Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken
en Klimaat over de NAM-afvalwaterlozing in Twente (ingezonden 9 maart 2022).
Vraag 1
Welke mijnbouwhulpstoffen worden er gebruikt door de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) en andere betrokken partijen bij de oliewinning in Schoonebeek? Welke komen
daarvan in het afvalwater terecht en welke bij lozing in Twente?
Vraag 2
Wat is de chemische naam van deze mijnbouwhulpstoffen en in welke hoeveelheden komen
ze voor in het NAM-afvalwater bij de winning in Schoonebeek en lozing en opslag in
Twente, zowel relatief als absoluut, en welke gevaren kleven aan deze stoffen voor
mens en milieu?
Vraag 3
Welk energietarief wordt bij NAM in rekening gebracht voor de productie van stoom
ten behoeve van de oliewinning in Schoonebeek en hoe hoog is de korting voor de betrokken
grootgebruiker van deze energie?
Vraag 4
Behoren de betrokken stoomfabriek en andere bedrijven betrokken bij de oliewinning
in Schoonebeek tot de groep van bedrijven, die worden afgeschakeld, respectievelijk
worden stopgezet bij een onverhoopt gastekort in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
De afvalwaterinjectie vindt volgens uw antwoord van 7 februari jl. op de vragen 1,
5 en 6 (aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2020–21, nr. 1598) niet plaats in het kader van een opslagvergunning, maar is gekoppeld aan de oliewinning
in Schoonebeek en het uitgangspunt is volgens u dat het afvalwater niet meer wordt
opgepompt. Kunt u dan uitleggen wat de rechtsgrond is voor de lozing van NAM-afvalwater
in Twente, op grond waarvan geen aparte lozingsvergunning nodig is voor de opslag
van NAM-afvalwater uit Schoonebeek?
-
– volgens de MvT bij art. 3 van de Mijnbouwwet is het niet altijd duidelijk of tijdens
de opslag natrekking of zaaksvorming optreedt. In beide gevallen zal de Staat echter
eigenaar worden van de opgeslagen stoffen. Is de Staat als eigenaar van de blijvend
of tijdelijk opgeslagen stoffen, gedurende de opslagperiode aansprakelijk voor de
eventuele schade veroorzaakt door de opslag? Zo nee, waarom niet?
-
– moet de oliewinningsinstallatie in Schoonebeek, de pijpleiding voor afvalwater naar
Twente en de installatie voor de opslag van het afvalwater in Twente gezien worden
als één mijnbouwwerk in de zin van artikel 1 Mijnbouwwet? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat betekent dit voor de reikwijdte van het begrip omwonenden langs de pijplijn
vanaf de oliewinningsinstallatie in Schoonebeek tot aan de NAM-afvalwaterinjectie
in Twente?
Vraag 6
Waarom maakt u geen gebruik van de wettelijke bevoegdheid op grond van art. 30 en
art. 36, lid 3 juncto art. 39, lid 1 sub b van de Mijnbouwwet om de vergunning voor
winning van olie in Schoonebeek (met als direct gevolg lozing van afvalwater in Twente)
direct in te trekken, vanwege het in artikel 29, lid 2 Mijnbouwwet genoemde belang
van de veiligheid voor omwonenden, het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele
werken, het planmatig gebruik of beheer van aardwarmte of grondwater met het oog op
de winning van drinkwater of bijvoorbeeld veranderde omstandigheden (zoals gebrek
aan draagvlak) of gewijzigde inzichten zoals genoemd in artikel 36 van de Mijnbouwwet?
Vraag 7
Wie beoordeelt de aanvaardbaarheid van de risico’s op zware ongevallen voor mens en
milieu in relatie tot de kosten van risicoreductie als bedoeld in artikel 33a van
de Mijnbouwwet?
Vraag 8
Waarom is artikel 33a van de Mijnbouwwet in verband met de zorg voor een goede uitvoering
van activiteiten en beheersing van risico’s, blijkens lid 1 van dat artikel, wel van
toepassing op de opsporing en winning van koolwaterstoffen, maar niet op het opslaan
van stoffen?
Vraag 9
Zijn er nadere regels gesteld voor de opslag van afvalwater in Twente op grond van
art. 49 Mijnbouwwet in verband met de veiligheid van omwonenden, de bescherming van
het milieu en het voorkomen van schade als bedoeld in art. 49, lid 2 van die wet?
Zo ja, welke, zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Heeft de opslag van NAM-afvalwater in Twente gevolgen voor de mogelijkheid drinkwater
of aardwarmte te (blijven) winnen, zo ja, welke, zo nee, waarom niet?