Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Segers, Ceder (beiden ChristenUnie) en De Roon (PVV) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingover over de brief «Uitkomsten en kabinetsappreciatie extern onderzoek UAWC» van 5 januari 2022 (ingezonden 10 maart 2022).

Vraag 1

Wilt u het formele onderzoeksmandaat voor onderzoeksbureau Proximities met de Tweede Kamer delen?

Vraag 2

Kan het zijn dat vanwege de kabinetsopdracht aan Proximities om zich te beperken tot controleerbare en te verifiëren informatie, juist ter zake relevante informatie buiten het onderzoek is gebleven?

Vraag 3

Waarop heeft Proximities haar definitie van Popular Front for the Liberation of Palestine(PFLP) gebaseerd? Is dit bijvoorbeeld afgestemd met andere relevante actoren binnen andere EU-landen?

Vraag 4

In hoeverre en waarom zou openbaarmaking van organisaties die behoren tot de maatschappelijke tak van de PFLP deze organisaties daadwerkelijk onevenredig beschadigen?

Vraag 5

Wat bedoelt u precies met het principe van «do no harm»1 , en hoe weegt u dat af tegen a) het belang van transparantie richting het Nederlandse parlement en Nederlandse burgers, en b) het voorkomen van (indirecte) financiering van personen die mogelijk banden hebben met een terroristische organisatie?

Vraag 6

Bent u vanuit het oogpunt van transparantie alsnog bereid het externe rapport en/of het interne relaas hierover openbaar te maken?

Vraag 7

Hoe beoordeelt u de keuze van Proximities om ook diverse maatschappelijke organisaties te beschouwen als onderdeel van de PLFP, ook in het licht van het feit dat UAWC niet als «terroristisch» is aangemerkt door de EU of de VN?

Vraag 8

Welke maatschappelijke organisaties zijn onderdeel van de «maatschappelijke tak van de PFLP», hoeveel ontwikkelingsgeld is en wordt aan deze organisaties betaald, en overweegt u de subsidies aan deze organisaties stop te zetten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Volgens de Israëlische overheid zijn er nog meer organisaties gelieerd aan de PFLP, namelijk Addameer, Al-Haq, Defense for children International – Palestine, Union of Palestinian women committees and Health Work Committees. Zijn dit de in het onderzoek van Proximities bedoelde organisaties?

Vraag 10

Welke banden bestaan er tussen de vijf hiervoor genoemde organisaties en de PFLP?

Vraag 11

Op welke wijze(n) wordt, in het kader van de aanscherping van «due diligence», het antwoord gecontroleerd op de vraag hoe een organisatie omgaat met werknemers of bestuursleden die mogelijk deel uitmaken van organisaties die op de EU en VN-sanctielijst staan?

Vraag 12

In hoeverre heeft u er vertrouwen in dat betreffende organisaties, in tegenstelling tot de UAWC, openheid van zaken geven?

Vraag 13

Kunt u de verzekering geven dat door de Nederlandse gesteunde NGO’s in de Palestijnse gebieden geen «groot Palestina» (dus verdwijning of vernietiging van Israël) nastreven?

Vraag 14

Waarom worden voor diverse projecten in de Palestijnse gebieden de uitvoerende organisaties niet (meer) of slechts zeer algemeen omschreven op de website https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl waar het Ministerie van Buitenlandse zaken de activiteiten, begroting en resultaten van projecten publiceert die (mede) worden gefinancierd met Nederlandse ontwikkelingsgelden?

Vraag 15

Wilt u de informatievoorziening op dit punt zo snel mogelijk verbeteren/herstellen?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuzu (DENK), ingezonden 3 februari 2022 (vraagnummer 2022Z01862).


X Noot
1

Kamerstuk 23 432, nr. 486.

Naar boven