Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
over belemmeringen in het gebruik van elektrische voertuigen, terwijl we dit gebruik
juist willen stimuleren (ingezonden 21 december 2022).
Vraag 1
Hoe kijkt u aan tegen de ontwikkeling dat er steeds meer elektrische voertuigen in
ontwikkeling zijn en op de markt komen, die zich niet zo makkelijk laten categoriseren
en in feite tussencategorieën vormen tussen auto, motor, fiets en dergelijke? Zou
u deze vraag willen beantwoorden in het licht dat deze tussencategorieën niet in de
wet- en regelgeving zijn opgenomen?
Vraag 2
Zou u de voorgaande vraag ook willen beantwoorden in het licht dat we het gebruik
van deze elektrische voertuigen willen stimuleren, maar dat gebruikers van in het
bijzonder voertuigen die erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling op een
auto zijn gaan lijken, in de praktijk en in de wet- en regelgeving aanlopen tegen
belemmeringen in het gebruik ervan, zoals de Virtos, de LEF (die eerst de naam E-one
had) en de Carver S+?
Vraag 3
Zou u op een rij willen zetten op welke elektrische voertuigen, die binnen dergelijke
tussencategorieën vallen, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zicht heeft?
Vraag 4
Zou u per elektrisch voertuig in een dergelijke tussencategorie inzichtelijk kunnen
maken welk rijbewijs er nodig is, en waarom specifiek dat rijbewijs nodig is en andere
categorieën van het rijbewijs kennelijk minder geschikt zijn?
Vraag 5
Zou u per elektrisch voertuig in een dergelijke tussencategorie inzichtelijk willen
maken of dit voertuig ook gebruikt mag worden bij het afleggen van het rijexamen?
Zou u daarbij willen aangeven waarom ervoor is gekozen om dit voertuig hiervoor wel
of niet toe te staan?
Vraag 6
Hoe wordt er in de gaten gehouden of bepaalde doorontwikkelingen van voertuigen ervoor
zorgen dat een andere categorie rijbewijs voor dat type voertuig meer op zijn plaats
is? Zou u de criteria voor deze afwegingen inzichtelijk willen maken?
Vraag 7
Zou u twee voorbeelden kunnen geven van het proces en de criteria zoals genoemd in
de voorgaande vraag; één waarbij een bepaalde doorontwikkeling voor de benodigdheid
van een ander type rijbewijs heeft gezorgd en één waarbij op basis van de genoemde
criteria is besloten dat dit niet nodig was? Zou u deze voorbeelden willen uitwerken
op een manier die inzichtelijk maakt hoe dit proces verloopt en op welke manier deze
criteria worden toegepast?
Vraag 8
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat een deel van de genoemde elektrische voertuigen
erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling op een auto zijn gaan lijken,
terwijl er een rijbewijs benodigd is voor een ander categorie voertuig?
Vraag 9
Welke mogelijkheden zijn er om wet- en regelgeving zo in te richten dat er voor het
besturen van elektrische voertuigen die erg op een auto lijken of door een doorontwikkeling
op een auto zijn gaan lijken, ook het bezit van een B-rijbewijs afdoende is? Zou u
deze vraag willen beantwoorden in het licht van vraagstukken op het gebied van het
acceleratievermogen, de wendbaarheid, de balans van het voertuig, de plaats op de
weg, de zichtbaarheid voor andere weggebruikers, en niet in de laatste plaats de verkeersveiligheid?
Vraag 10
Welke mogelijkheden zijn er om de L2e- en de L5e-categorieën voor lichte voertuigen
weer toe te voegen aan de regeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen
(VAMIL) en de Milieu-investeringsaftrek (MIA)-regelingen en een subsidie voor de L-categorie
in te voeren, zodat verschillende elektrische voertuigen die op een auto lijken, of
door een doorontwikkeling op een auto zijn gaan lijken, niet tussen wal en schip vallen
of dreigen te vallen omdat deze twee fiscale stimuleringsmaatregelingen vanaf 2022
niet meer van kracht zijn en deze lichte voertuigen niet onder de nieuwe subsidieregeling
vallen?
Vraag 11
Deelt u de opvatting dat het goed zou zijn als er vaart gemaakt zou worden met de
ontwikkeling van het zogenaamde Lichte Elektrisch Voertuigen (LEV) -kader?