijn aangemerkt als behorend tot categorie D «aanwezig, maar weinig waardevol» (omdat het habitattype slechts in een weinig waardevolle vorm in het gebied voorkomt), waarvoor geen instandhoudingsdoelen hoeven te worden vastgesteld?12

Vraag 2

Kunt u aangeven hoe in andere lidstaten wordt omgegaan met het karteren van habitattypen? Wordt daar ook uitgegaan van een minimumomvang van 100 vierkante meter? In hoeverre worden in andere lidstaten habitattypen wel aangemerkt als «aanwezig, maar weinig waardevol»?3

Vraag 3

Hoe kan het dat habitats in verschillende gebieden geen enkele punten scoren wat betreft representativiteit voor een bepaald habitattype en toch worden aangemerkt als hebbende «beduidende representativiteit» (categorie C), terwijl de typering «aanwezig, maar weinig waardevol» (categorie D) mogelijk meer voor de hand had gelegen?

Vraag 4

Op welke wijze is rond 2014 beoordeeld of habitats moeten worden aangemerkt als categorie D «aanwezig, maar weinig waardevol»? Is de veronderstelling juist dat daarbij vooral gekeken is naar de oppervlakte, zoals aangegeven in het rapport «Implementatie Natura 2000 in Nederland (2011)» en niet zozeer naar het voorkomen dan wel ontbreken van kenmerkende soorten (criterium genoemd door de Europese Commissie)?45

Vraag 5

Op welke wijze is of wordt voorkomen dat habitattypen in aanwijzingsbesluiten van gebieden zijn of worden opgenomen waar «veel van de kenmerkende soorten» ontbreken, zoals in het voorgestelde Wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden?6

Vraag 6

Is de veronderstelling juist dat habitats, behorend bij een bepaald habitattype, maar waar geen typische soorten voorkomen, moeten worden aangemerkt als «aanwezig, maar weinig waardevol» (categorie D)? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Waarom wordt het habitattype H2130A (grijze duinen, kalkarm) in het aanwijzingsbesluit voor Natura 2000-gebied Westerschelde opgenomen, terwijl sprake is van een zeer klein oppervlak (SDF: 0,03 hectare; AERIUS: 0,9 hectare), het habitat geen punten scoort voor representativiteit (SDF) en voor het betreffende habitattype een omvang van tientallen hectares nodig is voor een optimale functionele omvang (zoals in de leeswijzer Natura 2000 profielen 2014 staat)? Waarom is dit habitattype niet aangemerkt als «aanwezig, maar weinig waardevol»?7

Vraag 8

Waarom wordt het habitattype H7140B (veenmosrietland) in het aanwijzingsbesluit voor Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving opgenomen, terwijl sprake is van een zeer klein oppervlak (0,4 hectare), het habitattype in het SDF geen punten scoort voor representativiteit en door de natuurbeheerder wordt aangegeven dat de kwaliteit zo matig is en het zo’n klein deel van het oppervlak is dat «je het eigenlijk geen veenmosrietland kunt noemen»? Waarom is dit habitattype niet aangemerkt als «aanwezig, maar weinig waardevol»?8

Vraag 9

Waarom is de minimale oppervlakte voor de meeste habitattypen vastgesteld op 100 vierkante meter en niet gerelateerd aan de optimale functionele omvang, zoals deze ook in de «leeswijzer Natura 2000 profielen (2014)» zijn opgenomen, terwijl dat laatste aspect evenzeer van belang is in het licht van het al dan niet categoriseren van een habitattype als «aanwezig, maar weinig waardevol»?9

Vraag 10

Is de veronderstelling juist dat gelet op het onderbouwende rapport van de Wageningen Universiteit voor de SDF (aansluitend op het betreffende Uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie) de beoordeling van de behoudsstatus moet worden gezien als een absolute beoordeling die in de tijd kan worden gevolgd, waarbij scores niet beïnvloed zijn door scores voor habitats in andere gebieden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Hoe kan het dat actief hoogveen, ondanks forse en langdurige overschrijding van de kritische depositiewaarden, in verschillende gebieden bij de beoordeling zoals opgenomen in de SDF een uitstekende behoudsstatus heeft gekregen vanwege een uitstekende structuur en/of uitstekende vooruitzichten wat betreft de instandhouding van functies en vergunningaanvragen ondertussen wel afketsen in verband met de genoemde overschrijding van kritische depositiewaarden en geen rekening wordt gehouden met de uitstekende behoudsstatus?


X Noot
1

Wageningen University Research, augustus 2014, «Habitattypen in Natura 2000-gebieden» (https://edepot.wur.nl/314180).

X Noot
2

Europese Commissie, 11 juli 2011, «Uitvoeringsbesluit betreffende een gebiedsinformatieformulier voor Natura 2000 gebieden» (2011/484/EU).

X Noot
3

Ministerie van Economische Zaken, september 2014, «Leeswijzer Natura 2000 profielen».

X Noot
4

Ministerie van Economische Zaken, 13 september 2011, «Implementatie Natura 2000 in Nederland» (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-129388.pdf).

X Noot
5

Europese Commissie, 11 juli 2011, «Uitvoeringsbesluit betreffende een gebiedsinformatieformulier voor Natura 2000 gebieden» (2011/484/EU).

X Noot
6

Europese Commissie, 11 juli 2011, «Uitvoeringsbesluit betreffende een gebiedsinformatieformulier voor Natura 2000 gebieden» (2011/484/EU)).

X Noot
7

Ministerie van Economische Zaken, september 2014, «Leeswijzer Natura 2000 profielen» (https://www.natura2000.nl/sites/default/files/profielen/Habitattypen_profielen/Leeswijzer%20natura%202000%20profielen%202014.pdf).

X Noot
8

De Volkskrant, 17 februari 2023, «Friesland zit in zijn maag met half voetbalveldje aan stikstofgevoelig mos» (https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/friesland-zit-in-zijn-maag-met-half-voetbalveldje-aan-stikstofgevoelig-mos~bf6c830b/).

X Noot
9

Ministerie van Economische Zaken, september 2014, «Leeswijzer Natura 2000 profielen».

Naar boven