Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de bescherming van wilde bijen in het bijenrichtsnoer (ingezonden 22 maart 2022).

Vraag 1

Erkent u dat hommels en wilde, solitaire bijen onder de huidige toelatingsprocedure voor landbouwgif niet beschermd zijn, zoals bevestigd in de tekst van het originele bijenrichtsnoer1, waardoor een nieuw richtsnoer noodzakelijk is dat deze insectensoorten wel bescherming biedt?

Vraag 2

Bent u bekend met de nieuwe cijfers van het Compendium voor de Leefomgeving over bijensterfte en de zorgen die voornamelijk leven over de afname van wilde bestuivers?2 Kunt u bevestigen dat 54% van de wilde bijen en hommels die in Nederland zijn aangetroffen op de Rode Lijst van bedreigde soorten staan?

Vraag 3

Erkent u dat het originele bijenrichtsnoer bevestigt dat hommels en solitaire bijen «potentieel kwetsbaarder zijn voor pesticiden dan honingbijen» en dat een «additionele veiligheidsfactor gesuggereerd wordt om rekening te houden met deze verschillen in kwetsbaarheid»?3 Hoe beoordeelt u deze zinsnede en hoe houdt u hier rekening mee?

Vraag 4

Deelt u de zorg dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in het met de Kamer gedeelde advies4 voorsorteert op de hantering van 10% toelaatbare bijensterfte door een landbouwgif, terwijl het Nederlandse standpunt maximaal 7% bijensterfte hanteert? Hoe beoordeelt u dit?

Vraag 5

Op welke studies baseert het Ctgb dit verruimde advies met betrekking tot 10% sterfte van wilde bijen? Kunt u de studies die genoemd worden in tabel 2 op pagina 3 (7 veldstudies voor hommels; 8 veldstudies voor solitaire bijen) met spoed met de Kamer delen, zodat de Kamer hier tijdig en volledig over geïnformeerd wordt?

Vraag 6

Kunt u bevestigen dat het schadelijke effect van een bepaalde pesticide op (wilde) bijen bepaald wordt door middel van vergelijkende studies met controlevelden, waarin de controlevelden moeten aangeven wat de natuurlijke sterfte of natuurlijke variatie van de insectensoort zou zijn?

Vraag 7

Beaamt u dat deze controlevelden gebieden zouden moeten waar geen landbouwgif mag worden aangetroffen, zoals natuurgebieden, of ten minste onbespoten biologische akkers, om de natuurlijke sterfte te kunnen meten?

Vraag 8

Kunt u uitsluiten dat deze controlevelden in de praktijk gangbare landbouwvelden zijn, die wel bespoten worden, alleen niet met de pesticide waar op dat moment op getoetst wordt?

Vraag 9

Deelt u de mening dat als gangbare percelen gebruikt zouden worden als controle, men niet de natuurlijke sterfte meet, maar de achtergrondsterfte van bijen die wordt veroorzaakt door de deken van landbouwgif? Indien hier sprake van is, hoe gaat u dit stoppen?

Vraag 10

Kunt deze vragen beantwoorden voor de vergadering van het Europese Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 30 en 31 maart 2022?


X Noot
1

EFSA, Guidance on the risk assessment of plant protection products on bees (Apis mellifera, Bombus spp. and solitary bees,2013, p. 13: «In addition, it is acknowledged that the previous approach did not cover the potential exposure and hence risk to bumble bees or solitary bees.»)

X Noot
2

Compendium voor de Leefomgeving, 18 maart 2022, Bijensterfte in Nederland, 2006 – 2021 (https://www.clo.nl/indicatoren/nl0572-oorzaken-bijensterfte).

X Noot
3

EFSA, Guidance on the risk assessment of plant protection products on bees (Apis mellifera, Bombus spp. and solitary bees,2013, p. 12).

X Noot
4

Ctgb-appreciatie van EFSA (2022) ter voorbereiding op de EU discussiebijeenkomst over beschermdoelen voor hommels en solitaire bijen, februari 2022

Naar boven