Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief «Stand van zaken derogatie van de nitraatrichtlijn» (ingezonden 6 september 2022).

Vraag 1

Welk effect zal het verdwijnen van de derogatie concreet hebben op de waterkwaliteit, wanneer zijn deze effecten meetbaar en wat is de benodigde kwaliteit?1

Vraag 2

Welke financiële gevolgen zal dit plan concreet hebben op (agrarisch) bedrijfsniveau, inclusief misgelopen inkomsten, extra kosten voor afzet en extra kosten voor het kopen van kunstmest? Welke financiële gevolgen zal het hebben voor het totale agrocomplex?

Vraag 3

Kunt u aangeven hoe u bent gekomen tot een tijdelijke transitietegemoetkoming van € 10.000,– per bedrijf? Waarop is dit bedrag precies gebaseerd? Hoeveel bedrijven hebben hier genoeg aan en hoeveel bedrijven komen te kort?

Vraag 4

Welk effect heeft het afbouwpad voor boeren die niet deelnemen aan de derogatie?

Vraag 5

In hoeverre kunnen niet-derogatie bedrijven hier ook aanspraak op maken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Wat betekent deze afbouwderogatie voor de (financiële) uitgangspositie van jonge boeren en tuinders? Op welke manier worden zij geholpen?

Vraag 7

Wat betekent dit afbouwpad voor de financierbaarheid van agrarische bedrijven door banken de komende tijd?

Vraag 8

Op welke manier wordt voorkomen dat gebieden met veel intensieve landbouw in verhouding heel veel compensatie krijgen ten opzichte van gebieden met weinig intensieve landbouw, aangezien juist de extensieve bedrijven zouden moeten worden beloond?

Vraag 9

Deelt u de zorg dat het vervallen van de derogatie intensivering in de hand zal werken? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Is er genoeg kunstmest beschikbaar om de afbouw van dierlijke mest te kunnen compenseren?

Vraag 11

Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rondom een derogatie voor kunstmestvervangers van dierlijke oorsprong (welke voldoen aan de RENURE-criteria van het Joint Research Centre (JRC))? Onderschrijft u dat er meer inzet moet komen op het toestaan van het gebruik van kunstmestvervangers?

Vraag 12

Hoe wordt de transitie naar kunstmestvervangers vormgegeven? Is hier al een concreet plan voor en op welke manier wordt dit gefinancierd?

Vraag 13

Hoe zorgt u ervoor dat per 1 januari 2023 (of zoveel eerder als mogelijk) de inzet van kunstmestvervangers van dierlijke oorsprong (welke voldoen aan de RENURE-criteria van het JRC) bovenop de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke mest in Nederland mogelijk is?

Vraag 14

Hoe staat het afbouwen van derogatie in verhouding tot de ambitie om als land minder afhankelijk te zijn van gas, aangezien bij de productie van kunstmest veel gas gebruikt wordt en CO2 vrijkomt bij het transport van kunstmest?

Vraag 15

Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat dit plan praktisch uitvoerbaar is voor de agrarische sector?

Vraag 16

Op welke manier kan de ambitie op het gebied van grondgebondenheid nog gehaald worden wanneer er een afbouwplan voor derogatie komt? Zijn de gewenste Grootvee eenheden (GvE)-normen dan nog wel realistisch? Onderschrijft u hiermee ook dat het belang van het gebruik van kunstmestvervangers alleen maar meer toeneemt?

Vraag 17

Welk effect heeft het verdwijnen van derogatie op de bodemvruchtbaarheid?

Vraag 18

Bent u ervan op de hoogte dat de maatwerkaanpak als alternatief op het generieke 7e actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn (APN) nu voor veel boeren geen alternatief meer is, gezien het feit dat de bufferstroken verplicht generiek worden verbreed? Kunt u aangeven wat de consequenties hiervan op het Nationaal Strategisch Plan (NSP) en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn?

Vraag 19

Hoe wordt de markt voor varkensmest opgevangen, aangezien bij het verliezen van de derogatie akkerbouwers eerder zullen kiezen voor melkveemest en de vraag naar varkensmest daarmee zal dalen?

Vraag 20

Hoe wordt omgegaan met de waarschijnlijke wijziging van het bouwplan van melkveehouders, aangezien het aantrekkelijker zal worden om af te wijken van de 80/20 regel, wat uiteindelijk ook effect heeft op de waterkwaliteit?

Vraag 21

Bent u ervan op de hoogte dat alle dierlijke mest van graasdierbedrijven al op het land is uitgereden en er nog geen duidelijkheid is over wat nu wel en niet is toegestaan? Hoe worden bedrijven tegemoetgekomen die nu te veel mest voor een verhoogde prijs hebben afgezet of in opslag hebben?

Vraag 22

Bent u ervan op de hoogte dat de extra eisen die worden opgelegd om een derogatie toegewezen te krijgen zeer streng zijn, waardoor boeren met percelen in de 34 meest kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden uitgesloten worden van derogatie terwijl zij al jaren werken aan de waterkwaliteit? Vindt u ook dat juist deze boeren moeten worden beloond? Wegen de voordelen van het verdwijnen van derogatie (verbeterde waterkwaliteit) nog op tegen de nadelen?

Vraag 23

Welke impact heeft een afbouwpad voor derogatie op de nog te ontwikkelen en uit te voeren gebiedsgerichte aanpak?

Vraag 24

Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan motie van de leden Bisschop, Geurts en Lodders waarin de regering onder andere verzocht werd de Kamer zo veel als mogelijk te informeren over de verschillende stappen en contactmomenten bij de derogatieonderhandelingen met betrekking tot de aanvullende voorwaarden, de opstelling van het ministerie daarbij en de wijze waarop de sector betrokken is geweest? Kunt u in dat kader een tijdlijn van het afgelopen jaar schetsen?2


X Noot
1

Kamerbrief, 5 september 2022 «Stand van zaken derogatie van de Nitraatrichtlijn» (Documentnummer 2022D33993).

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1266.

Naar boven