Vragen van de leden Thijssen en Piri (beiden PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken» (ingezonden 24 mei 2022).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken»1?

Vraag 2

Bent u het ermee eens dat, gezien de mensenrechtenschendingen van het regime van Kadyrov en het feit dat er al Europese sancties gelden tegen personen die verantwoordelijk zijn voor foltering en onder­drukking van LGBTI-personen en politieke tegenstanders in Tsjetsjenië, het doen van zaken met dit regime en in het bijzonder het maken van een «investeringsgids voor de Tsjetsjeense Republiek» door PwC totaal onacceptabel is? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 3

Bent u het ermee eens dat deze bedrijven volgens zowel de UN Guiding Principles on Business and Human Rights als de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen negatieve gevolgen voor mensenrechten dienen te voorkomen, en dat zij in dit geval hun due diligence-verplichting op het gebied van mensenrechten onvoldoende hebben uitgeoefend? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 4

Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgens u tot het Nederlandse mensenrechtenbeleid, waarbinnen de bescherming van de LGBTI-gemeenschap prioriteit heeft?

Vraag 5

Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgend u tot de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende Corporate Sustainability Due Diligence and amending Directive (EU) 2019/1937?

Vraag 6

Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat u ondernemen om er op korte termijn al voor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen onder de OESO-richtlijnen houden?

Vraag 7

Welke specifieke rol speelde de Nederlandse ambassade in Moskou verder bij het informeren van deze bedrijven over de mensenrechtenrisico’s in Rusland en Tsjetsjenië in het bijzonder? Op welke manier heeft de ambassade deze bedrijven ondersteund bij het zaken doen in Tsjetsjenië?

Vraag 8

Zijn deze bedrijven door de Nederlandse overheid op enigerlei wijze gewezen op de grote risico’s die zij liepen om betrokken te raken bij mensenrechtenschendingen? Zo ja, op welke wijze?

Vraag 9

Was de Nederlandse Atradius betrokken bij garantstellingen voor het afdekken van risico’s voor deze bedrijven? Zo ja, op welke wijze?

Vraag 10

Bent u het er daarnaast mee eens dat, gezien de nauwe banden tussen Ramzan Kadyrov en Vladimir Poetin en de mogelijke betrokkenheid van Tsjetsjeense strijders in Oekraïne, zaken doen met het Tsjetsjeense regime niet langer mogelijk zou moeten zijn? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?

Vraag 11

Bent u bereid om in EU-verband ervoor te pleiten dat sancties die al gelden tegen individuen in Tsjetsjenië, worden uitgebreid?

Vraag 12

Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen onder de OESO-richtlijnen houden?

Naar boven