Vragen van de leden Leijten (SP) en Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie
over het bericht «Inspectie: burgers onvoldoende beschermd tegen geluidsoverlast windmolens»
(ingezonden 18 oktober 2022).
Vraag 1
Kunt u verklaren hoe het kan dat op basis van een Wet open overheid-verzoek wordt
geantwoord dat de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheidstoets (HUF)
er in 2009 niet was, terwijl die er wel bleek te zijn? Hoe reflecteert u op deze informatiehuishouding?1
Vraag 2
Staat u achter de opvatting van destijds dat in deze HUF-rapportage persoonlijke beleidsopvattingen
staan en waardoor het niet met de Kamer gedeeld kon worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 3
Deelt u de mening dat de HUF-toets onderdeel is van de besluitvorming en op die grond
behoort te worden gedeeld, zeker bij navraag, met de volksvertegenwoordiging? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat een advies van een verantwoordelijke inspectie die waarschuwt
dat bewoners onvoldoende beschermd zijn door een geluidsnorm op basis van een jaargemiddelde,
onderdeel moet zijn van de informatie die de Kamer krijgt? Op welke manier heeft u
gehoor gegeven aan dit advies en op welke manier heeft u het beleid hierop aangepast?
Vraag 5
Is te achterhalen hoe er destijds landelijke geluidsnormen voor windmolens zijn opgesteld,
zonder dat er acht geslagen is op de adviezen van de inspecties in de HUF-toets? Hoe
reflecteert u op deze besluitvorming?
Vraag 6
Erkent u dat de bezwaren van bewoners en de schade aan hun gezondheid als gevolg van
geluidshinder voorspeld worden in de HUF-toets en dat de bezwaren en gezondheidsschade
voorkomen hadden kunnen worden als de toets serieus was genomen? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Vraag 7
Vindt u dat er voldoende inhoudelijk is omgegaan met de bezwaren van bewoners en dat
er naar behoren getoetst kon worden of de windmolens voldoen aan de geluidsnormen?
Vindt u het niet op zijn minst opmerkelijk om geluid op basis van een «jaargemiddelde»
te meten, omdat dit geen recht doet aan piek-hinder?
Vraag 8
Op welke manier waarborgt u dat de nieuwe norm voldoende handhaafbaar is zonder afhankelijk
te zijn van informatie van de exploitant?
Vraag 9
Wilt u borgen dat bij nieuwe afstandsnormen en geluidsnormen niet opnieuw met gemiddelden
gewerkt zal worden, waardoor schadelijke effecten worden weggepoetst? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Vraag 10
Bent u bereid om op basis van nieuw gestelde normen de al bestaande windmolenparken,
en al vergunde projecten, opnieuw te toetsen aan dat beleid en indien nodig compenserende
maatregelen te nemen, dan wel bedrijven te vragen dit te doen, om bewoners in hun
zorgen tegemoet te komen?
Vraag 11
Hoe kijkt u naar de conclusie van het onderzoek van Arcadis, gedaan in opdracht van
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, dat de Nederlandse geluidsnormen
lager zijn dan in de vergeleken landen? Op welke manier gaat u de andere conclusies
uit het rapport wegen in het opstellen van de nieuwe normen (Kamerstuk 33 612, nr. 80)?
Vraag 12
Wat heeft de onduidelijke en ondeugdelijke bescherming van omwonenden van windparken
volgens u gedaan met het draagvlak van wind-op-land? Deelt u de mening dat strenge
en duidelijke normen het draagvlak voor wind-op-land kunnen vergroten?
Vraag 13
Vindt u het ook pijnlijk dat er nu haast lijkt te zijn om windmolenparken op basis
van de oude normen te vergunnen, nu blijkt dat deze normen onvoldoende rekening houden
met de belasting voor omwonenden? Lopen deze projecten risico nu helder is dat de
HUF-toets uit 2009 is genegeerd in de besluitvorming?
Vraag 14
Met welke partijen spreekt u bij het opstellen van de nieuwe normen? Op welke manier
worden private belangen en zorgen van bewoners gewogen bij het opstellen van de nieuwe
normen?
Vraag 15
Deelt u de mening dat er nu gekozen moet worden, vanuit het voorzorgsprincipe, voor
strengere normen die in de toekomst niet wederom ter discussie gesteld zullen worden?