Vragen van het lid Peter de Groot (VVD) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Aanpak woningnood op drijfzand: planning 1,2 miljoen huizen is wensdenken» (ingezonden 4 februari 2022).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Aanpak woningnood op drijfzand: planning 1,2 miljoen huizen is wensdenken»?1

Vraag 2

Kunt u, onder verwijzing naar het artikel waaruit blijkt dat er veel haken en ogen zitten aan de opgegeven plancapaciteit, ingaan op de genoemde onzekerheden, zoals dat elke provincie de plannen anders optelt, perioden waarin wordt geteld niet overeenkomen of dat sloopplannen niet van het totaal aantal plannen wordt afgetrokken?

Vraag 3

Bent u bereid om zelf beter inzichtelijk te krijgen hoeveel concrete bouwplannen er daadwerkelijk zijn door middel van data en duidelijke criteria en daarbij voortvarend aan de slag te gaan om de plancapaciteit betrouwbaar in beeld te krijgen?

Vraag 4

Acht u het wenselijk dat provincies standaard 30% extra nieuwe woningen plannen om uitval op te vangen en het overschot aan plannen op papier te halen?

Vraag 5

Zijn er manieren om die uitval tegen te gaan en de eventuele 30% in te zetten voor flexibele aanpassingen?

Vraag 6

Hoe kijkt u aan tegen het aanstellen van Kwartiermakers (of iets soortgelijks) om bouwlocaties vlot te trekken en gemeenten te helpen met expertise?

Vraag 7

Hoe kijkt u aan tegen het inzetten van een team van verschillende disciplines bij deze Kwartiermakers die gemeenten gaat ondersteunen om de businesscase van het ontwikkelen van woningen rond te maken? Denk u hierbij ook aan experts op het gebied van grondexploitaties, vergunningverlening, bouwen en bouwconcessie-onderhandelingen?

Vraag 8

Gezien de opgave die er ligt om op te schalen naar 100.000 woningen, hoeveel kwartiermakers en teams zijn er nodig om de helpende hand te bieden aan voldoende gemeenten?

Vraag 9

Welke instrumenten zijn er nog meer nodig om op een snelle manier scherp inzicht te krijgen in het aantal woningen dat gebouwd zou kunnen worden, omdat het op korte termijn nodig is om voor Nederland voldoende betaalbare woningen te hebben?

Vraag 10

Onder verwijzing naar het artikel waarin is te lezen dat gemeentelijke beleidsmedewerkers stoeien met de definitiekwestie van harde en zachte plannen, wat kunt u doen om deze wisselwerking te verbeteren en om te voorkomen dat belangrijke details over de haalbaarheid van plannen verdwijnen?

Vraag 11

Kunt u reflecteren op de uitspraak «De ruimtelijke ordening van Nederland vergt een verdere horizon dan vasthouden aan het magische jaartal 2030»?

Vraag 12

Gelet op het in het artikel gestelde dat tot en met 2035 51% van de plancapaciteit uit eengezinswoningen bestaat, terwijl van de huidige woningvoorraad 64% een eengezinswoning is, hoe gaat u de juiste keuzes maken over wat we gaan bouwen en waar, om te voorkomen dat we de komende jaren een woningtekort voor bepaalde doelgroepen creëren zoals starters, jongeren en ouderen?

Vraag 13

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

Naar boven